Rb. Noord-Nederland, 12-02-2019, nr. 18.930273-17
ECLI:NL:RBNNE:2019:484
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
12-02-2019
- Zaaknummer
18.930273-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2019:484, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 12‑02‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:10287
- Wetingang
art. 289 Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 12‑02‑2019
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft getracht het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven te beroven door haar met een mes in de borst te steken. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren en legt daarbij op de maatregel van ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930273-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 februari 2018, 24 april 2018, 17 juli 2018, 11 oktober 2018, 19 december 2018 en 29 januari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.Tj. van Dalen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 24 november2017, te Emmen. (althans) in de gemeente
Emmen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
voornoemde [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, in de borst(streek), althans in haar lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake
dat
verdachte op of omstreeks 24 november 20 17, te Emmen. (althans) in de gemeente
Emmen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, in de borst(streek), althans in haar lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans. indien ook ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 24 november 2017, te Emmen in de gemeente Emmen,
aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) steekwond(en) in de borst en/of hartstreek en/of snijwond(en), heeft toegebracht door genoemde [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te steken prikken en/of snijden.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat gehandeld is in strijd met de goede procesorde, dan wel dat de handelwijze van het Openbaar Ministerie moet leiden tot een aanmerkelijke strafmatiging.
De verdediging heeft dit toegelicht door aan te voeren dat het Openbaar Ministerie in de aanloop naar de inhoudelijke behandeling diverse toezeggingen heeft gedaan die pas in een laat stadium zijn nagekomen. Zo zijn de geluidsfragmenten zeer laat aan het dossier toegevoegd. Verdachte heeft onvoldoende kunnen reageren op getuigenverklaringen. Ook was het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) tegen de afspraken in niet uiterlijk één week vóór de inhoudelijke behandeling beschikbaar, maar pas een dag later. Bovendien is gebleken dat het rapport al was uitgebracht op 2 januari 2019. Daarnaast is het reclasseringsrapport nóg later binnengekomen.
Door deze gang van zaken heeft de verdediging zich niet optimaal kunnen voorbereiden.
De officier van justitie heeft toegegeven dat de wijze en het tijdstip waarop toezeggingen uiteindelijk zijn nagekomen en waarop stukken zijn verspreid niet optimaal zijn geweest, maar dat deze handelwijze niet bestempeld kan worden als handelen in strijd met de goede procesorde.
De verdediging heeft de gevraagde geluidsfragmenten en de gevraagde stukken alle ontvangen en kunnen bespreken. Er is geen aanleiding om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren of om over te gaan tot strafmatiging.
De rechtbank overweegt als volgt. De wijze waarop het Openbaar Ministerie in de aanloop naar de inhoudelijke behandeling richting de verdediging heeft gecommuniceerd, heeft op onderdelen te wensen overgelaten. De raadsman heeft echter de geluidsfragmenten en de stukken alle voorafgaand aan de terechtzitting ontvangen en -zoals de raadsman ter terechtzitting ook heeft aangegeven- met verdachte kunnen bespreken. De voorbereidingstijd is wellicht kort geweest voor wat het PBC-rapport en het reclasseringsrapport betreft, maar heeft de verdediging niet doen besluiten om tijdens de inhoudelijke behandeling (wederom) een aanhoudingsverzoek te doen.
De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in haar betoog dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde. Er is geen reden om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren. Evenmin is er aanleiding tot strafmatiging.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de verklaring van aangeefster moet worden gevolgd voor wat betreft de gang van zaken ten tijde van het incident van 24 november 2017. Deze is kort gezegd als volgt: aangeefster gaat met haar telefoon naar boven als verdachte bij haar woning is en - tegen de uitdrukkelijke wens van aangeefster - naar binnen wil. Als verdachte door het door hem stuk geslagen raam de woning binnen gaat, vraagt verdachte aan aangeefster waar zij is. Verdachte gaat de trap op naar boven en dringt vervolgens de slaapkamer van aangeefster binnen waarna hij aangeefster met een mes in de borststreek steekt. Deze gang van zaken vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen waarin het 112-gesprek dat aangeefster ten tijde van het incident met de meldkamer heeft is uitgewerkt. Uit dat gesprek is op te maken wat er gebeurt vanaf het moment dat verdachte bij aangeefster aanbelt en op de deur en ramen slaat tot het moment dat verdachte de telefoon van aangeefster overneemt en aan de meldkamer aangeeft dat er een ambulance moet komen omdat hij aangeefster heeft neergestoken. Daar komt bij dat verdachte tegenover de verbalisanten die hem naar het politiebureau brengen aangeeft dat hij aangeefster heeft neergestoken en dat zij dat ook verdiende.
De lezing van verdachte dat aangeefster, met een mes in de hand, langs hem heen naar boven is gerend en dat hij in de slaapkamer het mes probeerde af te pakken en daarbij gevallen is waarbij het mes in het lichaam van aangeefster is gekomen, wordt door de officier van justitie ter zijde geschoven. Die lezing wordt niet ondersteund door de bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht ook de ten laste gelegde ‘voorbedachten rade’ wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de periode tussen het moment dat aangeefster de relatie met verdachte verbrak op 15 november 2017 en het ten laste gelegde incident op 24 november 2017. Nadat aangeefster verdachte kenbaar had gemaakt dat zij niet meer met hem verder wilde, heeft verdachte een aantal malen aangegeven dat hij haar dan wat zou aandoen.
Verdachte heeft in de periode van 15 november 2017 tot 24 november 2017 aangeefster bij de keel vastgegrepen en haar filmpjes gestuurd waarin hij aangeeft zichzelf iets aan te zullen doen en hij aangeefster daar ook in zal betrekken. Daarnaast is verdachte in die periode diverse malen bij aangeefster aan de deur geweest en heeft hij steeds geen gehoor gegeven aan haar wens om haar met rust te laten. Ook een gesprek dat de politie met verdachte had op 23 november 2017 heeft verdachte er niet van weerhouden om op 24 november 2017 naar aangeefster te gaan om haar wat aan te doen.
Al deze gebeurtenissen acht de officier van justitie voldoende om de voorbedachten rade bewezen te achten. Er zijn voor verdachte, tussen 15 november 2017 en het steken, met een mes, van aangeefster op 24 november 2017, voldoende momenten geweest waarop hij zich had kunnen beraden op zijn voornemen om aangeefster iets fataals aan te doen. Zelfs op 24 november 2017 had verdachte zich nog kunnen terugtrekken op het moment dat hij naar boven liep om naar aangeefster te gaan. Het handelen duidt bovendien niet op handelen als gevolg van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging.
Naar het standpunt van de officier van justitie was er voor verdachte voldoende tijd en gelegenheid na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft onder meer aangegeven dat het scenario zoals verdachte dat heeft aangegeven dient te worden gevolgd. Dit scenario komt er in het kort op neer dat verdachte op 24 november 2017 bij aangeefster heeft aangebeld, op de ramen heeft gebonsd, het raam heeft vernield en vervolgens de woning van aangeefster is binnengegaan om met haar te praten over de door aangeefster gewenste beëindiging van de relatie. Op het moment dat verdachte in de woonkamer staat ziet hij dat aangeefster een mes van de tafel pakt en, met dat mes in de hand, langs verdachte naar boven rent. Verdachte gaat achter aangeefster aan en volgt haar tot de slaapkamer. De slaapkamerdeur is dicht. Verdachte duwt tegen de slaapkamerdeur die, naar verdachte aanneemt, door aangeefster dicht wordt gehouden met haar voeten, waarbij aangeefster op de grond in de slaapkamer ligt. De slaapkamerdeur gaat kort daarna ineens open en verdachte valt daarbij dan op aangeefster. Aangeefster probeert verdachte van zich af te duwen en in zijn pogingen om op te staan moet het mes dat aangeefster vasthoudt op enig moment in haar lichaam zijn gekomen, aldus verdachte.
De raadsman heeft aangegeven dat de uitlatingen van verdachte zoals uitgewerkt in het
112-gesprek, waarin verdachte zichzelf belast, moeten worden gezien als een uiting van verdriet omdat hij zag dat aangeefster zwaar gewond was geraakt. Verdachte was compleet in paniek en over zijn toeren. Bedoelde uitlatingen kunnen hem juridisch gezien niet worden aangerekend en dienen buiten de bewijsvoering te blijven.
Daar komt bij dat naar het idee van verdachte het door de politie uitgewerkte 112-gesprek is gemanipuleerd. Met name hetgeen op pagina 23 e.v. van het dossier is vastgelegd, is niet de weergave van hetgeen verdachte op dat moment heeft gezegd.
Naar het standpunt van de raadsman bevat het dossier geen aanwijzingen dat er door verdachte is gehandeld met voorbedachten rade. Alle acties van verdachte in de periode vóór het incident moeten gezien worden in het licht van het willen praten met aangeefster en haar ter verantwoording willen roepen, aldus de raadsman.
Voorts kan van voorbedachten rade geen sprake zijn nu in het scenario van de officier van justitie er voor verdachte onvoldoende tijd was om zich te kunnen beraden op het nemen van een besluit om aangeefster van het leven te beroven. Daarvoor was de tijdsspanne
tussen het moment dat verdachte door het raam de woning binnen kwam en bij aangeefster in de slaapkamer kwam, te kort. Bovendien heeft verdachte nooit de bedoeling gehad aangeefster van het leven te beroven. In het verlengde van het vorenstaande ontbreekt de opzet, ook in voorwaardelijke zin, op de dood van aangeefster. Ook uit de voorgeschiedenis kan die opzet niet worden afgeleid. Ook de door verdachte georganiseerde hulp voor aangeefster, nadat zij de messteek had opgelopen, duidt niet op opzet.
Een en ander geldt ook voor het ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 november 2017 heeft getracht aangeefster [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door haar met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes in de borststreek te steken.
Met de officier van justitie gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster van 1 december 2017 waarin zij de gebeurtenissen schetst vanaf het moment dat verdachte op 24 november 2017 bij haar woning komt en kenbaar maakt dat hij naar binnen wil. Die verklaring houdt kort gezegd in dat aangeefster met haar telefoon naar boven loopt op het moment dat verdachte het raam inslaat en aangeefster dan 112 al heeft gebeld. Zij houdt 112 aan de lijn. Verdachte komt naar boven. Aangeefster is in de slaapkamer, probeert de slaapkamerdeur dicht te houden maar verdachte is te sterk voor haar. Als verdachte binnenkomt steekt hij direct op aangeefster in, in de borst. Door het afweren heeft zij verwondingen opgelopen aan arm, bovenarm en been. Aangeefster is pas op de grond gevallen nadat zij was gestoken. Verdachte gaat dan bij haar zitten en zegt sorry tegen haar.
De verklaring van aangeefster komt overeen met de gang van zaken zoals die blijkt uit het uitgewerkte 112-gesprek.
Uit het uitgewerkte 112-gesprek komt onder andere het volgende naar voren.
Verdachte arriveert op 24 november 2017 rond 20.30 uur bij de woning van aangeefster. Hij slaat het raam in (op de achtergrond te horen op het opgenomen gesprek) en gaat de woning van aangeefster binnen. Verdachte roept naar aangeefster ‘waar ben je’. Verdachte gaat naar boven, aangeefster roept dat hij weg moet gaan en roept vervolgens ‘nee nee dat niet doen! Niet doen, nee ahhh, ahhh nee ahhh’. Verdachte roept ‘je gaat dood …. je gaat dood’. Aangeefster roept ‘alsjeblieft niet doen. Alsjeblieft niet doen’. Verdachte zegt dan: ‘ik heb je gewaarschuwd, ik heb je gewaarschuwd’.
Vervolgens blijkt uit het 112-gesprek dat verdachte de telefoon van aangeefster heeft overgenomen en dat hij zegt dat hij aangeefster heeft neergestoken en dat hij denkt dat hij haar in de longen heeft gestoken. Desgevraagd zegt verdachte dat hij met een mes heeft gestoken. Dit mes wordt later door de politie naast aangeefster aangetroffen. Verdachte geeft daarnaast aan dat hij aangeefster één of twee keer heeft gestoken.
(De weergave van) de inhoud van het (112-)gesprek van aangeefster en van verdachte met de meldkamer komt geheel overeen met de verklaring van aangeefster ten tijde van haar aangifte op 1 december 2017. Op het moment van het doen van aangifte was aangeefster niet bekend met die weergave van het 112-gesprek. De rechtbank concludeert hieruit dat de verklaringen van aangeefster omtrent de gebeurtenissen waarheidsgetrouw zijn.
Hoewel niet uit het 112-gesprek is op te maken wanneer verdachte het mes heeft gepakt, acht de rechtbank het alleszins aannemelijk dat verdachte het mes heeft gepakt uit de keuken van aangeefster nadat hij haar woning was binnen gedrongen. De rechtbank verwijst hiervoor naar het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 maart 2018. Verdachte had met aangeefster enige tijd in het huis van aangeefster gewoond en was bekend met het huis en de plaats waar een mes te vinden was.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangeefster opzettelijk in de borststreek heeft gestoken waarbij zij levensgevaarlijk gewond is geraakt. De wijze waarop verdachte deze daad heeft uitgevoerd, het direct steken in de borststeek waar het hart zich bevindt, duidt op opzet op de dood.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en acht daarbij het volgende van belang.
Op 15 november 2017 geeft aangeefster aan dat zij de relatie met verdachte wil beëindigen. Verdachte blijft dan nog wel in haar woning slapen. Verdachte heeft aangeefster die nacht bij de keel gegrepen omdat zij zei dat zij niet verder wilde met verdachte. Ook heeft verdachte gezegd dat als zij de relatie zou beëindigen, hij aangeefster zou neersteken met 50 messteken.
Verdachte blijft dan op 17 en 18 november 2017 contact zoeken met aangeefster door steeds naar haar toe te gaan waarbij aangeefster hem niet binnen laat.
Op 19 november 2017 stuurt verdachte filmpjes naar aangeefster waaruit aangeefster afleidt dat verdachte zichzelf en haar iets wil aandoen. ’s Avonds komt verdachte opnieuw bij de woning van aangeefster maar staat daar dan alleen maar.
Op 23 november 2017 heeft de politie een gesprek met verdachte waarin de politie verdachte vertelt dat hij moet stoppen met het lastig vallen van aangeefster.
Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte tegen hen heeft gezegd dat hij de woning van aangeefster kon binnengaan via een stukgeslagen raam, hij haar een kogel door het hoofd zou schieten en dat hij aangeefster wat zou aandoen.
Op de dag van het incident zelf is ook sprake geweest van een aantal momenten waarop verdachte op zijn voorgenomen besluit had kunnen terugkomen. Dat had hij ten eerste kunnen doen toen bleek dat aangeefster hem niet wilde binnenlaten, ten tweede op het moment dat hij de woning binnenkwam en aangeefster niet aantrof, ten derde op het moment dat hij met een mes vervolgens naar boven liep om naar haar toe te gaan en tot slot op het moment dat hij de slaapkamerdeur dicht aantrof. Echter op geen van deze momenten is verdachte teruggekomen op zijn voorgenomen besluit.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat verdachte voornemens was aangeefster iets aan te doen en wel zodanig dat zij het leven zou laten, al dan niet samen met verdachte. Voor verdachte zijn er voldoende momenten geweest waarop hij heeft kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van dat tevoren opgevatte voornemen en zich daarvan rekenschap te geven. Hieruit volgt dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De periode vanaf het verbreken van de relatie door aangeefster laat zich lezen als een kroniek van een door verdachte aangekondigd voornemen tot het doden van aangeefster.
De rechtbank acht geen contra-indicaties aanwezig die zouden moeten leiden tot het niet bewezen achten van de voorbedachten rade.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar betoog dat de omstandigheid dat verdachte in het 112-gesprek heeft gezegd dat er snel een ambulance moest komen, is aan te merken als een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade. Dat gedrag van verdachte past juist bij de door de gedragsdeskundigen bij verdachte gediagnostiseerde persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken.
Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheid dat verdachte, volgens zijn verklaring, vóór het steekincident valium, cocaïne en alcohol (al dan niet in grote hoeveelheden) tot zich had genomen, aan te merken als een zodanige contra-indicatie. De rechtbank tekent hierbij aan dat verdachte, na zijn aanhouding, heeft geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek ter vaststelling van het gebruik van alcohol of andere (al dan niet verdovende) middelen, zodat geenszins als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte daadwerkelijk alcohol en of drugs en/of medicatie, al dan niet in grote hoeveelheden, tot zich had genomen. Voor zover daarvan wel zou moeten worden uitgegaan, betrekt de rechtbank hierbij mede de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende dat die middelen ten tijde van het steekincident nog niet werkzaam waren, dan wel niet meer werkzaam waren, en in elk geval niet van invloed zijn geweest op zijn gedragingen.
De rechtbank past met betrekking tot het primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R017106 d.d. 3 januari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik beëindigde de relatie, dat was op een woensdag en ik heb op donderdag bij de politie gemeld dat hij mij lastig zou gaan vallen. Ik heb een melding gemaakt dat mijn ex mij lastig gaat vallen. Ik kon hem alleen maar weg krijgen als ik zou aangeven dat ik door zou gaan met de relatie. Dat is mij de eerste keer gelukt, dat was die woensdag 15 november. Hij zei ook dat als het zou eindigen dan steek ik je neer met 50 messteken en stond ook voor mij met een mes.
Hij stond 's avonds weer voor de deur en met mijn domme kop heb ik de deur open gedaan. In die nacht mocht hij bij mij zijn roes uitslapen op de bank.
In die nacht vroeg hij ook, we gaan toch wel door? Ik heb gezegd dat ik niet door wilde en toen greep hij mij bij de keel.
Hij stond die vrijdagavond weer voor mijn deur en zei dat ik hem erin moest laten. Ik heb niet op hem gereageerd.
Zaterdagavond is hij weer aan de deur geweest rond 22.00 uur. Ik heb weer gebeld naar 112 en heb niet op hem gereageerd.
Zondag heb ik weer gebeld en toen werd het daarna aardig rustiger. Hij bleef mailen en filmpjes opsturen wat hij zou kunnen doen en bedreigen van dat hij een einde aan zijn leven zou maken en mij mee zou nemen en dat het aftellen was begonnen.
Vrijdag 24 november 2017 stond hij daar rond 20.30 uur. Hij stond te beuken op mijn ramen.
Hij sloeg het raam in en ik heb mijn telefoon gepakt. Ik hoorde glasgerinkel, ik dacht gelijk aan [verdachte] en ben naar boven gelopen met de telefoon en de oplader. Ik heb [verdachte] niet naar binnen zien komen.
Ik heb 112 gebeld en gelijk gezegd dat mijn ex voor de deur staat en hij een raam heeft ingeslagen en ze zo snel mogelijk moesten komen en ik bang was. En toen kwam [verdachte] boven en vroeg waar ik zat.
Ik heb de deur dichtgegooid van mijn slaapkamer en geprobeerd hem tegen te houden. Hij is sterker dan ik en krijgt de deur gauw open. Ik heb achter de deur proberen te staan. Hij is binnen gekomen en is gelijk op mij in gaan steken. Het was gelijk al raak in mijn borst. Ik heb het mes gezien in zijn handen tijdens het steken.
Ik heb me kunnen afweren met mijn arm en bovenarm en mijn been heeft hij mij te pakken gehad. Ik heb geprobeerd met hem te praten van hou op hou op.
De deur die heb ik geprobeerd dicht te houden en ik heb me geprobeerd af te weren. Ik ben volgens mij niet gevallen, pas na het steken ben ik op de grond gevallen.
Daarna kwam hij naast mij zitten op de grond en zei hij sorry. Hij is niet gevallen.
2. Een letselrapportage opgemaakt d.d. 9 oktober 2018, door J. Dekker, forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Interpretatie van geneeskundige verklaring d.d. 24 november 2018 [de rechtbank leest: 2017] van chirurg E.F.M. Veldhuis met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] .
Uitwendig waargenomen letsel
Verklaring chirurg
Steekverwonding thorax met haematopneumothorax en pneumopericard en bloedende
perforatie rechter atrium.
Uitleg forensisch arts J. Dekker:
Steekwond in de borstkas met een klaplong (de long is los geraakt van de borstwand waardoor zij in elkaar schrompelt en niet meer kan deelnemen aan de ademhaling).
In de borstholte bevindt zich zowel bloed als lucht.
Een pneumopericard is een toestand waarin het hartezakje (vlies rondom het hart) is gevuld
met lucht (of vloeistof). Hierdoor kan het hart minder goed vrij kloppen in dit zakje door de druk die op het hart wordt uitgeoefend.
Een perforatie van het rechter atrium is een doorboring van de wand van de rechter boezem
van het hart (de eerste ruimte in het hart waar het naar het hart terugkerende bloed wordt
opgevangen).
Uit de rest van de verklaring van de chirurg valt op te maken dat er sprake is geweest van ernstig uitwendig bloedverlies, shock (bloeddruk in het lichaam is te laag om de elementaire lichaamsfuncties in stand te houden, de zuurstofvoorziening van hart, hersenen en andere organen komt in het gedrang, waardoor afsterven van cellen dreigt).
Mevrouw is operatief behandeld en het herstel zal nog maanden in beslag nemen.
Conclusie
Al met al is er sprake geweest van ernstig, levensbedreigend letsel ten gevolge van een steekwond in de borstkas.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
M: Meldkamer
S: Slachtoffer
D: Dader
M: 112 meldkamer, waar is het noodgeval?
S: [straatnaam] , mijn ex heeft een raam doorgeslagen!!
O: op achtergrond klinkt glasgerinkel
S: Hij komt binnen!
M: Ja ik hoor het, ik stuur de politie met spoed naar je toe!
S: Oke
Je hoort iemand op de achtergrond praten, niet te verstaan
S: GA WEG!! ...
D: waar ben je ..
S: ga weg!!
O: Je hoort gestommel op de achtergrond
S: Ga weg!! Ga weg!! Ga alsjeblieft weg!!!
S: Hij komt hier binnen, alsjeblieft, NEE NEE, AHHHH AUW NEE NEEE
M: Hallo politie
S: NEE NEE Dat niet doen!!! Niet doen NEEE AHHHHH, AHHH NEE AHHH
S blijft schreeuwen en gillen
D: Je gaat dood . . . . kut wijf, je gaat dood
S: Alsjeblieft niet doen!!!! Alsjeblieft niet doen
D: Ik heb je gewaarschuwd, ik heb je gewaarschuwd waarom waarom ...
M: Politie, hallo! Je spreekt met de politie
D: ... onverstaanbaar
S gilt en schreeuwt nog weer
D: Ambulance bellen
S: .. . onverstaanbaar
D: Ambulance bellen
S: Ik heb 112 ....... ahh alsjeblieft!! Help alsjeblieft!! Help alsjeblieft
D: Ik word opgesloten [slachtoffer] , ik word opgesloten
M: hallo!! Hallo, je spreekt met de politie
D: Ja hallo??
M: Hallo, ja, politie
D: Ja ik heb mijn vriendin net neergestoken
M: U heeft haar neergestoken
D: Ja, [straatnaam]
M: Waarom heeft u haar neergestoken dan?
D: Ja, dat is een heel lang verhaal, maar ik wil dat jullie haar redden!! Ja?
M: Waar heeft u haar gestoken?
D: In de longen denk ik
M: Waarmee heeft u gestoken?
D: Mes
Je hoort S schreeuwen en gillen op de achtergrond
M: Hoe vaak heeft u haar gestoken?
D: Eén of twee keer, ik weet het niet maar genoeg, genoeg om eh
M: Meneer ... meneer hoe lang is dat mes dat u heeft gebruikt?
D: Eh 10 centimeter - 12 centimeter
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 24 november 2017 omstreeks 20.23 uur kregen wij via operationeel centrum Noord-Nederland de melding te gaan naar de [straatnaam] te Emmen.
Ter plaatse bij de woning, [straatnaam] te Emmen, zag ik dat een van de middelste ramen van de keuken, welke rechts naast de voordeur waren gelegen, was ingegooid dan wel ingeslagen en zag dat er in de keuken een tweetal laden open stonden.
Boven gekomen via de trap zag ik recht voor mij een vrouw in elkaar gedoken liggen op
haar rechterzij. Ik zag dat zij op de grond lag in de ingang van de slaapkamer welke
recht tegenover de trap was gelegen.
Ik heb de vrouw aangesproken en gevraagd hoe het met haar was. Ik hoorde haar daarop zeggen dat zij twee keer met een mes was gestoken in haar borst. Ik zag bloed in de kleding van de vrouw ter hoogte van haar borst en zag dat haar handen onder het bloed zaten.
Ik zag op de grond voor de vrouw een mes liggen. Ik zag dat dit mes ter hoogte van haar buik/borst lag. Ik zag dat het een mes betrof van ongeveer 20 centimeter lang inclusief handvat. Ik zag dat het handvat caramelkleurig was met een gat erin aan de achterzijde. Ik zag dat er bloed op het mes zat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2017, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Tijdens het vervoer hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat de verdachte
[verdachte] meerdere malen zei:
‘Ik heb haar neergestoken, dit is wat ze verdient, ze heeft mij gek gemaakt’.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuigen d.d. 24 november 2017, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op vrijdag 24 november 2017 omstreeks 20.00 uur bevond ik mij samen met [getuige 2]
op de [straatnaam] te Emmen. [getuige 2] en ik bevonden ons op zijn slaapkamer.
Ik hoorde plotseling glasgerinkel en gebonk. Dit kwam voor mijn gevoel uit de woning links naast [getuige 2] zijn woning. Ik hoorde weer een hoop gebonk.
Kort hierop hoorde ik een vrouwenstem schreeuwen: "Help, help niet doen, ophouden, alsjeblieft".
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november 2017, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Net op het moment dat ik mijn was in de wasmachine aan het doen was, hoorde ik enorm veel glasgerinkel. Ik hoorde direct daaropvolgend geschreeuw.
Op het moment dat ik hier buiten stond hoorde ik een mannenstem heel hard schreeuwen: 'Ik maak je dood, Ik maak je dood.' Ik hoorde nog een paar keer het woord 'dood'.
Ik hoorde ook een vrouwenstem heel hard gillen en roepen: 'Help mij, help mij. Hou op! Hou op!.'
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 december 2017, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
15 november 2017 zal zo ongeveer de dag zijn geweest dat [verdachte] contact met mij heeft opgenomen. [slachtoffer] had op dinsdag de relatie beëindigd.
Hij begreep het niet. Hij had in al die tijd maar 1 dingetje gedaan. Hij had haar maar 1 keer bij haar keel gepakt en tegen de muur gezet.
Hij zei: Ja ik kan niet meer via de deur naar binnen, maar er zit een raam in, die schop je kapot en binnen ben je.
[verdachte] zei: Als ze de politie inschakelt knal ik een kogel door haar kop. [verdachte] zit in zijn
proeftijd, [verdachte] heeft filmpjes gestuurd naar [slachtoffer] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 december 2017, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[verdachte] schetste die woensdag dat hij er maar een eind aan moest maken. Hij kwam niet in contact met [slachtoffer] en gaf aan dat hij eventueel zelfmoord wilde plegen. Ook zei [verdachte] dat hij [slachtoffer] dan wat aan ging doen, als hij maar in contact kwam met haar.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 24 november 2017, te Emmen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
voornoemde [slachtoffer] met een mes in de borst heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft er rekening mee gehouden dat het bewezen geachte verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd waarbij de officier van justitie heeft verwezen naar de conclusies en het advies van het Pieter Baan Centrum.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit om, voor zover de rechtbank toekomt aan strafoplegging, de hoogte van de op te leggen straf te bepalen op het aantal dagen dat verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
Voorts dient de rechtbank af te zien van het opleggen van de maatregel van terbeschikking-stelling met verpleging van overheidswege. Verdachte is bereid mee te werken aan een onderzoek naar de oorzaken van zijn gedrag en wil daar ook wel voor worden behandeld. Verdachte wil daaraan meewerken in het kader van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Verdachte wil met name een EMDR-therapie volgen.
Aangaande het rapport van het Pieter Baan Centrum heeft de raadsman opgemerkt dat de conclusies van de rapporteurs zijn gebaseerd op informatie, afkomstig van referenten, die feitelijk onjuist is, en waarvan verdachte van mening is dat dat beter had moeten worden uitgezocht.
De eindconclusies van het PBC dienen dan ook buiten beschouwing te blijven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer]
te vermoorden door haar met een mes in de borst te steken.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het slachtoffer op een gegeven moment de relatie met verdachte wilde verbreken en dat verdachte daar niet mee instemde.
Op het moment dat het slachtoffer verdachte te kennen gaf dat zij de relatie met hem verbrak was verdachte hevig ontstemd. Dat resulteerde in het dicht knijpen van de keel van het slachtoffer op 15 november 2017. Zoals uit het dossier naar voren komt overlaadt verdachte het slachtoffer daarna met sms-berichten, Whatsapp berichten en berichten via facebook. Ook komt verdachte een aantal malen bij het slachtoffer aan de deur, alles met het doel de relatie te herstellen. Als dat niet lijkt te lukken, vat verdachte het plan op om het slachtoffer iets aan te doen met fatale gevolgen. Verdachte laat zich daar op verschillende manieren over uit. De rechtbank heeft dat hiervoor al aangegeven.
Op 24 november 2017 gaat verdachte wederom naar de woning van het slachtoffer. Hij wil naar binnen en slaat daartoe het raam kapot. Verdachte gaat door het raam de woning binnen en roept het slachtoffer. Verdachte pakt voordat hij naar boven gaat, waar het slachtoffer zich bevindt, uit de keuken een mes. Als verdachte bovenkomt duwt hij de slaapkamerdeur open en steekt vrijwel direct het slachtoffer in de borst. In de worsteling die plaatsvindt loopt het slachtoffer nog snijletsel op.
Uit de medische verklaring blijkt dat het slachtoffer door de steek met het mes een klaplong heeft opgelopen, dat het hartzakje is geraakt en dat de rechterboezem van het hart is geraakt. Indien de steek iets dieper was geweest was het slachtoffer aan die messteek overleden, aldus de forensisch arts.
Het behoeft geen betoog dat het hier om een zeer ernstig feit gaat waarbij het verschil tussen leven en dood miniem is geweest. De inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is aanzienlijk geweest.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn zeer ernstig geweest. Zij was langere tijd op hulp aangewezen en voelde zich niet meer veilig in het huis dat zij bewoonde. Zij heeft zich genoodzaakt gezien om te verhuizen om haar leven weer op te kunnen pakken. Dat laatste is nog steeds niet helemaal gelukt, zo blijkt uit de slachtofferverklaring.
Ook de aanloop naar het incident was een zware belasting voor het slachtoffer omdat verdachte bijna constant via allerlei middelen contact met het slachtoffer bleef zoeken en steeds bij haar aan de deur kwam waarbij het onvoorspelbaar was wat hij zou gaan doen.
Een feit zoals de rechtbank dat bewezen heeft verklaard kan alleen worden afgedaan met een gevangenisstraf van een aanmerkelijke duur.
Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op uitspraken in zaken waarbij voor levensdelicten langdurige gevangenisstraffen worden opgelegd. In het geval van een poging wordt in de regel een derde deel in mindering gebracht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank acht dan ook aangewezen verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Gelet op het navolgende met betrekking tot de toerekenbaarheid en behandelnoodzaak in een gedwongen kader, zal de rechtbank de gevangenisstraf matigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het PBC-rapport van 2 januari 2019, opgesteld door R. Haveman, GZ-psycholoog en D.C.W.H. Naus, psychiater.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan de observatie in het PBC, noch aan de totstandkoming van het rapport. Desondanks zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat een rapport kon worden opgemaakt en een diagnose kon worden gesteld, omdat verdachte toch enige tijd met hen heeft gesproken en ook anderszins genoeg van zichzelf heeft laten zien. De verdediging heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom dat rapport niet zou moeten worden gevolgd. De stelling van verdachte dat de informatie van de in het rapport genoemde referenten onjuist is en dat het onderzoek in feite onvolledig is geweest snijdt geen hout. Verdachte heeft er immers zelf voor gekozen geen medewerking aan het PBC-onderzoek te willen geven en ook niet zelf referenten aan te dragen die voor hem een ander licht op de zaak hadden kunnen werpen.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ernstige en complexe persoonlijkheidsstoornis. Wat in het contact opvalt is een breed palet aan primitieve afweermechanismen zoals het projecteren (andere mensen negatieve eigenschappen of emoties van zichzelf toedichten), het loochenen en verdraaien van feiten en externaliseren.
Bij meer intensieve (liefdes)relaties komt de psychopathologie van verdachte sterker op
de voorgrond te staan, waarbij hij zich snel en in totale overgave kan storten op een relatie.
Verdachte is dan niet in staat om de autonomie, behoeftes en grenzen van anderen te verdragen en te respecteren. Er is sprake van krenking indien de partner de relatie verbreekt.
De empathische vermogens van verdachte moeten als beperkt worden gezien en het geweten lijkt gebrekkig te zijn ontwikkeld. De impulscontrole van betrokkene is wisselend maar in het algemeen beperkt.
Verdachte laat acting-outgedrag zien bij oplopende druk, maar heeft ook een meer instrumentele kant waarbij agressie en intimidatie worden ingezet om een doel te bereiken.
Al met al is er dan ook sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis, waarbij in het contact met anderen de borderline kenmerken het meeste op de voorgrond staan. Tevens voldoet verdachte aan de criteria van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zijn er narcistische trekken. Verdachte voldoet aan de criteria van psychopathie volgens het concept van Hare. Hij behaalt op de PCL-R een hoge score die zonder meer wijst op psychopathie.
Een persoonlijkheidsstoornis is vaststaand en derhalve per definitie aanwezig ten tijde van
het ten laste gelegde.
De hevig gekrenkte reactie van verdachte voorafgaand aan het ten laste gelegde, moet als pathologisch worden gezien. Deze reactie kan geheel vanuit de persoonlijkheidspathologie van verdachte worden verklaard. Verdachte, die de ander als verlengstuk van zijn eigen
behoefte ziet, kon niet verdragen dat de relatie werd verbroken, waardoor de eerder
genoemde primitieve en pathologische afweermechanismes de kop op staken.
Onderzoekers concluderen dat het gedrag van verdachte tijdens het ten laste gelegde in behoorlijke mate werd bepaald door de gebrekkige coping en primitieve afweermechanismen passend bij zijn ernstige persoonlijkheidsproblematiek, en zij adviseren om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Passend bij verdachtes persoonlijkheidsstoornis en overmatige middelengebruik, de relatie
tussen de persoonlijkheidsstoornis en het ten laste gelegde bij het hoge risicoprofiel in ongunstige omstandigheden, adviseren onderzoekers om aan verdachte een gedwongen behandeling op te leggen, dit teneinde het risico op herhaling van gewelddadig gedrag duurzaam te verminderen.
Verdachte heeft in het verleden aangetoond dat hij niet in staat is om voldoende mee te werken aan behandeling in een voorwaardelijk kader. Zo heeft hij zich meerdere malen
onttrokken aan reclasseringstoezicht. Hierdoor wordt een behandeling in een voorwaardelijk
kader niet haalbaar geacht om het hoge recidiverisico terug te dringen. Onderzoekers zien
dan ook geen andere mogelijkheid dan te adviseren om betrokkene te behandelen in het
kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, om langs die weg de kans op
recidive te verminderen en in eerste instantie ook voldoende veiligheid te garanderen
gezien het hoge recidiverisico.
De rechtbank onderschrijft deze conclusies en maakt die tot de hare zodat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen.
De rechtbank volgt de onderzoekers ook in het advies om aan verdachte de maatregel van ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
Zoals uit het PBC rapport naar voren komt bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Alles overwegende acht de rechtbank naast het opleggen van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het bewezen verklaarde feit met behulp van het mes is begaan en het mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen kleding moet worden teruggegeven aan [slachtoffer] omdat die kleding niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij haar vordering aangepast in die zin dat een bedrag van € 10.427,52 wordt gevorderd ter vergoeding van materiële schade en € 20.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en derhalve toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ingestemd met de opgevoerde kledingschade, medische kosten en de verhuiskosten en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank aangaande de kosten van huishoudelijke hulp.
De post schoonmaakkosten [benadeelde partij] is door de verdediging betwist, behoudens ‘halwand sausen’ en ‘deur schilderen slaapkamer’, omdat er geen causaal verband is met het ten laste gelegde.
De gevorderde reiskosten zijn onvoldoende onderbouwd in die zin dat onvoldoende is gebleken wat het aantal afgelegde kilometers was. De parkeerkosten worden niet betwist.
De gevorderde immateriële schade acht de verdediging te hoog en zij heeft de rechtbank verzocht een bedrag in goede justitie vast te stellen. De verdediging heeft de rechtbank voorgesteld een bedrag van € 5.000,-- toe te kennen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat een deel van de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Zij beoordeelt de opgevoerde schadeposten als volgt.
De post kledingschade acht de rechtbank onderbouwd tot een bedrag van € 100,--.
De opgevoerde medische kosten ad € 910,-- zijn toewijsbaar omdat deze niet dan wel onvoldoende zijn betwist. Dit betreft twee maal het eigen risico en € 140,- daggeldver-goeding ziekenhuis.
De rechtbank acht de opgevoerde kosten ad € 80,-- voor de tijdelijke opvang van de hond toewijsbaar. Ook de schade aan de tuintafel ad € 50,-- acht de rechtbank toewijsbaar.
De rechtbank acht de opgevoerde reiskosten toewijsbaar. De daggeldvergoeding ziekenhuis (zie hierboven) omvat mede parkeerkosten voor familie en deze kosten komen dus niet apart voor vergoeding in aanmerking. Voor vergoeding komt derhalve een bedrag van € 591,24 (2.272 kilometer x € 0,26) in aanmerking.
De kosten huishoudelijke hulp zijn toewijsbaar tot 6 weken zwaar beperkt en 6 weken licht tot matig beperkt. In totaal is een bedrag van € 2.685,-- toewijsbaar.
De overige opgevoerde materiële schade staat naar het oordeel van de rechtbank in onvoldoende causaal verband met het bewezen verklaarde zodat de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De materiële schade acht de rechtbank derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 4.416,24.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd.
Het gevorderde bedrag wijkt aanmerkelijk af van hetgeen de rechtbank gebruikelijk in vergelijkbare zaken toewijst. Daar komt bij dat de overgelegde uitspraken niet zonder meer vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak.
Alles overwegende acht de rechtbank een bedrag van € 9.000,-- toewijsbaar.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en
beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen goed te weten:
- een mes met bruin handvat.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven kleding te weten:
- een blauwe spijkerbroek,
- een jas en
- overige kleding.
Ten aanzien van 18.930273-17 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 13.416,24 (zegge: dertienduizendvierhonderdzestien euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 13.416,24 (zegge: dertienduizendvierhonderdzestien euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 102 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 4.416,24 aan materiële schade en € 9.000,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. R. Depping en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2019.