Rb. 's-Hertogenbosch, 30-06-2010, nr. 213932 / BP RK 10-849
ECLI:NL:RBSHE:2010:BN1389
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
30-06-2010
- Zaaknummer
213932 / BP RK 10-849
- LJN
BN1389
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2010:BN1389, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 30‑06‑2010; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2010/291 met annotatie van E. Loesberg
AR-Updates.nl 2010-0579
VAAN-AR-Updates.nl 2010-0579
Uitspraak 30‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Kort gezegd gaat het er om dat een vordering terzake kennelijk onredelijk ontslag pas ontstaat door de toekenning daarvan door de kantonrechter. Het gaat dus om een toekomstige vordering, waarvoor in het algemeen geen beslag kan worden gelegd. In dit geval geen gegevens verstrekt die een uitzondering zouden kunnen rechtvaardigen.
beschikking
RECHTBANK 'S HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht, Voorzieningenrechter.
zaaknummer / rekestnummer: 213932 / BP RK 10-849
beschikking van 30 juni 2010
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. A.R.A. Lenaerts te Eindhoven.
Het verzoek is gericht tegen:
[gerekestreerde]
wonende te [woonplaats],
gerekestreerde.
1. Procesgang
Op 16 juni 2010 is namens verzoeker een verzoekschrift ingediend tot het leggen van conservatoir beslag. Nadat mr. A.R.A. Lenaerts telefonisch is gehoord, heeft zij het verzoekschrift op 17 juni 2010 ingetrokken en heeft zij namens verzoeker een gewijzigd verzoekschrift ingediend. Vervolgens is mr. A.R.A. Lenaerts wederom telefonisch gehoord, waarna zij het laatste verzoekschrift per brief d.d. 21 juni 2010 namens verzoeker nader heeft toegelicht. Gerekestreerde is niet gehoord en niet opgeroepen.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot het mogen leggen van conservatoir verhaalsbeslag ten laste van gerekestreerde onder een derde, te weten de koper van onroerend goed van gerekestreerde. Volgens verzoeker heeft gerekestreerde de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opgezegd en is gerekestreerde daarom aan hem een schadevergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoeding begroot verzoeker op € 19.000,00. Verzoeker is voornemens een procedure bij de kantonrechter te starten, als gerekestreerde na de beslaglegging niet vrijwillig tot betaling van dat bedrag overgaat.
3. De beoordeling
3.1. Ingevolge het in artikel 7:681 BW bepaalde kan een rechter in geval van een kennelijk onredelijke opzegging een schadevergoeding toekennen. Anders dan bij het "gewone" schadevergoedingsrecht is de toekenning door de rechter voor het ontstaan van de vordering een constitutief element. Die toekenning heeft in dit geval nog (lang) niet plaatsgevonden. De vordering bestaat op dit moment dus niet. Hooguit kan er gesproken worden van een toekomstige vordering.
3.2. In het algemeen is conservatoir verhaalsbeslag voor een toekomstige vordering niet mogelijk. Voor een uitzondering op die regel is slechts dan plaats indien (a) het zeer waarschijnlijk is dat die vordering inderdaad zal gaan ontstaan en (b) het verhaalsrisico alsdan groot te achten is.
ad (a)
3.3. Wat de waarschijnlijkheid van het ontstaan van de vordering betreft heeft verzoeker uitsluitend aangevoerd dat hij ongeschoold is, thans 45 jaar is en negen jaar bij gerekestreerde in dienst is geweest, ontslagen is wegens bedrijfsbeëindiging, geen ontslagvergoeding heeft gekregen en vreest dat hij weinig kansen heeft op de arbeidsmarkt. Het door hem verdiende loon, zijn arbeidsverleden voordat hij in dienst bij gerekestreerde trad, zijn gezinsomstandigheden, de wijze waarop de dienstbetrekking bij gerekestreerde is vervuld, dat alles is onvermeld gebleven. Van eventuele bijzondere omstandigheden wordt geen melding gemaakt, behoudens de hierna onder ad (b) te noemen opbrengst van de verkoop van drie percelen, welke de reden voor de bedrijfsbeëindiging vormde.
3.4. Gelet op het bovenstaande kan weliswaar worden aangenomen dat het niet onwaarschijnlijk is dat een vergoeding zal worden toegekend, maar daarmee is nog niet aan het genoemde criterium voldaan, te weten dat het zeer waarschijnlijk is dat de vordering zal gaan ontstaan. Opgemerkt zij dat de kantonrechter daarover pas beslist nadat hij ook gerekestreerde in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over hetgeen verzoeker wenst.
ad (b)
3.5. Verzoeker heeft aangevoerd dat gerekestreerde drie percelen grond heeft verkocht aan de Provincie Noord-Brabant voor de prijs van € 2.500.000,00. Van die koopsom moet 20% nog worden betaald. Verzoeker wil daarom onder de Provincie beslag leggen.
3.6. Bij een dergelijke koopsom valt - zonder nadere informatie, die ontbreekt - niet in te zien waarom er voor verzoeker een levensgroot verhaalsrisico bestaat ter zake de vordering van de door hem gepretendeerde € 19.000,00.
3.7. Nu aan de vereisten van (a) en (b) niet is voldaan, is er geen grond om de door verzoeker beoogde uitzondering toe te staan.
afweging
3.8. Wanneer voorts in de overweging wordt betrokken dat door het beslag voor de gepretendeerde vordering van € 19.000,00 uitbetaling van een bedrag van (20% van € 2.500.00,00 =) € 500.000,00 zal worden geblokkeerd, dan is daarmee voldoende gemotiveerd waarom het gevraagde verlof zal worden geweigerd.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter weigert het gevraagde verlof.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter.