NJB 2019/1007
Oplichting art. 326 Sr door ‘neparts’ die betrokkene op grond van desinformatie ertoe beweegt een zeer kostbare operatie te ondergaan in China. Oplichting, individueel vertrouwen en publiekvertrouwen: bij de strafbaarstelling van oplichting gaat het om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Dit brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. Oplichting en het ‘bewegen’ door een oplichtingsmiddel: van het in het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed enz. als bedoeld in art. 326 lid 1 Sr. De Hoge Raad biedt hierbij beoordelingsfactoren. Daarbij geldt dat oplichting niet aan de orde is wanneer het slachtoffer de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. I.c. geen sprake van ‘dwaasheid’ bij slachtoffer; Hof kon tot veroordeling komen. Bijzondere strafvoorwaarde dat de verdachte zich onthoudt van ‘handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg’: ook gelet op de in art. 1 Wet BIG gegeven definitie van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, heeft het Hof met deze voorwaarde kennelijk beoogd te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw bezighoudt met verrichtingen die rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en ertoe strekken diens gezondheid te bevorderen of te bewaken. Dit impliceert niet dat de verdachte aldus ook wordt beperkt in handelingen die slechts zijn eigen gezondheid en niet die van een andere persoon betreffen
HR 23-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:652
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 april 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/03557
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Gezondheidsrecht / Geneeskundige behandeling
Gezondheidsrecht / Ordeningsrecht
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:652, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:221, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑09‑2018
- Wetingang
(art. 326 Sr)
Essentie
Oplichting art. 326 Sr door ‘neparts’ die betrokkene op grond van desinformatie ertoe beweegt een zeer kostbare operatie te ondergaan in China. Oplichting, individueel vertrouwen en publiekvertrouwen: bij de strafbaarstelling van oplichting gaat het om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Dit brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.