Einde inhoudsopgave
Tweede Protocol bij het Haags Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict
Artikel 18 Uitlevering
Geldend
Geldend vanaf 09-03-2004
- Bronpublicatie:
26-03-1999, Trb. 2005, 279 (uitgifte: 11-11-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-03-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-1999, Trb. 2005, 279 (uitgifte: 11-11-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De in artikel 15, eerste lid, letters a tot en met c, genoemde strafbare feiten worden geacht te vallen onder de uitleveringsdelicten in elk tussen de Partijen bestaand uitleveringsverdrag dat is gesloten vóór de inwerkingtreding van dit Protocol. De Partijen verplichten zich ertoe bedoelde strafbare feiten op te nemen in ieder uitleveringsverdrag dat in een later stadium tussen hen wordt gesloten.
2.
Indien een Partij die uitlevering afhankelijk stelt van het bestaan van een verdrag, een verzoek om uitlevering ontvangt van een andere Partij waarmee zij geen uitleveringsverdrag heeft, kan de aangezochte Partij, indien zij dit verkiest, dit Protocol beschouwen als een juridische grondslag voor uitlevering ten aanzien van de strafbare feiten omschreven in artikel 15, eerste lid, letters a tot en met c.
3.
Partijen die uitlevering niet afhankelijk stellen van het bestaan van een verdrag, erkennen de in artikel 15, eerste lid, letters a tot en met c, omschreven strafbare feiten als uitleveringsdelicten, onverminderd de voorwaarden waarin het recht van de aangezochte Partij voorziet.
4.
Voor uitlevering tussen Partijen worden de in artikel 15, eerste lid, letters a tot en met c, omschreven strafbare feiten indien nodig beschouwd als niet alleen begaan op de plaats waar zij zijn gepleegd maar ook op het grondgebied van de Partijen die hun rechtsmacht hebben gevestigd overeenkomstig artikel 16, eerste lid.