Hof Leeuwarden, 18-03-2011, nr. 24-003148-09
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8656, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
18-03-2011
- Zaaknummer
24-003148-09
- LJN
BP8656
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8656, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 18‑03‑2011; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BX4293, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5206, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BX4293
Uitspraak 18‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Veroorzaken aanrijding. Dat verdachte op of in de richting van een busstrook heeft gereden, valt niet te bewijzen. De tenlastelegging is voorts zodanig opgesteld dat de busstrook in de keten van beschreven handelingen een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt. Weglating van dit onderdeel is derhalve niet mogelijk. Op grond daarvan valt het ten laste gelegde niet te bewijzen en volgt vrijspraak.
Partij(en)
Parketnummer: 24-003148-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670294-09
Arrest van 18 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 3 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bepleit. Ter onderbouwing daarvan doet hij een beroep op het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging, zulks in combinatie met het gelijkheidsbeginsel. Door verdachte wel te vervolgen en [betrokkene] niet, heeft het openbaar ministerie in strijd met deze beginselen gehandeld.
Hieromtrent overweegt het hof het volgende. Het oordeel over de opportuniteit van vervolging berust in beginsel bij het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie kan slechts dan niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer zich omstandigheden voordoen waaruit blijkt dat ten tijde van het instellen van de vervolging zodanig is gehandeld in strijd met algemene beginselen van een behoorlijke procesorde, dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling in zijn zaak is tekortgedaan. Uit de stukken, noch uit de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is dat aannemelijk geworden. In dat verband overweegt het hof dat de vervolging van een aantal (verkeers)overtredingen, dan wel misdrijven, begaan door de bestuurder van een bromfiets, zich wezenlijk onderscheidt van de situatie waarin een politieambtenaar in de uitoefening van zijn functie een ongeval heeft veroorzaakt, zodat geen sprake is van gelijke gevallen. Het verweer wordt verworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 04 mei 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straat] en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en /of de parallel aan die weg gelegen busstrook, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, komende vanaf een aan die [straat] gelegen zijweg het parallel aan die [straat] gelegen fietspad op te rijden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad te blokkeren en/of (vervolgens) dat voertuig (door de berm) richting en/of over die busstrook te sturen en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad te sturen en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze te besturen en/of te beremmen dat hij, verdachte, de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) breuk van de enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 04 mei 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straat] en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en/of de parallel aan die weg gelegen busstrook, komende vanaf een aan die [straat] gelegen zijweg het parallel aan die [straat] gelegen fietspad is opgereden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad heeft geblokkeerd en/of (vervolgens) dat voertuig door de berm richting en/of over die busstrook heeft gestuurd en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd dat hij de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vrijspraak
Verdachte wordt op grond van primair artikel 6, subsidiair artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 voor zover hier van belang verweten dat hij met zijn voertuig het parallel aan het [straat] gelegen fietspad in is gereden, de vrije doorgang van dat fietspad heeft geblokkeerd, het voertuig door de berm in de richting van de busstrook heeft gestuurd en vervolgens vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en zodanig heeft geremd of gestuurd dat hij de controle over het voertuig heeft verloren dan wel door de berm is gegleden of gereden, waardoor een aanrijding is veroorzaakt.
In de tenlastelegging is na het verweten feit opgenomen dat daarin gebruikte termen en uitdrukkingen, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht worden in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De term 'busstrook' wordt in artikel 1 van de (op de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerde) Regeling Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 gedefinieerd als: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord 'BUS' of 'LIJNBUS' is aangebracht.
De advocaat-generaal heeft - ter zitting daarnaar gevraagd - aangegeven dat er in de onderhavige zaak geen andere betekenis wordt toegedicht aan het door de steller van de tenlastelegging gehanteerde begrip 'busstrook'.
Ter zitting en op grond van de inhoud van het dossier is aannemelijk geworden dat er ter plaatse geen sprake was van een busstrook als vorenbedoeld.
Gelet op het hiervoor beschrevene valt niet te bewijzen dat verdachte op of in de richting van een busstrook heeft gereden. De tenlastelegging is voorts zodanig opgesteld, dat de busstrook - in de keten van beschreven handelingen - een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt. Weglating van dit onderdeel is derhalve niet mogelijk. Op grond daarvan valt zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde niet te bewijzen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Zomer als griffier.