Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 12bc [Bepaling van drempel en saldo]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing m.b.t. boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2017.
- Bronpublicatie:
21-12-2016, Stb. 2016, 544 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken: 34552)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2016, Stb. 2016, 544 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken: 34552)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Innovatiebox
1.
De drempel, bedoeld in artikel 12bb, eerste lid, is gelijk aan:
- a.
het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten, bedoeld in het tweede lid, van het immateriële activum aan het einde van het voorafgaande jaar, vermeerderd met:
- b.
de voortbrengingskosten van het kwalificerende immateriële activum waarvoor de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van artikel 12b, alsmede vermeerderd met:
- c.
de waarde in het economische verkeer van het kwalificerende immateriële activum, indien de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van artikel 12b op dat kwalificerende immateriële activum en de voordelen in enig voorafgaand jaar deel uitmaakten van de winst uit een andere staat waarop artikel 15e, eerste lid, van toepassing is, bepaald naar het moment waarop de voordelen uit dat immateriële activum niet langer deel uitmaakten van die winst, voor zover die waarde in het economische verkeer de voortbrengingskosten overtreft, en verminderd met:
- d.
een bedrag gelijk aan de kwalificerende voordelen uit hoofde van het kwalificerende immateriële activum, indien dat bedrag negatief is, voor zover artikel 12b geen toepassing vindt op dat bedrag.
2.
De inspecteur stelt gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag over het jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking vast het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten van de verschillende immateriële activa aan het einde van het jaar. Het saldo, bedoeld in de eerste volzin, is:
- a.
het bedrag dat bij het einde van het voorafgaande jaar voor het immateriële activum op de voet van dit lid is vastgesteld, zo dat is vastgesteld, vermeerderd met:
- b.
de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en verminderd met:
- c.
het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, alsmede verminderd met:
- d.
de in het jaar uit hoofde van het immateriële activum genoten kwalificerende voordelen die de drempel van het jaar niet te boven gingen.
3
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het saldo, bedoeld in het tweede lid, te laag is vastgesteld, kan de inspecteur de aldaar bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het tweede lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en de verminderingen ingevolge het tweede lid, onderdelen c en d.