RvdW 2014/1037
Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (aantasting in eer of goede naam) voor Roemeense strafrechtelijke aangifte?; maatstaf; actieve zorgplicht aangever. Vergoeding immateriële schade op voet art. 6:106 BW; vereiste dat derden van beschuldiging kennis nemen?; vrijheid rechter bij bepalen omvang schadevergoeding.
HR 19-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2740
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 september 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
13/04274
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2740, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑09‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:490, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑06‑2013
- Wetingang
Art. 6:106 BW
Essentie
Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (aantasting in eer of goede naam) voor Roemeense strafrechtelijke aangifte?; maatstaf; actieve zorgplicht aangever. Vergoeding immateriële schade op voet art. 6:106 BW; vereiste dat derden van beschuldiging kennis nemen?; vrijheid rechter bij bepalen omvang schadevergoeding.
In het arrest van 21 november 2003, NJ 2004/130 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het doen van een strafrechtelijke aangifte in beginsel alleen dan jegens de betrokkene onrechtmatig kan zijn als degene die aangifte deed, wist of redelijkerwijze behoorde te weten dat de beschuldiging ongegrond was. Door te oordelen dat de aangever een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.