NJ 1956/529
HR, 19-06-1956
HR 19-06-1956, ECLI:NL:HR:1956:32
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 juni 1956
- Magistraten
Mrs. Fick, Feber, van Berckel, Kazemier [rapp.] en Hülsmann
- Zaaknummer
[19061956/NJ_1956-529]
- Conclusie
Jhr. Mr. Dr. Van Asch van Wijck
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS136248:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:32, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑06‑1956
- Wetingang
(WVW art. 30 lid 1.)
Samenvatting
Art. 30 lid 1 W.V.W. is in dien zin te verstaan, dat, wil strafbare overtreding van het in den aanhef en onder a gestelde verbod plaats vinden, de doorrijdende of wegrijdende bestuurder zich in meerdere of mindere mate er van bewust moet zijn geweest, dat een ongeval is ontstaan als in het voorschrift bedoeld. Aan evenbedoelde eis is voldaan, indien de bestuurder van een motorrijtuig zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest dat bij zodanig ongeval schade is toegebracht aan enig goed van een ander dan een inzittende van dat motorrijtuig, zonder dat vereist is dat hij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.