Hof 's-Gravenhage, 06-04-2011, nr. 200.071.749/01
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ3569
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
06-04-2011
- Magistraten
Mrs. Dusamos, Mink, Mulder
- Zaaknummer
200.071.749/01
- LJN
BQ3569
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ3569, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 06‑04‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BU9885, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 06‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Curatele: gronden aanwezig.
Mrs. Dusamos, Mink, Mulder
Partij(en)
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. M.L. Kleyn te 's‑Gravenhage.
tegen
het Openbaar Ministerie
arrondissement 's‑Gravenhage,
waarvoor in het hoger beroep in de plaats treedt:
het ressortspakket 's‑Gravenhage,
hierna te noemen: het openbaar ministerie,
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
- 1.
[de moeder van de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder van de betrokkene,
- 2.
[de zuster van de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zuster van de betrokkene,
- 3.
[de beoogd curator],
kantoorhoudende te Stolwijk, gemeente Vlist,
hierna te noemen: [de beoogd curator].
Als degenen, wier verklaring, in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, zijn aangemerkt:
- 1.
mevrouw [X],
hierna te noemen: de psychiater, en
- 2.
de heer [Y],
hierna te noemen: de psychiatrisch verpleegkundige,
beiden werkzaam bij Parnassia te [woonplaats van de betrokkene].
Procesverloop in hoger beroep
De betrokkene is op 9 augustus 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 mei 2010 van de rechtbank 's‑Gravenhage, sector kanton, locatie 's‑Gravenhage.
Bij het hof is op 2 maart 2011 de conclusie van de advocaat-generaal namens het openbaar ministerie ingekomen. Voorts is medegedeeld dat de advocaat-generaal niet ter terechtzitting zal verschijnen.
Bij het hof zijn voorts van de zijde van de betrokkene de volgende stukken ingekomen:
- —
op 30 augustus 2010 een brief van 26 augustus 2010 met bijlagen;
- —
op 18 februari 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 4 maart 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- —
de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- —
[de beoogd curator];
- —
de psychiater,
- —
de psychiatrisch verpleegkundige.
De moeder van de betrokkene en de zus van de betrokkene zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Procesverloop in eerste aanleg en vaststaande feiten
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de betrokkene wegens geestelijke stoornis onder curatele gesteld en is [de beoogd curator] tot curator benoemd.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Beoordeling van het hoger beroep
1.
In geschil is de ondercuratelestelling van de betrokkene.
2.
De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, althans (het hof begrijpt:) het verzoek van het openbaar ministerie strekkende tot ondercuratelestelling van de betrokkene, af te wijzen.
3.
Het openbaar ministerie heeft verzocht om aanhouding van de zaak op hierna te vermelden gronden.
4.
De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter hem ten onrechte onder curatele heeft gesteld. Hij voert daartoe het volgende aan. De kantonrechter had geen gebruik mogen maken van de verklaring van zijn behandelend psychiater, die in dusdanige algemene bewoordingen is opgesteld dat daaruit niet kan volgen dat de betrokkene niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene acht zichzelf daartoe wel in staat. De kantonrechter had de betrokkene moeten wijzen op de mogelijkheid van het minder zware middel, een onderbewindstelling. Indien het hof van oordeel is dat enige bescherming van betrokkene noodzakelijk is, dan verzoekt de betrokkene een bewind in stellen over de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.
Het openbaar ministerie heeft gesteld dat, gezien de gestelde opgelopen schuld, de gestelde huidige geestelijke gezondheidstoestand en de mogelijk te verwachten problemen in het kader van persoonlijke en/of huiselijke verzorging, in dit geval gesteld kan worden dat door in de toekomst door de betrokkene te verrichten rechtshandelingen het openbaar belang mogelijk kan worden geschaad. Gelet op de in eerste aanleg gedane verklaringen meent het openbaar ministerie echter dat onvoldoende onderbouwing ten grondslag is gelegd aan de stellingen die de basis vormen voor de ondercuratelestelling. Het openbaar ministerie acht een nadere onderbouwing ter zake de slechte staat van financiën van betrokkene, een nadere onderbouwing ten aanzien van de gestelde geestelijke gezondheidstoestand en een nadere onderbouwing ter zake de zelfverwaarlozing van de betrokkene noodzakelijk om de ondercuratelestelling te rechtvaardigen.
6.
Ter beoordeling ligt bij het hof de vraag voor of de gronden voor de ondercuratelestelling aanwezig zijn.
7.
Het hof overweegt als volgt. Ter zitting heeft de psychiater van de betrokkene nader toegelicht dat bij de betrokkene sprake is van een zeer weinig voorkomende vorm van schizofrenie die niet behandelbaar is met medicatie en waarbij dwangbehandelingen weinig effect resulteren. De meest basale zaken ontbraken in zijn woning. Betrokkene laat nauwelijks hulp toe. De curatele is noodzakelijk om basale zaken voor betrokkene te regelen, zodat hij niet uit zijn woning zal worden gezet. Onder de druk van de curatele laat betrokkene de hulpverlening van Parnassia nog toe, maar de verwachting is dat dit bij een beëindiging van de ondercuratelestelling niet meer het geval zal zijn.
8.
[de beoogd curator] heeft bevestigd dat zij de schuldenproblematiek van de betrokkene op orde tracht te brengen. De situatie is nu beheersbaar omdat de verpleegkundige eenmaal per twee weken wordt toegelaten in de thuissituatie.
9.
Het hof is van oordeel — op grond van de stukken en de nadere informatie die ter terechtzitting is verstrekt — dat de betrokkene ten gevolge van deze geestelijke stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of wordt bemoeilijkt zijn belangen — zowel vermogensrechtelijk als immaterieel — behoorlijk waar te nemen. Immers, in de periode voorafgaand aan de bestreden beschikking is gebleken dat de betrokkene niet in staat was een veilig en stabiel leefklimaat voor zichzelf te creëren. Zo bereidde de betrokkene zijn maaltijden met behulp van een gasfles, was er geen gasaansluiting en verwaarloosde betrokkene zijn woning. Daarnaast heeft de betrokkene nagelaten zijn vermogensrechtelijke belangen op adequate wijze te behartigen, zo weigerde hij een zorgverzekering af te sluiten, waardoor er diverse schulden zijn ontstaan.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat voldaan wordt aan de gronden zoals genoemd in artikel 1:378, eerste lid, sub a, BW, voor een ondercuratelestelling.
7.
Gelet op de aanvullende verklaringen van de psychiatrisch verpleegkundige en psychiater ter zitting, ziet het hof geen aanleiding om de zaak aan te houden teneinde het door het openbaar ministerie voorgestelde onderzoek te laten plaatsvinden.
8.
Anders dan de betrokkene, is het hof — in het licht van het vorenstaande — van oordeel dat niet enkel de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene dienen te worden beschermd, maar ook zijn immateriële belangen, zodat niet kan worden volstaan met een beschermingsbewind.
9.
Eerst ter zitting heeft de advocaat van de betrokkene nog verzocht om, indien het hof van oordeel zou zijn dat de betrokkene niet in staat is zelf behoorlijk zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard te behartigen, een mentorschap in te stellen over de betrokkene. Deze wijziging van zijn verzoek is te laat gedaan en zal als zijnde in strijd met een goede procesorde worden gepasseerd. Overigens is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met deze minder ingrijpende maatregel dan ondercuratelestelling, omdat — zoals blijkt uit het vorenstaande — ook de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene beschermd dienen te worden en deze minder ingrijpende maatregel de betrokkene om die reden onvoldoende bescherming biedt.
10.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Beslissing op het hoger beroep
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Mink en Mulder, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2011.