Zie p. 4 van de pleitnota.
HR, 27-09-2022, nr. 21/02615
ECLI:NL:HR:2022:1327
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-09-2022
- Zaaknummer
21/02615
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1327, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑09‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2021:1113
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:519
ECLI:NL:PHR:2022:519, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑06‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1327
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑09‑2022
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02615
Datum 27 september 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 juni 2021, nummer 22-002766-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.W.M. Stevens, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2022.
Conclusie 28‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Aanranding van de eerbaarheid. Klachten over betrouwbaarheid verklaring slachtoffer en gebezigd DNA-bewijs. AG meent dat klachten falen en met toepassing van art. 81.1 RO kunnen worden afgedaan.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02615
Zitting 28 juni 2022
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 21 juni 2021 door het gerechtshof Den Haag wegens 1. “feitelijke aanranding van de eerbaarheid” en 2. “belaging” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden. Voorts heeft het hof gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, beslissingen genomen over de vorderingen van de benadeelde partijen en aan de verdachte twee schadevergoedingsmaatregelen opgelegd. Ten slotte heeft het hof een vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen. Een en ander als nader in het arrest bepaald.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. S.W.M. Stevens, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel heeft betrekking op het onder 1 bewezenverklaarde en bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet volgt uit de bewijsvoering, althans dat het hof onvoldoende gemotiveerd is afgeweken van een daaromtrent gevoerd verweer.
3.1.
Onder 1 is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij omstreeks 15 juni 2016 te 's-Gravenhage, door feitelijkheden, te weten:- zijn, verdachtes (geestelijk) overwicht (door het leeftijdsverschil en zijn dwingende en overheersende persoonlijkheid) en- het laten instappen in zijn, verdachtes, auto en vervolgens ineens wegrijden met en meenemen in die auto en
- op een verlaten parkeerplaats stil gaan staan en vervolgens tonen van een seks/porno-filmpje en daarbij dwingend zeggen "doe je broek uit" althans woorden van gelijke (dwingende) aard en/of strekking en
- daarbij het onverhoeds betasten van het bovenbeen en de schaamstreek en
- dwingend zeggen "doe mijn onderbroek tussen mijn billen",
[benadeelde] (geboren op [geboortedatum] 1999) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het opzij trekken/omlaag trekken van de onderbroek van die [benadeelde] en
- het betasten van de penis en schaamstreek van die [benadeelde] en
- het in de mond nemen van de penis en de ballen van die [benadeelde] en
- het likken van de geslachtsdelen van die [benadeelde] en
- het zijn, verdachten, penis laten betasten en
- het zich laten aftrekken door die [benadeelde] en
- het zijn, verdachtes, bilspleet laten betasten door die [benadeelde] ”
3.2.
In een aanvulling op het bestreden arrest zijn, voor zover voor feit 1 relevant, de volgende bewijsmiddelen opgenomen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016166668-1, D1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 44 t/m 49):
als de op 17 augustus 2016 afgelegde verklaring van [aangever] die aangifte deed namens de benadeelde [benadeelde] :
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte van het incident dat heeft plaatsgevonden tussen 14 juni 2016 te 20:00 uur en woensdag 15 juni te 00.00 uur te Den Haag.A: Ik had avonddienst. Voor ik ga werken vroeg ik [benadeelde] of hij nog ging basketballen. Hij zou op de fiets naar zijn vader gaan na het basketballen. Rond een uur of 20.00 tot 21.30 gaat hij basketballen.V: Hoe laat was u weer thuis?
A: Dat kan ik zien op mijn telefoon, omdat hij mij meerdere malen heeft gebeld. Ik zat op de scooter en heb dat niet gehoord.
O: Ik zie dat u driemaal gebeld bent om 00.48 en tweemaal om 00.49 uur door [telefoonnummer] .
V: Is dat het nummer van uw zoon?
A: Ja, dat is het nummer van [benadeelde]V: U denkt dus dat u tegen 01.00 uur thuis bent gekomen. Wat gebeurde er?A: Ik was de scooter nog aan het parkeren. Ineens kwam er iemand zonder schoenen naar me toe. Dat was [benadeelde] . Hij vertelde mij, dat hij was meegenomen door een man naar de [plaats] . Hij moest allemaal dingen voor hem doen, zei hij. Ik vroeg [benadeelde] of die man hem had verkracht. [benadeelde] zei: "Ja, hij heeft alles bij mij gedaan." Hij zei: ''Ik moest ook heel veel bij hem doen."
[benadeelde] heeft me nog wel gezegd, dat de man hem thuis zou brengen als [benadeelde] hem met zijn mond zou laten klaar komen. [benadeelde] zei dat hij het niet wilde doen.
V: Wat heeft [benadeelde] verteld over het verloop van de avond?
A: Dat hij op weg was naar het basketballen in de buurt van de [a-straat] , bij de ING bank, een man sprak, die om een aansteker vroeg. Hij (het hof begrijpt: de man) heeft hem uiteindelijk gelokt naar de auto en hem meegenomen. Hij heeft [benadeelde] meegenomen naar de bosjes van [plaats] bij de [plaats] . Daar heeft hij dingen gedaan. [benadeelde] vertelde tegen de man, dat hij naar huis wilde, omdat ik hem anders zou missen. De man zei, dat hij dit zou doen, als [benadeelde] zou doen wat hij wilde.
Toen zei [benadeelde] , dat hij hem daarna niet naar huis had gebracht, maar dat hij hem meenam naar zijn eigen huis.
V: Wat heeft [benadeelde] verteld over de man?
A: Dat het een donkere man was met rasta haar.
2. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 15 juni 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016166668-6, D!. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 30 t/m 43):
als de op 15 juni 2016 afgelegde verklaring van [benadeelde] :
A: Ik zit hier omdat ik aangerand ben.
A: Ik ging om 5 uur ging ik basketballen met een paar vrienden.
A: En ik bleef daar tot half 9 en toen het half 9 werd ging ik naar huis toe. En ik weet niet hoe de straat heet maar er stond een man bij een pinautomaat en toen ik langsfietste vroeg die aan mij of hij een aansteker mocht. En toen stapte ik van mijn fiets af, zei ik: 'dat is goed' en gaf ik een aansteker aan hem. En hij zei van: 'Ik ga even hier om de hoek, ga ik het aansteken'. En zei hij van nou kom (onverstaanbaar) aansteker. Dus ik ging gewoon even met hem mee. Toen ging die zijn auto in, ging hij zijn pijp aansteken, dus hij zat crack te roken. En toen zei die van: 'als jij je aansteker wilt, moet je even hier zo komen, kan ik hem aangeven'.
Dus toen zette ik mijn fiets op slot en ging ik naar die andere kant toe. Naar de passagierskant van de auto. Ging ik daar naar binnen. Daarna begon die ineens weg te rijden.
En toen bleef die gewoon doorrijden, zei die dat ik moest blijven zitten en bracht hij mij achter .. Niet achter de [plaats] maar iets verder daar zo, echt diep de bosjes is, daar is een parkeerplaats. En die parkeerplaats was helemaal leeg. En toen gaf hij me zijn telefoon en liet ie me video's zien van hem en zijn vriend. Dat ze allemaal dingen deden. En toen begon hij aan me te zitten. En op dat moment was ik gewoon bang, durfde ik niet weg te rennen want ik kon nergens naartoe. Als ik ging wegrennen kon hij achter me aan en me pakken. En ook al ontsnapte ik, dan kon ik nog steeds nergens naartoe gaan.
V: Oké. En hij rijdt met jou in die auto, wat zeg jij tegen hem?
A: Ja, je gaat van .. Eerst zei ik van: 'ja is goed', want ik dacht we gaan gewoon een rondje rijden. En daarna zei ik wel tegen hem van: 'ja, we gaan nu wel te ver'. Mijn fiets staat daar nog.
En hij bleef maar doorrijden, hij zei blijf maar zitten dan ga ik je terugbrengen. Uiteindelijk was het zo ver, hij begon hard te rijden. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik dacht niet van ik ga de auto uitspringen want dat kan gevaarlijk zijn. Toen we gestopt waren bij de parkeerplaats, kon ik nog steeds niet weg.
Omdat, ja, zoals ik al zei, als ik zou weg rennen en hij zou achter me aan en hij zou me pakken. Ja, dat wou ik niet, want ik weet niet wat hij' zou gaan doen. Ook omdat hij onder invloed was, wist ik helemaal niet wat hij ging doen.
Sowieso kon ik niet de deur opendoen, helemaal opendoen om snel weg te gaan omdat er een auto naast stond.
En dan laat hij mij een video zien van hem en zijn vriend. En dat ze allemaal dingen deden. Die man die me had meegenomen die hoorde je op de achtergrond zeggen van: 'doe je broek naar beneden'. En toen deed die jongen dat. En toen zei die van: 'doe je onderbroek naar beneden' en dat deed ie ook. En toen ging die met zichzelf spelen. En toen kwam die andere man en toen ging die vriend van hem dan met zijn mond om zijn lul.
Ik probeer zoveel mogelijk weg te kijken maar het maakt niks uit en toen ging hij het volgende filmpje doen. Je zag niet die personen zelf. Je zag wel die vriend alleen later op het filmpje. Maar dan zag je dat hij in zijn kont genomen werd.
Toen zei ik eerst van: 'waarom laat je dit zien?'. En toen zei ik van: 'ik ga dit niet kijken'. En hij bleef het (het hof begrijpt: de telefoon) gewoon zo voor me houden en zei: 'hou vast, hou vast'.
Toen begon hij met zijn hand .. Bij mij, bij mijn been eerst zo.
V: Je doet het nu voor. Je doet voor bij je linkerbeen he?
A: Ja, bij mijn linkerbeen ging hij eerst ..
V: En op je bovenbeen zie ik nu dat jij je hand doet. En wat doet hij dan bij je linker bovenbeen?
A: Begon hij gewoon over te wrijven. En begon hij steeds dichter bij mijn lul te komen met zijn hand.
En toen begon hij allemaal dingen te vertellen. Zegt hij: 'als je terug wil, dan moet je dit doen, moet je dat doen, dan breng ik je naar huis'. Toen zei die eerst van dat ik mijn broek naar beneden moest doen en dat ik hem echt helemaal naar beneden moest doen, zodat ik mijn benen wijd kon doen. Dus dat deed ik toen. En toen begon hij met zijn hand, begon hij .. niet mijn onderbroek uit te doen, maar begon hij hem opzij te trekken zodat je wel dingen kon doen.
V: Hij doet die hand op je been en dan zegt hij van: 'Nou dan moet je eerst dit en dat doen en dan mag je weg'. En wat is: 'dit' en 'dat'? Want ik weet niet wat iemand bij mij wil doen.
A: Dat had hij later, daarna uitgelegd. Toen zei hij eerst dat ik mijn broek helemaal naar beneden moest doen. En dat deed ik toen en toen begon hij met zijn hand daar mijn onderbroek opzij te trekken haar rechts. En toen begon hij aan mijn ding (het hof begrijpt: penis) te zitten.
V: Want wat is de reden dat jij je broek en je .. of je broek in ieder geval uitdoet?
A: Eerlijk gezegd was ik bang van dat hij me iets zou aandoen als ik het niet zou doen. Want ik heb wel eerder mensen gezien die onder invloed waren van iets. En die waren dan heel agressief en zo. En hij was ook helemaal aan het zweten en zo. Ja ik vond het eng.
Ik probeerde zo gewoon mogelijk tegen hem te doen zodat hij niet opeens boos tegen me zou worden en dan iets zou gaan doen. Hij vroeg iets aan me om te doen en toen zei ik tegen hem 'nee, dat wil ik niet doen, dat ga ik echt niet doen'. En toen begon hij heel boos te worden. Zei hij: 'Ik flip helemaal op jou, en zo ' .
Dat was toen we onderweg waren. Toen begon die zijn broek naar beneden te doen.
Tijdens het rijden deed hij het. Hij zei ook tegen mij: 'houd het stuur vast, houd het stuur recht'. En toen ging ik zo het stuur rechthouden.
V: Oké en dan, wat doet hij dan?
A: Nou, eerst wou hij dat ik zijn onderbroek tussen zijn billen ging doen en dat ik dan met mijn vinger daartussen ga. En dat had ik uiteindelijk gedaan.
V: Tijdens het rijden?
A: Ja, en daarna even nadenken, wat wou hij nog meer? Oh ja, hij wou dat ik aan hem ging .. dat ik hem ging aftrekken tijdens het rijden. En dat ging ik dan ook doen.
V: Oh, dan begrijp ik het niet goed, want je zegt ook dat je iets niet wilde, wanneer zeg je dat dan? A: Dat zei ik daarna, toen zei hij dat ik met mijn mond moest .. gaan.
V: Dat komt later in het verhaal?
A: Ja, dat komt later, toen ..
V: Dus dat is niet op de heenweg gebeurd?
A: Nee, nee, nee, terugweg.
V: Oké, eh .. Even kijken, je moet je broek naar beneden doen, zodat jij je benen wijd kan doen. A: Ja.
V: En je onderbroek doet hij opzij.
A: Ja.
V: En dan?
A: Toen begon hij me af te trekken en toen zei hij dat ik moest blijven kijken naar dat filmpje, terwijl hij dan bezig was met mij. En daarna begon hij zichzelf ook af te trekken en zo bleef het even doorgaan. En uiteindelijk zei hij toen van: 'we gaan nu weg'. Dus toen ging hij wegrijden en toen gebeurde dat wat ik net vertelde. Dat hij tijdens het rijden zei die eerst van: 'hou het stuur vast'. Dus toen ging ik het stuur vasthouden en keek ik zo naar hem. En toen begon die zijn broek naar beneden te doen en toen ging die zo opzij, terwijl hij het stuur weer vast ging houden. Toen zei die van: 'doe mijn onderbroek tussen mijn billen'. Toen zei ik: 'ja dat doe ik' en toen ging ik dat doen. En toen zei die van dat ik met mijn vingers daartussen moest gaan, en dat deed ik ook.
V: Waar tussen?
A: Tussen zijn billen.
En daarna ging hij weer terug normaal zitten en zijn broek bleef naar beneden. En toen moest ik met mijn hand .. onder zijn onderbroek en dan met zijn lul spelen. En dat deed ik ook. En toen uiteindelijk wou hij dat ik het mijn mond ging doen. Toen zei ik van: 'nee, dat ga ik echt niet doen. Daar is echt de lijn weet je'.
En toen begon hij heel boos te worden, zei hij: 'zie je, dit maakt mij para, hiervoor flip ik en zo'; En ja, toen uiteindelijk zei hij niks, begon hij weer te roken en dan zei hij wel dat ik stil moest zitten en ging die weer met zijn hand bij mijn been en bij mijn lul. En toen we uiteindelijk bij zijn huis waren toen gingen we naar binnen.
Uiteindelijk zei hij: 'ja wacht hier' en toen ging die naar boven. En uiteindelijk hoorde ik de deur opengaan boven. En toen dacht ik van: 'nu moet ik weg''. Ik heb de deur opengedaan, want ik wist ook waar ik was. Ik wist dat ik dicht bij mijn fiets was. Voordat we bij dat huis waren, zag ik op die klok dat het 12 uur (24.00) was en toen zei ik tegen hem van: 'mijn moeder weet dat ik weg ben en die gaat dan bellen', maar dat maakte hem niks uit. Dus uiteindelijk gingen we parkeren en toen stopte .. Gebeurde dat dat ik weg ging.
V: Dus als ik het goed begrijp heeft het met die man ongeveer 3,5 uur geduurd?
A: Van half 9 tot eh .. tot .. Ja.
V: Oké, hoe ziet die man eruit?
A: Hij is zwart, en hij heeft zwarte dreadlocks/ hele lange. Hij is niet zo lang, ik denk iets langer dan ik.
V : En jij bent?
A : 1,65.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016166668-19, D1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 82 e.v.):
als de op 11 maart 2017 afgelegde verklaring van [benadeelde] :
Ik weet dat hij zei 'Doe je broek uit'. Toen begon hij aan me te zitten.
Ik weet nog wel dat hij zelf mijn onderbroek naar beneden trok. Hij pakte met twee handen de uiteinden van mijn onderbroek. Hij ging trekken. Hij kreeg hem wel naar beneden. Tot aan mijn knieën. Toen ging hij aan me zitten. Hij ging aan mijn penis zitten. Met zijn hand.
In de auto ging hij de hele tijd aan me zitten. Ik zat gewoon te wachten tot ik weg kon.
V: En al die tijd zit hij met zijn vingers over je penis?
A: Nee. Hij deed het ook met zijn mond. Hij ging eerst mijn penis in zijn mond stoppen. En hij ging mijn ballen likken. Die had hij ook in zijn mond gestopt. Hij boog over naar mijn stoel. Toen begon hij.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016166668-4, D1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 28 t/m 29):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op woensdag 15 juni 2016, omstreeks 01:25 uur, werden wij door de dienstdoende operationele coördinator gestuurd naar de [b-straat 1] te [plaats] , alwaar een 17 jarige jongen (het hof begrijpt: [benadeelde]) zou wonen die het slachtoffer was geworden van zedendelict. Wij zijn met het slachtoffer naar de woning van de vermoedelijke dader gereden, zodat het slachtoffer de woning en het voertuig van de dader kon aanwijzen. Het slachtoffer stuurde ons naar de [c-straat] te Den Haag. Wij hoorden het slachtoffer zeggen dat de dader het portiek is ingelopen bij [c-straat 1] . Vervolgens zagen wij dat het slachtoffer een voertuig aanwees en hoorden wij hem zeggen- dat hij daarin had gezeten met de dader. Het voertuig dat het slachtoffer aanwees betrof een blauwe personenauto van het merk Mitsubishi, type Carisma, voorzien van het kenteken [kenteken] . Bij het raadplegen van het kenteken [kenteken] in integrale bevraging van politiesysteem, bleek het kenteken op naam te staan van een man genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967, adres [c-straat 1] te [plaats] .
5. Een ander geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2 0.16166668-2, blad 1 en 2.
Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Inbeslagneming
Plaats : [d-straat] , [plaats]
Datum en tijd: 15 juni 2016 te 01:35 uur
Goednummer: PLI 500-2016166668-1591093
Object : Kleding (ondergoed)
Aantal/eenheid: 1 St
Bijzonderheden: gedragen door slachtoffer
Eigenaar : [benadeelde]
6. Een proces—verbaal van aanvraag DNA-onderzoek en benoeming DNA-deskundige d.d. 12 december 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016166668-8, D1.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 64) :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 15 juni 2016 werd melding gedaan van aanranding te ‘s-Gravenhage. De kleding van het slachtoffer, die hij droeg tijdens de handelingen, werd inbeslaggenomen voor nader onderzoek. Tevens werd van de verdachte DNA-referentiemateriaal afgenomen.
Stukken van overtuiging
Aan de volgende SVO's dient DNA-onderzoek te worden verricht:
Sporendrager
Goednummer: PL1500-2016166668-1591093
SIN: AAJK4169NL
Object: Kleding (Ondergoed)
Land: Nederland
Bijzonderheden: Gedragen door slachtoffer
Onderzoeksopdracht/vraagstelling
SIN AAJK4169NL: HBS007 Is er biologisch materiaal van de verdachte aanwezig op de
onderbroek van het slachtoffer?
7. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2016.12.21.164 (aanvraag 001) D1, d.d. 9 februari 2017, opgemaakt en ondertekend door ing. M.J.W. Pouwels , NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA. Dit rapport houdt onder meer in (pagina 76 t/m 77):
als relaas van deze deskundige:
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek naar biologische sporen
De onderbroek AAJK4169NL is zowel aan de buiten- als binnenzijde van het voorpand bemonsterd, gericht op. het verzamelen van celmateriaal van degene(n) die ter hoogte van deze plaats in aanraking is/zijn geweest met de onderbroek. Deze bemonsteringen zijn als respectievelijk AAJK4169NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAJK4169NL#01 bemonstering van de buitenzijde van het voorpand van de onderbroek
AAJK4169NL#02 bemonstering van de binnenzijde van het voorpand van de onderbroek
Resultaten, interpretatie en conclusie
Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1967) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Van het slachtoffer [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] 1999) is tot op heden bij het NFI geen DNA-profiel beschikbaar om te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
Tabel 1Resultaten, interpretaties en conclusie DNA-onderzoek
SIN | Beschrijving DNA-profiel * celmateriaal kan afkomstig zijn van | Bewijskracht | Toelichting |
AAJK4169NL#01 en AAJK4169NL#02 | DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verdachte [verdachte] minimaal één onbekende persoon | Vooralsnog niet berekend | 1 |
Toelichting: 1. Zie ‘Mogelijkheden voor aanvullend onderzoek’ |
Mogelijkheden voor aanvullend onderzoek
Voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden match tussen het DNA-profiel van [verdachte] en de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in de bemonsteringen AAJK4169NL#01 en #02 is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Hiervoor dient het DNA-product 'DNA-vervolgonderzoeken en aanvullende vragen' (HBS209) te worden aangevraagd.
Het wordt aanbevolen bij dit aanvullend onderzoek te kunnen beschikken over referentiemateriaal van het slachtoffer [benadeelde] om te kunnen beoordelen of het slachtoffer donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in de betreffende bemonsteringen.
8. Een aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2016.12.21, 164 (aanvraag 002 en 003), d.d. 6 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door ing. J.L.W. Dieltjes , NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA. Dit rapport houdt onder meer. in (ongenummerd):
als relaas van deze deskundige:
In deze zaak is een (aanvullend) DNA-onderzoek uitgevoerd.
DNA-onderzoek
Het referentiemonster RABL6116NL van het slachtoffer [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] 1999) is aan een DNA-onderzoek onderworpen.
Het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen AAJK4169NL#01 en #02 van respectievelijk de buitenzijde en binnenzijde van het voorpand van de onderbroek van het slachtoffer [benadeelde] is herhaald om de reproduceerbaarheid van het verkregen resultaat te onderzoeken.
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het referentiemonster van het slachtoffer [benadeelde] RABL6116NL is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel en het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1967) zijn bij het vergelijkend DNA-onderzoek betrokken.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
Tabel 1Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN | Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van | Matchkans DNA-profiel | Toelichting |
AAJK4169NL#01 en AAJK4169NL#02 | DNA-mengprofiel van minimaal twee personen Slachtoffer [benadeelde] verdachte [verdachte] | niet berekend kleiner dan 1 op 1 miljard | 1 2 |
Toelichting: 1. Vanwege de match met het DNA-profiel van het slachtoffer [benadeelde] RABL6116NL en omdat het bemonsteringen van zijn onderbroek betreft, wordt aangenomen dat een deel van het celmateriaal in deze bemonsteringen van het slachtoffer zelf afkomstig is. 2. Omdat de bij Toelichting 1 beschreven aanname is uit de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in deze bemonsteringen een DNA-profiel van de tweede donor van celmateriaal in deze bemonsteringen afgeleid. Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] matcht met deze afgeleide DNA-profielen. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon met deze afgeleide DNA-profielen matcht is kleiner dan 1 op 1 miljard. |
3.3.
Het bestreden arrest bevat geen nadere bewijsoverwegingen, noch nadere overwegingen waarin wordt gerespondeerd op door of namens de verdachte gevoerde verweren. De verwerping hiervan moet dus in de bewijsmiddelen besloten liggen.
3.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juni 2021 heeft de raadsman daar verweer gevoerd overeenkomstig de aan voornoemd proces-verbaal gehechte pleitnota.
3.5.
De steller van het middel voert aan dat op drie door de raadsman naar voren gebrachte verweren onvoldoende zou zijn gerespondeerd. In de eerste plaats noemt zij het door haar als “alternatief scenario” aangeduide verweer dat het slachtoffer de verdachte zou hebben verward met iemand anders. Zij zal doelen op het ter zitting gevoerde verweer dat de verdachte mogelijk zou kunnen worden verward met een “dubbelganger”.1.Een tweede verweer waar het hof volgens de steller van het middel onvoldoende op gerespondeerd zou hebben betreft een betrouwbaarheidsverweer. Ter zitting is aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar zou zijn omdat – kort gezegd – bij onderzoek aan de telefoon van de verdachte niet de foto’s en filmpjes zijn aangetroffen die daar volgens het slachtoffer op te zien zouden zijn geweest, terwijl evenmin van verwijdering zou zijn gebleken. Dat zou ook gelden voor de verklaring van het slachtoffer dat de verdachte tijdens de bewezenverklaarde gebeurtenissen drugs zou hebben gebruikt, omdat de verdachte dit – naar eigen zeggen – al jaren niet meer doet. Ten derde wordt door de steller van het middel een verweer ten aanzien van het DNA-bewijs genoemd. In dit verband wijst zij op de volgende passage uit de pleitnota:
“Het enige wat nog resteert is het DNA van cliënt dat is aangetroffen op de onderbroek. Dat zou matchen met de aangifte van aangever.
Maar wat direct opvalt is dat er alleen DNA van cliënt op de onderbroek is aangetroffen. Er is geen DNA aangetroffen op de broek van aangever, hoewel cliënt volgens aangever over zijn broek aan het wrijven was. Steeds dichter bij het kruis van aangever.
Indien cliënt dit daadwerkelijk zou hebben gedaan, dan zou er ook DNA van cliënt op de broek van aangever moeten zijn aangetroffen. Door wrijving komt huidepitheel los, dat vervolgens aangetroffen zou moeten worden op de broek. Dat blijkt echter niet het geval, zo blijkt uit de rapportage van het NFI.
Het enige DNA van cliënt dat is aangetroffen bevindt zich op de onderbroek van aangever. Het betreft "slechts" huidepitheel, dat zeer goed overdraagbaar is via het schudden van handen. In het forensische DNA-onderzoek dient altijd rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat er op legitieme wijze, bijvoorbeeld middels secundaire overdracht, DNA op een voorwerp of persoon terecht is gekomen. Ik verwijs naar onder meer een document van het NFI d.d. 14 december 2017.
Dat is al die tijd de grote vraag voor cliënt geweest: hoe komt mijn huidepitheel op de onderbroek van een persoon die ik niet ken. Voor de goede orde: cliënt weet ook niet hoe de aangever eruit ziet. Het onderzoeksteam heeft er kennelijk, voor gekozen om de foto van de aangever niet aan cliënt voor te houden.
Cliënt kan niet anders dan vermoeden dat het als volgt moet zijn gebeurd: hij moet aangever op het basketbalveld zijn tegengekomen. Beiden kwamen daar regelmatig. En in het pre-corona tijdstip was het zeer gebruikelijk in de subcultuur van de basketballers dat men elkaar uitvoerig de hand schudde, een "hug" gaf, omhelsde, om de nek sprong, een high-five gaf. Men hoeft maar naar beelden van NBA basketbal op tv of YouTube te kijken om te zien hoe fysiek men is tijdens en na een partijtje basketbal.
Als er na afloop van een partij basketbal handen worden geschud kan daarbij huidepitheel zijn overgegaan van de hand van cliënt op de hand van aangever. En als aangever vervolgens aan zijn onderbroek zit met zijn eigen handen dan kan daarbij huidepitheel van cliënt zijn overgebracht op de onderbroek. Stel dat de aangever na het basketballen even snel in de bosjes is gaan plassen, dan zal hij daarbij met zijn handen zijn onderbroek hebben aangeraakt. Daarbij kan dan, door secundaire overdracht, huidepitheel van cliënt op de onderbroek van aangever zijn gekomen.
Nogmaals, indien cliënt al die handelingen zou hebben verricht op aangever waarover aangever verklaart dan zou er meer DNA van cliënt op andere kledingstukken van aangever moeten zijn aangetroffen. En dat is niet gebeurd.
Behalve dat technische bewijs is er verder niets dat de aangifte van aangever, waarin allerlei ongerijmdheden zitten als het gaat om de vraag of het daadwerkelijk cliënt is geweest, ondersteunt.
3.6.
Het laatstgenoemde verweer komt er kort gezegd op neer dat niet betwist wordt dat celmateriaal met DNA-profiel van de verdachte op de onderbroek van het slachtoffer is aangetroffen, maar wel dat – met voldoende mate van zekerheid – valt uit te sluiten dat het hier op andere wijze dan als gevolg van de tenlastegelegde gedragingen is terechtgekomen. Het is op zichzelf juist dat het voor het bewijs gebezigde DNA-onderzoek zich slechts bevindt op het niveau van identificatie en niet op het niveau van daarbij passende scenario’s. Het hof heeft dus kennelijk, en zonder daartoe nader (DNA-)onderzoek te gelasten, geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het DNA van de verdachte daar op deze wijze is terechtgekomen.
3.7.
Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en tot een nadere motivering was het hof – ook in het licht van wat ter zitting is aangevoerd – naar het mij voorkomt ook niet gehouden. Daarbij neem ik onder meer in aanmerking dat namens de verdachte niet meer is aangevoerd dan dat er mogelijk tijdens “basketballen” sprake zou zijn geweest van DNA-overdracht op een veldje waar beiden “regelmatig” kwamen. Het weinig specifieke verweer dat er een veldje was waar beiden “regelmatig” kwamen lijkt mij – wat daar inhoudelijk ook van zij – onvoldoende om te kunnen verklaren waarom het DNA juist die dag op de onderbroek van de verdachte is aangetroffen. Namens de verdediging is overigens ook niet verzocht om een op scenario’s gericht DNA-onderzoek, terwijl evenmin feiten of omstandigheden zijn genoemd die tot zo’n op scenario’s/hypothesen gericht onderzoek zouden nopen. Laatstgenoemde klacht moet hierom falen.
3.8.
Met het bezigen van het DNA-bewijs als bewijsmiddel is de weerlegging van de twee eerstgenoemde verweren naar ik meen ook voldoende gegeven. Hierin ligt immers de verwerping van het verweer dat sprake zou zijn van een persoonsverwisseling, en/of van een onbetrouwbare verklaring van het slachtoffer, in voldoende mate besloten.
3.9.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑06‑2022