NJB 2016/1285
Wederzijdse dwaling. Stelplicht en bewijslast. Hoge Raad: De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de vereisten dat de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende, rust op de partij die zich ter vernietiging van een overeenkomst op wederzijdse dwaling beroept. Het is vervolgens aan de wederpartij om te stellen en bij voldoende betwisting aannemelijk te maken dat de relevantie van de dwaling ook bij een juiste voorstelling van zaken voor haar niet kenbaar zou zijn geweest
HR 10-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1136
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 juni 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/01191
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1136, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:117, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2015
- Wetingang
(art. 6:228 lid 1 aanhef en onder c BW; art. 150 Rv)
Essentie
Wederzijdse dwaling. Stelplicht en bewijslast. Hoge Raad: De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de vereisten dat de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende, rust op de partij die zich ter vernietiging van een overeenkomst op wederzijdse dwaling beroept. Het is vervolgens aan de wederpartij om te stellen en bij voldoende betwisting aannemelijk te maken dat de relevantie van de dwaling ook bij een juiste voorstelling van zaken voor haar niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.