Einde inhoudsopgave
Besluit (GBVB) 2021/509 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528
Artikel 66 Beoordeling van de capaciteit van uitvoerende actoren om uit hoofde van de faciliteit gefinancierde uitgaven te verrichten
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2021
- Bronpublicatie:
22-03-2021, PbEU 2021, L 102 (uitgifte: 24-03-2021, regelingnummer: 2021/509)
- Inwerkingtreding
22-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-03-2021, PbEU 2021, L 102 (uitgifte: 24-03-2021, regelingnummer: 2021/509)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Financiering
1.
Indien de verrichting van uitgaven wordt toevertrouwd aan uitvoerende actoren, gaat de beheerder na of zij de financiële belangen van de faciliteit evenzeer beschermen als wanneer de faciliteit de uitgaven direct verricht.
2.
Hiertoe beoordeelt de beheerder voorafgaand aan de sluiting van de in artikel 61 bedoelde overeenkomsten, of de systemen, regels en procedures van de uitvoerende actoren een redelijke waarborg bieden dat zij voldoen aan de overeenkomstig de artikelen 67 en 68 in die overeenkomsten vastgestelde voorwaarden.
3.
De in lid 2 bedoelde beoordeling is proportioneel en schenkt voldoende aandacht aan de financiële risico's.
4.
De uitvoerende actoren die overeenkomstig lid 2 door de beheerder zijn beoordeeld, stellen de beheerder onverwijld in kennis van aanzienlijke wijzigingen in hun regels, systemen of procedures.
5.
Indien een uitvoerende actor een positieve beoordeling overeenkomstig lid 2 heeft gekregen, kan hij de regels toepassen die van toepassing zijn op de verrichting van zijn eigen uitgaven.
6.
Indien uitvoerende actoren slechts gedeeltelijk aan de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde vereisten voldoen, neemt de beheerder passende corrigerende maatregelen ter bescherming van de belangen van de faciliteit. Deze maatregelen worden nader bepaald in overeenkomsten uit hoofde van in artikel 61.
7.
De faciliteit kan geheel of gedeeltelijk vertrouwen op door de Commissie of, in voorkomend geval, door andere entiteiten verrichte beoordelingen, voor zover de beheerder van oordeel is dat deze beoordelingen voldoen aan de vereisten die in de krachtens artikel 11, lid 6, door het comité vastgestelde uitvoeringsvoorschriften zijn vastgesteld. Daartoe bevordert de faciliteit de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken.
8.
De beheerder beoordeelt geen ministeries of overheidsdiensten van lidstaten indien deze als uitvoerende actoren zijn aangewezen. De beheerder kan besluiten geen beoordeling uit te voeren van:
- a)
instanties en organen van de Unie;
- b)
andere publiekrechtelijke instellingen en instanties van de lidstaten;
- c)
derde staten of publiekrechtelijke organen en instanties die door hen zijn aangewezen.
9.
Als er overeenkomstig lid 8 geen beoordeling wordt uitgevoerd, neemt de beheerder alle nodige maatregelen om een goed financieel beheer van de faciliteit te waarborgen, met inbegrip van voldoende bescherming van haar financiële belangen. De beheerder kan passende controles op uitvoerende actoren verrichten en er zorg voor dragen dat financiële en boekhoudkundige regels en procedures worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van de faciliteit.
10.
De beheerder stelt het comité in kennis van de bevindingen van de beoordeling, zodat het comité eventueel verdere stappen kan zetten. Indien de capaciteit om uitgaven te verrichten uit hoofde van de faciliteit niet kan worden bevestigd, geeft de beheerder aan welke andere mogelijke manieren er zijn om de maatregel uit te voeren. In voorkomend geval gaat de beheerder na hoe eventuele specifieke tekortkomingen in de capaciteit van de uitvoerende actoren moeten worden verholpen, overeenkomstig lid 6.