Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2015288539 160113.1107.EIND (onderzoek 09TFCNocis), opgemaakt door politie Midden-Nederland, bestaande uit:- het einddossier, 22 ordners, pagina 1 tot en met 10.396;- aanvulling 1 op het einddossier NOCIS, 1 ordner, pagina 1 tot en met 555;- aanvulling 2 op het einddossier NOCIS, 1 ordner, pagina 557 tot en met 1057;- aanvulling 3 op het einddossier NOCIS, 1 ordner, pagina 1058 tot en met 1554;- aanvullend dossier 2, 4 ordners, pagina 1 tot en met 1351;- derde aanvullend einddossier NOCIS, pagina 1 tot en met 462;- vierde aanvullend einddossier NOCIS, pagina 1 tot en met 99;- vijfde aanvullend einddossier NOCIS, pagina 1 tot en met 96;- zesde aanvullend einddossier NOCIS, pagina 1 tot en met 213.Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 03-04-2018, nr. 16/705495-15 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2018:1180
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
03-04-2018
- Zaaknummer
16/705495-15 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:1180, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 03‑04‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 03‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Zes mannen zijn door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor het witwassen van bitcoins met een waarde variërend van 1 ton tot 10 miljoen euro. In het onderzoek ‘NOCIS’ heeft de rechtbank gevangenisstraffen opgelegd variërend van 1 tot 3 jaar. De verdachten in het NOCIS-onderzoek zijn onder te verdelen in twee groepen: de bitcoinhandelaren, tevens de hoofdverdachten, en hun klanten. De hoofdverdachten, mannen van 21, 25 en 27 jaar, namen bitcoins aan van hun klanten en zetten deze via een netwerk van rechtspersonen om in grote contante geldbedragen. Hierbij werd gebruik gemaakt van een zogenaamde mixerdienst, bedoeld om de herleidbaarheid van de bitcointransacties te bemoeilijken. De hoofdverdachten garandeerden hun klanten anonimiteit. De contante bedragen werden in openbare gelegenheden aan de klanten overhandigd. Hiervoor werd een ongebruikelijk hoge commissie in rekening gebracht. De hoofdverdachten controleerden niet waar de bitcoins vandaan kwamen en kunnen daarover ook geen uitleg geven. De rechtbank oordeelt dat het gezien alle omstandigheden niet anders kan dan dat de bitcoins van misdrijf afkomstig waren. Hoewel de hoofdverdachten de bitcoinhandel niet zijn begonnen met een crimineel oogmerk, hebben zij welbewust risico’s genomen waarbij zij zich moesten realiseren dat het ging om bitcoins die van misdrijf afkomstig waren en dat zij hiermee de onderliggende criminaliteit faciliteerden. De 25- en 27-jarige verdachten zijn veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf, de 21-jarige man is veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf. Ook drie klanten van de hoofdverdachten zijn veroordeeld voor witwassen. Ook zij hebben geen uitleg kunnen geven over de herkomst van de door hen aangeboden bitcoins. Een van hen is daarnaast veroordeeld voor het bezit van ruim 5 kilo harddrugs en het voorbereiden van de uitvoer daarvan. Een ander is ook veroordeeld voor een hennepkwekerij. De rechtbank veroordeelt de drie mannen van 29, 39 en 44 jaar tot gevangenisstraffen van respectievelijk 12, 24 en 30 maanden. De officier van justitie is bij de strafeis uitgegaan van richtlijnen die door het Openbaar Ministerie gehanteerd worden. Deze richtlijnen wijken af van de oriëntatiepunten die door rechters gebruikt worden. Ook heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare uitspraken in strafzaken over het witwassen van bitcoins. Daarom vallen de opgelegde straffen lager uit dan wat er geëist is.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705495-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , op het adres [adres] .
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23, 24, 29 en 30 januari 2018. Ter zitting van 20 maart 2018 is het onderzoek gesloten. Eerder is de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2016, 24 maart 2016, 7 april 2016, 15 september 2016, 16 februari 2017 en 7 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officieren van justitie mrs. J.M. Bonnes en A.C. Schaafsma (hierna: de officier van justitie) en van hetgeen verdachte (hierna: [verdachte] ) en mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
2. TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting van 24 maart 2016 nader omschreven en op de zitting van 23 januari 2018 gewijzigd. De tenlastelegging, zoals nader omschreven, is, inclusief de wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
Feit 1: in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland en/of elders in Europa al dan niet samen met anderen contante geldbedragen van respectievelijk
€ 7.607.192,-, € 2.346.200,- en € 50.000,- en 45.242 bitcoins (verkoop) en een hoeveelheid bitcoins (aankoop) heeft witgewassen en van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van deze geldbedragen en/of bitcoins;
Feit 2: in de periode van 28 september 2015 tot en met 15 oktober 2015 te Rotterdam en/of in Nederland en/of elders in en/of buiten Europa al dan niet samen met anderen een hoeveelheid van ongeveer 100 bitcoins ter waarde van € 22.758,- heeft witgewassen;
Feit 3: in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland en/of elders in Europa heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had de volgende misdrijven te plegen: gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 het volgende verweer gevoerd. Niet kan worden bewezen dat [verdachte] vol opzet had op het witwassen van de tenlastegelegde geldbedragen en de bitcoins. Vooropgesteld moet worden dat ook de officier van justitie uitgaat van witwassen zonder brondelict. De officier van justitie stelt dat [verdachte] wist van de risico’s van zijn handel. Wetenschap van risico sluit echter de wetenschap van de criminele herkomst van de bitcoins, en daarmee vol opzet, juist uit. De wetenschap van criminele herkomst kan ook niet worden afgeleid uit de gerelateerde gesprekken in het traject Werken onder Dekmantel, noch uit de door de officier van justitie genoemde witwastypologieën. De omstandigheid dat de bitcoins indirect van darknet markets afkomstig zijn, is evenmin voldoende om die wetenschap aan te nemen, nu er geen bewijs is dat [verdachte] van die herkomst op de hoogte was. Ten aanzien van feit 3, de deelname aan een criminele organisatie, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden bij het bespreken van de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 tussendoor reeds bewijsoverwegingen opgenomen.
4.3.1
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
4.3.1.1 Feiten en omstandigheden
Algemene feiten en omstandigheden
[verdachte] heeft ter zitting het volgende verklaard:
“De voorzitter vraagt mij of ik samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een bedrijf had, ook wel een private exchange genoemd, waarbij wij bitcoins aannamen van derden, deze verkochten bij public exchanges zoals Bitonic, daarvoor gelden ontvingen op bankrekeningen van door ons opgerichte rechtspersonen, van die bankrekeningen contant geld opnamen of lieten opnemen en de verkopende derden voor hun aangeleverde bitcoins contant geld teruggaven. Ja, dat klopt. Ik ben in principe een bekennende verdachte.
De voorzitter vraagt mij of kan worden vastgesteld dat de 675 trades, zoals aangetroffen in de administratie, hebben plaatsgevonden, waaronder die met [G] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [A] , [B] , [C] , [D] , [E] . Jazeker, die trades hebben plaatsgevonden. Cashtrades waren het grootste onderdeel, maar over de jaren is er ook veel online verhandeld via bankrekeningen.
Het kan kloppen dat er in de ten laste gelegde periode een bedrag van ongeveer 7,6 miljoen euro contant is opgenomen en dat er voor een bedrag van ongeveer 2,3 miljoen euro aan bitcoins is verkocht. Een aantal klanten hebben wij in contanten en giraal betaald.
Het kan kloppen dat er ruim 45.000 bitcoins zijn ingewisseld bij Bitonic, waarvan 38.181 in de ten laste gelegde periode.
Het klopt dat ik 100 bitcoins voorhanden had in de periode 28 september 2015 tot en met 15 oktober 2015. Ik was degene die de beschikking had over die bitcoins.
[medeverdachte 1] heeft zich ingekocht in het bedrijf. Wij stonden gelijk. [medeverdachte 2] werkte voor ons. Het bedrijf verdiende het geld, dat wil dus zeggen [medeverdachte 1] en ik. [medeverdachte 2] ontving salaris.”2.
Op het verzoek globaal in te schatten wanneer het start- en eindpunt was dat [medeverdachte 2] bij de bitcoinhandel betrokken was, heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de begindatum in het contract staat. Er was een proefperiode van twee tot drie maanden voordat het contract begon.3.Tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd een document inbeslaggenomen. In de koptekst staat vermeld: “Afspraken samenwerking [medeverdachte 2] / [bedrijfsnaam] 21-10-2014”.4.Over zijn werkzaamheden heeft [medeverdachte 2] verklaard: “In het begin was het vooral naar trades toegaan. Het contact met klanten deed ik in het begin niet, wel pinnen. Naarmate de tijd vorderde, kwam er administratie bij en het contact onderhouden met klanten in de zin van afspraken, maar dat was niet met alle klanten.”5.In de periode dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in Malta zaten, sprak [medeverdachte 2] met hun klanten af, omdat zij er niet bij waren. [medeverdachte 2] handelde in die periode zelfstandig trades af.6.
Contante opnamen ter hoogte van € 7.607.192,-
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich bezig hielden met de inkoop en verkoop van bitcoins. Van de Nederlandse bankrekeningen van de - direct en indirect - aan hen te relateren rechtspersonen is een totaaloverzicht van de relevante transacties gemaakt.7.In totaal is € 7.607.192,- aan contanten opgenomen.8.
Contante geldbedragen ter hoogte van € 2.346.200,-
Tijdens een doorzoeking in het pand aan de [adres] in [woonplaats] werd op 29 september 2015 een laptop aangetroffen en gecodeerd als A.03.08.001.9.Ook is tijdens deze doorzoeking kasadministratie aangetroffen, gecodeerd als A.03.05.001.10.Tijdens een doorzoeking op 29 september 2015 in het pand aan de [adres] werd een bitcoins administratie aangetroffen en gecodeerd als H.02.09.001.11.
Aan de hand van
- a.
Excel-bestand “Saldo Rekeningen.xlsx” afkomstig van Asus laptop (A.03.08.001);
- b.
Hardcopy administratie (H.02.09.001), en
- c.
Hardcopy administratie (A.03.05.001);
is een overzicht gemaakt van de in- en uitgaande geldstromen (hierna: totaallijst trades) over de periode van 8 september 2014 tot en met 28 september 2015.12.Het overzicht telt in totaal 675 transacties, waarvan 356 uitgaande geldstromen en 319 ingaande geldstromen.13.
Uit de totaallijst trades blijkt dat verdachten ook inkomende contante gelden hebben verkregen uit de verkoop van bitcoins. Door de verkoop van bitcoins hebben verdachten vanaf 28 januari 2015 tot en met 17 september 2015 een contant geldbedrag van
€ 2.346.200,- tot hun beschikking gekregen.14.
38.181 bitcoins
Na analyse van de verstrekte gegevens van Bitonic, bleek dat [verdachte] retour-bitcoin adressen had opgegeven.15.
Totaaloverzicht gebruik bitcoin-retouradressen:
BTC-adres eerste tx laatste tx totaal ontvangen
[BTC-adres] 2014-02-21 2015-09-03 17.584,26074601
[BTC-adres] 2014-12-15 2015-06-19 13.314,77931899
[BTC-adres] 2014-09-09 2014-12-14 7.282,0101000316.
100 bitcoins
Op 29 september 2015 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in het kantoorpand op het adres [adres] in [woonplaats] . In ruimte vier werd een kluis aangetroffen en inbeslaggenomen. In de kluis werden drie handgeschreven briefjes aangetroffen.17.Naar aanleiding van het aantreffen van drie A4tjes met daarop vermeld kennelijk inloggegevens van bitcoins wallets en een nummer, respectievelijk [wallet] , [wallet] en [wallet] , is getracht de bitcoinwallets te openen en de mogelijk aanwezige bitcoins te vervreemden:18.
- [wallet] :
bitcoinadres [bitcoinadres] : 0,0198 BTC;19.
- [wallet] :
bitcoinadres [bitcoinadres] : 98,4268101 BTC;20.
- [wallet] :
bitcoinadres [bitcoinadres] : 0,0072 BTC.21.
Bewijsoverweging
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 contante geldbedragen van € 7.6071.92,- en € 2.346.200,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet. Daarnaast stelt de rechtbank aan de hand van het totaaloverzicht ontvangen bitcoins vast dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in totaal 38.181 bitcoins hebben ingeruild bij Bitonic B.V. en een hoeveelheid bitcoins hebben aangekocht of ingeruild bij de in de tenlastelegging onder B genoemde personen. In de periode van 1 september 2014 tot en met 29 september 2015 was ook [medeverdachte 2] hierbij betrokken.
Ter beoordeling staat vervolgens of [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich hiermee schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 28 september 2004, LJN: AP2124).
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen direct bewijs voor de herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins kan worden afgeleid.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat direct bewijs voor een criminele herkomst van het geld/de bitcoins ontbreekt, ligt de vraag voor of op grond van de feiten en omstandigheden - zoals deze uit het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen - sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst.
De rechtbank acht ten aanzien van de vraag of sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen de volgende bewijsmiddelen van belang.
Vermoeden van witwassen
[verdachte] heeft verklaard dat er geen administratie was over de traders en waar hun bitcoins vandaan kwamen.22.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij niet de identiteit controleerde van de persoon met wie hij handelde om de privacy naar klanten toe te waarborgen en hen niet af te schrikken. Hier was weleens met [verdachte] over gesproken, omdat een andere trader het wel deed. Er is voor gekozen om het niet te doen, om de klanten niet af te schrikken.23.
[verdachte] heeft ter zitting het volgende verklaard:
“Wij hanteerden een provisie van tussen de 5 en 15 procent. Als ik een gecalculeerde gok moet doen, was het gemiddeld rond de 9 procent.
Het ging om grote contante bedragen aan bitcoins, die in onder andere een café werden ingewisseld. Er is geen transactie geweest waarbij ik geen gebruik heb gemaakt van Sharedcoin. Het wordt aangeraden vanwege de privacy.”24.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat de winst die het bedrijf (de rechtbank begrijpt: Bitonic B.V.) op een transactie pakt tussen de 0 en 1,5 procent ligt, maar vaker onder de 1 procent dan daarboven.25.Ook volgt uit zijn verklaring dat alle betalingen plaatsvinden via een bankrekening.26.
De deskundige Van Wegberg heeft verklaard dat een Sharedcoin transactie uit meerdere inputs bestaat, als meerdere transacties worden gebundeld, met als doel het bemoeilijken om na te gaan waar de transacties vandaan komen.27.
Op 18 augustus 2015 werd [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat op naam staat van [F] :28.
[F] : Oke, he die eh [J] , hij wil eigenlijk eh ook coins verkopen, maar hij weet niet waar die vandaan komen soort van. Maar op zich maakt dat niet uit toch? Want dan worden ze door zo’n mixer gegooid? (…)
[medeverdachte 1] : Oh ja, dat maakt geen kanker uit
[F] : Nee toch, want ze worden toch in zo’n mixer gegooid toch, soort van.
[medeverdachte 1] : ja.
Bewijsoverweging
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins hebben ingekocht. Een groot aantal van de door hen verkregen bitcoins is vervolgens ingewisseld bij Bitonic voor giraal geld, dat vervolgens contant door hen werd opgenomen. Hierdoor hebben zij in totaal ruim 7 miljoen euro contant voorhanden gekregen. Daarnaast hebben verdachten grote hoeveelheden bitcoins aan derden verkocht voor een groot contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro.
De transacties met hun klanten vonden plaats in openbare gelegenheden, onder meer in cafés, waarbij volgens [medeverdachte 2] de identiteit van de klanten niet werd geregistreerd om de privacy naar klanten toe te waarborgen. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] garandeerden hun klanten anonimiteit. Zoals blijkt uit de verklaring van [verdachte] hanteerden zij bij het inkopen van de bitcoins een provisie van gemiddeld negen procent. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan het percentage dat een regulier bitcoinexchangebedrijf als Bitonic hanteert, bij wie de uitbetaling plaatsvindt via een bankrekening in plaats van in contanten.
Door de verdediging is aangevoerd dat Bitonic in werkelijkheid een tarief hanteerde dat dichter bij het door verdachten gehanteerde tarief lag. Deze - niet feitelijk onderbouwde - stelling wordt weerlegd door de verklaring van de getuige [getuige] , inhoudend dat het percentage dat Bitonic B.V. rekent voor het inwisselen van bitcoins tussen de 0 en 1,5 procent ligt.
Tot slot blijkt uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [F] dat gebruik werd gemaakt van een mixerdienst. [verdachte] heeft verklaard dat bij iedere transactie gebruik werd gemaakt van Sharedcoin. Zoals blijkt uit de verklaring van deskundige Van Wegberg dient deze dienst ertoe de herleidbaarheid van de transacties te bemoeilijken.
Voorgaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen. Alsdan mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen en de bitcoins. Nu [verdachte] hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven en een mogelijke legale herkomst evenmin uit het dossier blijkt, is er geen andere conclusie mogelijk, dan dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap criminele herkomst
De volgende vraag die aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of [verdachte] wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen en bitcoins van enig misdrijf afkomstig waren. Hierbij acht de rechtbank naast het hierboven aangehaalde bewijs de volgende bewijsmiddelen van belang.
[verdachte] heeft tegen politieel informatie-inwinner A-3808 gezegd dat het hem niet uitmaakte met wie hij wisselde als A-3808 maar niet van Al Qaida was of een terrorist. Het maakte voor hem niet uit met wie hij wisselde of zaken deed.29.
[verdachte] heeft verteld dat hij zelf een offshore rekening had in Letland en dat hij de directeur van de bank goed kende. [verdachte] vertelde dat deze Letlandse bank een bankgeheim heeft en erg moeilijk doet over het meewerken naar overheden. Hij vertelde dat als er grote transacties werden gedaan, zijn contact bij de bank in Letland er ook voor zorgt dat er een fake verklaring op de transactie zou staan. [verdachte] vertelde A-3808 het navolgende: “Als je wil witwassen, moet je dat niet doen met de rekening in Letland, maar met een Zwitserse bankrekening. Dat doe ik namelijk ook”.30.
[verdachte] heeft A-3808 verteld dat [H] een aantal bedrijfsnamen op de plank had. [verdachte] vertelde dat de branche erbij werd verzonnen, bijvoorbeeld automaterialen, transport of internetmedia. [verdachte] vertelde A-3808 dat [H] op deze manier er ook voor kon zorgen dat er op de juiste manier werd gefactureerd bij de transacties, zodat de banken en andere overheidsinstellingen geen argwaan hebben. [verdachte] vertelde dat [H] ervoor zorgt dat de banken zich verder stil houden.31.
A-3808 heeft tegen [verdachte] gezegd dat hij met hem wilde afspreken in Nederland voor de overdracht van het geld. A-3808 hoorde [verdachte] tegen hem zeggen dat hij voor deze transactie het risicoprofiel wilde inschatten. A-3808 zei tegen [verdachte] dat de transactie, die zij bezig waren te plannen, ging om gestolen kunst van [I] . A-3808 vroeg aan [verdachte] of hij problemen had met het feit dat de transactie ging om gestolen kunst. A-3808 hoorde dat [verdachte] zei: “Nee, niet echt en ik vind het eigenlijk wel mooi omdat ik [I] haat”.32.
[verdachte] heeft verteld dat als A-3808 de bitcoins zou willen witwassen, hij wel graag een garantie daarvan zou willen zien. [verdachte] liet op de website van bitcoinmixer zien dat je van het witwassen een ‘guarantee’ kan krijgen en deze op de mail kan ontvangen.33.
Bewijsoverweging
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn klanten bitcoins en geldbedragen aan verdachten aanboden die een criminele herkomst hadden.
4.3.1.2 Nadere bewijsoverwegingen en te bespreken verweren
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachten, in het bijzonder die van [medeverdachte 2] bij het ten laste gelegde, leidt de rechtbank het volgende uit de bewijsmiddelen af.
De rechtbank stelt vast dat tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake was van een onderlinge taakverdeling. Zoals blijkt uit de door verdachten afgelegde verklaringen waren [verdachte] en [medeverdachte 1] de eigenaren van het bedrijf en gaven zij daaraan leiding. [medeverdachte 2] was bij dat bedrijf in dienst en hij ontving als medewerker, salaris voor zijn werkzaamheden. [medeverdachte 2] was belast met het (zelfstandig) uitvoeren van trades, het contact onderhouden met de klanten en het bijhouden van de administratie. Bovendien heeft hij al dan niet in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 1] in Nederland trades uitgevoerd op het moment dat zij in Malta verbleven. Gelet daarop was zijn rol bij het uitvoeren van de trades cruciaal. De omstandigheid dat [medeverdachte 2] de bitcoinaccounts niet beheerde en evenmin handelingen heeft verricht via LocalBitcoins, maakt dit niet anders.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De bijdrage van [medeverdachte 2] aan het ten laste gelegde is na 1 september 2014 van zodanig gewicht, dat deze bijdrage kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
In de periode van 1 januari 2014 tot 1 september 2014 was naar het oordeel van de rechtbank bovendien sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het witwassen in nauwe en bewuste samenwerking hebben begaan met hun klanten. De bijdragen van verdachten en hun klanten zijn elk van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Contante opname van € 50.000,- in Polen
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 50.000,-, opgenomen bij Raiffeisenbank Polska in Polen. [verdachte] zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de omvang van het bedrag dat door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is witgewassen, de periode waarin dit heeft plaatsgevonden en het feit dat dit is gebeurd in tenminste 675 transacties, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake, indien deze organisatie wordt gevormd door een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, welke als oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Zoals hiervoor ten aanzien van de wetenschap van [verdachte] van de criminele herkomst van het geld/de bitcoins is overwogen, wordt bewezen verklaard dat hij minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig zou maken aan witwassen. Aldus had [verdachte] (slechts) voorwaardelijk opzet op de door hem - en daarmee op de door de organisatie - gepleegde misdrijven, te weten het gewoontewitwassen. Ditzelfde geldt voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zodat van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) geen sprake is.
Concluderend zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van deelname aan een criminele organisatie, zoals onder feit 3 is ten laste gelegd.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en),
voorwerpen, te weten
A. geldbedragen in Euro, bestaande uit
- contante opnamen ter hoogte van 7.607.192,- Euro en
- contante geldbedragen ter hoogte van 2.346.200,- Euro, welke geldbedragen middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit de verkoop van bitcoins en
B. een grote hoeveelheid bitcoins
- 38.181 bitcoins ingeruild/ingewisseld/verkocht bij Bitonic B.V. en
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/ingeruild bij [G] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [A] en [B] en [medeverdachte 5] en [C] en [D] en [E] (zaaksdossiers 1 tot en met 9)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld terwijl verdachte en zijn mededader(s) telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf en terwijl verdachte en zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt;
Feit 2:
in de periode van 28 september 2015 tot en met 15 oktober 2015, in Nederland voorwerpen, te weten een hoeveelheid van ongeveer 100 bitcoins heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die bitcoins - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Feit 2:
Witwassen.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd het bevel waarbij de voorlopige hechtenis van [verdachte] is geschorst, op te heffen, nu sprake is van herhalingsgevaar en vluchtgevaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie geformuleerde strafeis aanzienlijk te matigen. Allereerst heeft de raadsman erop gewezen dat voor witwassen geen oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) zijn vastgesteld en dat niet kan worden aangesloten bij de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude. Anders dan in een fraudezaak, waar het gehele door een verdachte gefraudeerde bedrag tot voordeel van de verdachte strekt, is in de onderhavige zaak de winst, te weten de netto-provisie, slechts een fractie van het totaal witgewassen bedrag. Bovendien staat op dit moment onvoldoende vast wat de hoogte van het bedrag is dat verdachten, na aftrek van alle kosten, daadwerkelijk hebben verdiend. Evenmin dient de door de officier van justitie aangehaalde richtlijn voor witwassen van het Openbaar Ministerie als uitgangspunt te worden gehanteerd, nu deze richtlijn aanzienlijk afwijkt van de straffen die doorgaans door rechtbanken ter zake van witwassen worden opgelegd. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman uitspraken van verschillende rechtbanken aangehaald. Tot slot dient rekening te worden gehouden met de jeugdige leeftijd van [verdachte] en de omstandigheden dat hij in eerste instantie te goeder trouw was en een first offender is, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Van herhalingsgevaar is geen sprake en het door de officier van justitie aangevoerde vluchtgevaar wordt weerlegd door de verschijning van [verdachte] ter terechtzitting. Daarbij komt dat het daadwerkelijk straffen van een verdachte pas aan de orde is indien de veroordeling onherroepelijk is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, af te wijzen. Niet valt in te zien om welke reden het maatschappelijk belang op dit moment dient te prevaleren boven het persoonlijk belang, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank als volgt.
[verdachte] heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedurende ruim anderhalf jaar een gewoonte gemaakt van het witwassen van ruim tien miljoen euro en een grote hoeveelheid bitcoins. In ruil voor aanzienlijke contante geldbedragen ter hoogte van ruim zeven miljoen euro, hebben verdachten tegen een hoge provisie bij hun klanten bitcoins ingekocht. Een groot deel van die verkregen bitcoins is vervolgens bij Bitonic ingewisseld. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben, ook in het buitenland, op eigen en andermans naam een groot aantal rechtspersonen opgericht en vervolgens op naam van die rechtspersonen diverse bankrekeningen geopend. Op die bankrekeningen werden grote bedragen, afkomstig uit de bitcoinhandel, (door)gestort, die uiteindelijk contant werden opgenomen. Op deze wijze hebben verdachten getracht de zogenaamde ‘paper trail’ te doorbreken. Daarnaast hebben verdachten een contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro verkregen door de verkoop van bitcoins aan derden.
Hoewel de rechtbank ervan uitgaat dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet met een crimineel oogmerk aan de bitcoinhandel zijn begonnen, hebben zij, door op deze wijze te handelen, welbewust risico’s genomen waarbij zij zich moesten realiseren dat zij hiermee de onderliggende criminaliteit faciliteerden. Van naïviteit, zoals de verdediging heeft gesteld, was dan ook geen sprake. Door de witwashandelingen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] loonden de door anderen gepleegde misdaden en vonden de plegers daarvan via hen een weg om de opbrengsten daadwerkelijk aan het zicht van justitie te onttrekken. Verder brengen de door verdachten gepleegde feiten schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer. De rechtbank rekent [verdachte] dit alles zwaar aan.
Ook houdt de rechtbank rekening met de grootschaligheid van de bitcoinhandel. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben bij hun bitcoinhandel een groot aantal personen betrokken, die zij hebben geïnstrueerd om op hun eigen naam rechtspersonen op te richten en op naam van die rechtspersonen bankrekeningen te openen. Ook houdt de rechtbank rekening met de grote omvang van de contante geldbedragen en de frequentie waarmee de bitcointrades plaatsvonden.
Hoewel de rechtbank [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] beschouwt als medeplegers, ziet zij een aanmerkelijk verschil tussen de rollen die zij vervulden. [verdachte] en [medeverdachte 1] gaven leiding aan het bedrijf en beheerden de op naam van de betrokken rechtspersonen geopende bankrekeningen. Zij ontvingen, als eigenaren, de winst. [medeverdachte 2] was hun werknemer, die in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 1] werkzaamheden uitvoerde en salaris ontving.
Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd heeft het LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor fraude bij een benadelingsbedrag van € 1.000.000,- en hoger uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden tot de maximum op te leggen gevangenisstraf. Zoals blijkt uit de toelichting op deze oriëntatiepunten wordt onder fraudedelicten tevens geschaard witwassen, mits de gedragingen in een frauduleuze context hebben plaatsgevonden. Hoewel bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank toch aanleiding om aan te knopen bij het oriëntatiepunt fraude. De rechtbank volgt bij de straftoemeting, anders dan de officier van justitie, niet de ‘Richtlijn voor strafvordering witwassen’ van het Openbaar Ministerie, aangezien de daarin opgenomen straffen te zeer afwijken van de door rechtbanken en gerechtshoven opgelegde straffen.
De rechtbank houdt rekening met onder meer de navolgende straffen. Aan één van de andere afnemers van de Nocis-verdachten is voor het witwassen van onder meer bitcoins ter waarde van € 5.075.169,- een gevangenisstraf van 2 jaren opgelegd.34.In het onderzoek Air Holland werden aan de hoofdverdachten voor het gedurende een periode van ruim een jaar in georganiseerd verband (gewoonte)witwassen van tientallen miljoenen guldens gevangenisstraffen van 28 tot 36 maanden opgelegd.35.Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die aan twee verdachten in het IJsberg onderzoek werden opgelegd. In deze zaken werd voor het witwassen van 367 bitcoins en grote geldbedragen respectievelijk het witwassen van ruim 1.000 bitcoins en grote geldbedragen gevangenisstraffen van respectievelijk 3 en 6 maanden opgelegd.36.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de jeugdige leeftijd van [verdachte] en zijn blanco strafblad. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 december 2015, waarin het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd. Gelet op wat hiervoor ten aanzien van de ernst van de feiten is overwogen, ziet de rechtbank hiertoe geen aanleiding.
Het bovenstaande in aanmerking nemend, kan op de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet echter op de oriëntatiepunten van het LOVS en op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank bij de straftoemeting aanzienlijk afwijken van de strafeis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Redelijke termijn
Tot slot ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of in de onderhavige zaak de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak - waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De rechtbank beschouwt het moment van de doorzoekingen in de woningen en het kantoor van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 29 september 2015, als het moment waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. De uitspraak vindt plaats op 3 april 2018. De vervolging van [verdachte] heeft daarmee tweeënhalf jaar in beslag genomen. Gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, de omvang van het door de politie verrichte onderzoek waarbij meerdere onderzoekswensen in het buitenland zijn uitgezet, het feit dat de justitiële autoriteiten de strafzaak voortvarend hebben opgepakt, het mede op verzoek van de verdediging (in het buitenland) horen van diverse getuigen en het belang van de gelijktijdige berechting van de verschillende terechtstaande verdachten, oordeelt de rechtbank dat de redelijke termijn niet is overschreden, zodat de duur van de onderhavige procedure niet leidt tot strafvermindering.
Opheffing bevel tot (schorsing van de) voorlopige hechtenis
Op grond van artikel 75, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan in hoger beroep een op artikel 67 Sv gegeven bevel ook worden gegeven of verlengd op de grond dat in het bestreden vonnis een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd van ten minste even lange duur als de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging. Het vonnis in eerste aanleg vormt dan ook een zelfstandige grond voor de voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank voorts van oordeel is dat de ook door de raadkamer aangenomen grond voor de voorlopige hechtenis nog onverminderd van toepassing is, wijst zij het verzoek van de raadsman tot opheffing van het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis wegens het ontbreken van gronden, af.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte] overweegt de rechtbank het volgende.
Een bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis kan op grond van artikel 82 lid 1 Sv te allen tijde worden opgeheven, zelfs als de verdachte zich aan de hem gestelde voorwaarden houdt, aangezien het gaat om een aan de rechter toekomende discretionaire bevoegdheid. Deze discretionaire bevoegdheid brengt echter ook met zich dat de rechter evenmin verplicht is de schorsing op te heffen. De rechtbank dient bij het nemen van die beslissing de belangen van de samenleving, het slachtoffer en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of een bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wenselijk is. Daarbij gaat het om de specifieke omstandigheden van het geval, die afzonderlijk en in onderling verband bezien de grondslag vormen een verdachte in voorlopige hechtenis te stellen.
[verdachte] is op 29 september 2015 in verzekering gesteld. Het bevel tot voorlopige hechtenis is op 24 maart 2016 door de rechtbank onder voorwaarden geschorst. Uit het afloopbericht toezicht van de Reclassering Nederland van 27 maart 2017 blijkt dat [verdachte] alle aan hem opgelegde voorwaarden heeft nageleefd. Gelet daarop ziet de rechtbank niet in welk doel op dit moment is gediend met een bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De enkele veroordeling volstaat daarvoor in het onderhavige geval niet. Bovendien is, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, niet gebleken van enig vluchtgevaar.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering tot opheffing van het bevel waarbij de voorlopige hechtenis is geschorst, afgewezen.
9. BESLAG
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle op de beslaglijst vermelde goederen verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag ligt onder [verdachte] in beslag zijn genomen.
Het in de Nederlandse kluis aangetroffen en inbeslaggenomen geldbedrag van € 250.000,-, de in totaal 29 gripzakken met muntgeld, de inbeslaggenomen geldbedragen op de bankrekeningen [bankrekeningnummer] , [bankrekeningnummer] , [bankrekeningnummer] , [bankrekeningnummer] en de 98,45 bitcoins ter waarde van € 21.845,78 worden verbeurd verklaard. Deze geldbedragen en voorwerpen zijn door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit verkregen. De vier in de Nederlandse kluis aangetroffen staafjes goud worden eveneens verbeurd verklaard, nu deze voorwerpen uit de baten van feit 1 zijn verkregen.
De overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten diverse inbeslaggenomen gegevensdragers, worden eveneens verbeurd verklaard. Gelet op de aard van deze goederen en de werkwijze van [verdachte] , gaat de rechtbank ervan uit dat met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan dan wel dat deze voorwerpen uit de baten van feit 1 zijn verkregen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420ter Sr, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- wijst af de vordering tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
- -
harde schijf Seagate (290874);
- -
Asus laptop met snoer (290907);
- -
SD-card (290908);
- -
crypto usb-stick (290909);
- -
usb-stick (290911);
- -
laptop W170er + adapter (290913);
- -
GSM, zwart, decrypt (1568029);
- -
Samsung S5 / [verdachte] (1602914);
- -
diverse pakketten Euro’s ter waarde van € 250.000 (1/3 deel van het in de Nederlandse kluis aangetroffen bedrag € 83.333,33) (291228);
- -
17 gripzakken muntgeld ter waarde van € 8.800,- (291213);
- -
12 gripzakken munten ter waarde van € 7.000,- (291215);
- -
2 staafjes goud (200 gr) ter waarde van € 5.766,- (302082);
- -
2 staafjes goud (131 gr) ter waarde van € 3.786,- (302088);
- -
1.00 STK Vorderingen ter waarde van € 0,18, BINCK betaalrekening [bankrekeningnummer] t.n.v. [bedrijfsnaam] ;
- -
Vorderingen ter waarde van € 2,80, BINCK betaalrekening [bankrekeningnummer] ;
- -
Vorderingen ter waarde van € 8.976,34, SNS betaalrekening [bankrekeningnummer] ;
- -
Vorderingen ter waarde van € 8.218,50, SNS betaalrekening [bankrekeningnummer] t.n.v. [bedrijfsnaam] ;
- -
98.45 STK bitcoins ter waarde van € 21.845,78.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. G.A. Bos en E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.M.T. Bouwman-Everhardus en M. Rigter, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt, na nadere omschrijving en wijziging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 29 september 2015 te Baarn en/of te Nieuwegein en/of te Rotterdam en/of te Krimpen aan de IJssel en/of te Arnhem en/of (elders) in Nederland, en/of op Malta en/of te Riga (Letland) en/of (elders) in Letland en/of op Cyprus en/of in Polen en/of (elders) in Europa
tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en), althans alleen
(een) voorwerp(en), te weten
A. (een) geldbedrag(en) (in Euro), bestaande uit onder meer
- één of meerdere contante opname(n) (ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste) 7.607.192,- Euro) en/of
- een of meer contante geldbedrag(en) ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste) 2.346.200,- Euro, welk(e) geldbedrag(en) (middellijk of onmiddellijk) afkomstig was/waren uit de verkoop van bitcoins en/of
- een of meer contante opname(n) (ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste)
50.000,- Euro (opgenomen bij Rafaissenbank Polska S.A. O/Warszawa) en/of
B. een grote hoeveelheid bitcoin(s) waaronder
- 45.242 bitcoins, althans een hoeveelheid bitcoins, ((in)geruild/ingewisseld/verkocht bij of via Bitonic B.V.) en/of
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/(in)geruild bij [G] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [A] en/of [B] en/of [medeverdachte 5] en/of [C] en/of [D] en/of [E] (zaaksdossiers 1 tot en met 9)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
en/of
daarvan de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is en/of heeft verborgen en/of verhuld wie het voorhanden heeft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en -terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een
gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 29 september 2015 te Baarn en/of te Nieuwegein en/of te Rotterdam en/of te Krimpen aan de IJssel en/of te Arnhem en/of (elders) in Nederland, en/of op Malta en/of te Riga (Letland) en/of (elders) in Letland en/of op Cyprus en/of in Polen en/of (elders) in Europa
tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en), althans alleen
(een) voorwerp(en), te weten
A. (een) geldbedrag(en) (in Euro), bestaande uit onder meer
- één of meerdere contante opname(n) (ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste) 7.607.192,- Euro)
en/of
- een of meer contante geldbedrag(en) ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste) 2.346.200,- Euro, welk(e) geldbedrag(en) (middellijk of onmiddellijk) afkomstig was/waren uit de verkoop van bitcoins
en/of
- een of meer contante opname(n) (ter hoogte van (ongeveer)/(tenminste) 50.000,- Euro (opgenomen bij Rafaissenbank Polska S.A. O/Warszawa)
en/of
B. een grote hoeveelheid bitcoin(s) waaronder
- 45.242 bitcoins, althans een hoeveelheid bitcoins, ((in)geruild/ingewisseld/verkocht bij of via Bitonic B.V.) en/of
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/(in)geruild bij [G] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [A] en/of [B] en/of [medeverdachte 5] en/of [C] en/of [D] en/of [E] (zaaksdossiers 1 tot en met 9)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet,
en/of
daarvan de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is en/of heeft verborgen en/of verhuld wie het voorhanden heeft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 28 september 2015 tot en met 15 oktober 2015, te Rotterdam en/of in Nederland en/of elders in en/of buiten Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid van ongeveer 100 bitcoins (die op 16 oktober 2015 een ruilwaarde en/of een dagwaarde vertegenwoordigden van -omgerekend- (ongeveer) 22.758,- Euro),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en/of zijn, mededader(s) (telkens) wist(en) dat die bitcoins geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 28 september 2015 tot en met 15 oktober 2015, te Rotterdam en/of in Nederland en/of elders in en/of buiten Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid van ongeveer 100 bitcoins (die op 16 oktober 2015 een ruilwaarde en/of een dagwaarde vertegenwoordigden van -omgerekend- (ongeveer) 22.758,- Euro),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en/of zijn, mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die bitcoins geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420 quater lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015, te Baarn en/of te Nieuwegein en/of te Rotterdam en/of te Krimpen aan de IJssel en/of (elders) in Nederland, en/of op Malta en/of te Riga (Letland) en/of (elders) in Letland, en/of op Cyprus en/of in Zwitserland en/of in Polen en/of (elders) in Europa,
al dan niet als oprichter/leider/bestuurder
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meerdere natuurlijke personen, te weten onder andere
medeverdachte [medeverdachte 2] en/of medeverdachte [medeverdachte 1] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en)
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen van giraal en/of chartaal geld en/of bitcoin(s);
(art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑04‑2018
De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2018.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 9 januari 2017 bij de rechter-commissaris, p. 2.
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek bescheid: “Afspraken samenwerking [medeverdachte 2] / [bedrijfsnaam] 21-10-2014”, p. 112 (ordner 1).
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 9 januari 2017 bij de rechter-commissaris, p. 2.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 9 januari 2017 bij de rechter-commissaris, p. 3.
Proces-verbaal van bevindingen geldstromen in Nederland, p. 535 (ordner 2).
Proces-verbaal van bevindingen geldstromen in Nederland, p. 537 (ordner 2).
Lijst van inbeslaggenomen goederen bij het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming doorzoeking locatie A (kantoor [adres] , [woonplaats] ), p. 6946 en 6951 (ordner 15).
Lijst van inbeslaggenomen goederen bij het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming doorzoeking locatie A (kantoor [adres] , [woonplaats] ), p. 6946 en 6950 (ordner 15).
Lijst van inbeslaggenomen goederen bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming binnentreden [adres] [woonplaats] , p. 7135 en 7141 (ordner 15).
Proces-verbaal van bevindingen inzake totaallijst trades, p. 385 (ordner 2).
Proces-verbaal van bevindingen inzake totaallijst trades, p. 387 (ordner 2).
Proces-verbaal van bevindingen geldstromen in Nederland, p. 537 en bijlage 4 bij dit proces-verbaal, p. 547-548 (ordner 2).
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek bitcoinadressen [verdachte] /mixerdiensten, p. 1208 (ordner 3).
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek bitcoinadressen [verdachte] /mixerdiensten, p. 1209 (ordner 3).
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud kluis, p. 6961 (ordner 15).
Proces-verbaal van bevindingen vervreemden bitcoins, p. 1175 (ordner 3).
Proces-verbaal van bevindingen vervreemden bitcoins, p. 1176 (ordner 3).
Proces-verbaal van bevindingen vervreemden bitcoins, p. 1177 (ordner 3).
Proces-verbaal van bevindingen vervreemden bitcoins, p. 1178 (ordner 3).
Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , p. 82 (vijfde aanvullend einddossier).
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 9 januari 2017 bij de rechter-commissaris, p. 6.
De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2018.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , p. 14 (ordner 1).
De verklaring van de getuige [getuige] bij de rechter-commissaris op 1 juni 2016, p. 3.
De verklaring van de deskundige R.S. van Wegberg bij de rechter-commissaris op 30 september 2016, p. 3.
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar wetenschap herkomst bitcoins, p. 4358 (ordner 10).
Proces-verbaal van bevindingen Stelselmatige Informatie-inwinner A-3808, p. 4434 (ordner 10).
Proces-verbaal van bevindingen Stelselmatige Informatie-inwinner A-3808, p. 4442 (ordner 10).
Proces-verbaal van bevindingen Stelselmatige Informatie-inwinner A-3808, p. 4460 (ordner 10).
Proces-verbaal van bevindingen Stelselmatige Informatie-inwinner A-3808, p. 4486 (ordner 10).
Proces-verbaal van bevindingen Stelselmatige Informatie-inwinner A-3808, p. 4494 (ordner 10).
Rechtbank Midden-Nederland d.d. 14 november 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:5713).
Rechtbank Rotterdam d.d. 7 december 2006 (ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4159) en rechtbank Rotterdam d.d. 7 december 2006 (ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4394).
Rechtbank Rotterdam d.d. 8 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8989) en rechtbank Rotterdam d.d. 8 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8992).