Rb. Maastricht, 24-04-2008, nr. 128246/kg za 08-140
ECLI:NL:RBMAA:2008:BD0485
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
24-04-2008
- Zaaknummer
128246/kg za 08-140
- LJN
BD0485
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2008:BD0485, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 24‑04‑2008; (Kort geding)
Uitspraak 24‑04‑2008
Inhoudsindicatie
"eigenaar door verjaring?"; "bezit"; "bruikleenovereenkomst".
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 24 april 2008
Zaaknummer : 128246 / KG ZA 08-140
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
HONDEN SPORT VERENIGING DE TROUWE VRIEND,
statutair gevestigd te Vaals,
eiseres in kort geding,
procureur mr. H.E.P. van Geelkerken, ter terechtzitting aanwezig doch voor wat betreft de procesvoering aldaar vertegenwoordigd door mr. R.R.F.J. Palmen, kantoorgenoot;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE KERKRADE,
zetelende te Kerkrade,
gedaagde in kort geding,
procureur mr. M.C.G. Nijssen.
1.Het. verloop van de procedure
Eiseres in conventie, hierna te noemen “de vereniging”, heeft gedaagde in conventie, hierna te noemen “de gemeente”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 10 april 2008, heeft de vereniging gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader heeft doen toelichten.
De gemeente heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties, waarna zij een eis in reconventie heeft ingediend. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.Het geschil
In conventie
- 2.1.
De vereniging is opgericht in 1935. Zij houdt zich bezig met het trainen en africhten van (politie)honden. Daarvoor gebruikt zij een oefenterrein.
Bij schrijven van 24 januari 2008 heeft de gemeente aan de heer [X], toen al voormalig bestuurslid van de vereniging, het volgende bericht:
“Bij brief van 22 oktober 2001 is aan u medegedeeld dat het gebruik van het oefenterrein op het industrieterrein de Locht door uw hondensportvereniging gezien de verdere invulling van het terrein van tijdelijke aard was.
De gemeente Kerkrade heeft deze grond nodig en wil het gebruik per 1 maart 2008 opzeggen.
Wij zullen met u een afspraak maken om te praten over een alternatieve locatie.”
Inmiddels, zo is ter terechtzitting gebleken, is de opzegtermijn verlengd naar thans 30 april 2008.
- 2.2.
De vereniging stelt –kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
- 2.2.1.
Het huidige oefenterrein heeft de vereniging in 1935 van de gemeente Heerlen gekregen. Sindsdien heeft zij het terrein onafgebroken en zonder titel in haar bezit. In ieder geval heeft zij het terrein al meer dan 20 jaar in haar bezit. De vereniging heeft het terrein gebruikt als ware zij eigenaar, hetgeen ook voor derden kenbaar was. Ten tijde van de gemeentelijke herindeling omstreeks 1981 is het oefenterrein komen te vallen onder de gemeente (te weten de gemeente Kerkrade, zoals hiervoor reeds aangegeven gedaagde in conventie).
Nu de vereniging het terrein tientallen jaren zonder titel onafgebroken in bezit heeft gehad, is zij als gevolg van verkrijgende verjaring eigenares van het terrein geworden, om welke reden de gemeente niet tot ontruiming van de grond kan overgaan.
- 2.2.2.
Aan voormelde brief waarin de gemeente aan de vereniging het gebruik van de grond opzegt, komt vanwege de onjuiste adressering ingevolge artikel 3:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen werking toe.
- 2.2.3.
Voor zover geoordeeld zou worden dat, zoals de gemeente stelt, er sprake is van gebruik, dan is in ieder geval de thans door de gemeente gehanteerde opzegtermijn te kort. De opzegtermijn dient minimaal 24 maanden te bedragen, mede gelet op de geruime tijd dat de vereniging het terrein heeft gebruikt. De aangekondigde ontruiming mag derhalve geen doorgang vinden.
- 2.2.4.
De vereniging heeft een spoedeisend belang bij na te melden vordering.
- 2.3.
Op grond van het vorenstaande heeft de vereniging gevorderd dat de rechtbank althans de voorzieningenrechter op gronden en middelen als vermeld bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de gemeente verbiedt, zulks voor de duur totdat in een door één der partijen nog aanhangig te maken bodemzaak zal zijn beslist, tot ontruiming van het onderhavige perceel over te gaan, dan wel de ontruiming te staken en gestaakt te houden een en ander op straffe van een door de gemeente te verbeuren dwangsom van € 100.000,- per dag dan wel gedeelte van de dag dat de gemeente na betekening van het te wijzen vonnis hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 500.000,00, alsmede de gemeente veroordeelt in de proceskosten van het onderhavige geding;
subsidiair:
om in goede justitie een of meer zodanige voorlopige voorziening(en) te treffen als de rechtbank, althans de voorzieningenrechter vermeent te behoren, alles op straffe van een door de gemeente te verbeuren dwangsom van € 100.000,- per dag dan wel gedeelte van de dag dat de gemeente na betekening van het te wijzen vonnis hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 500.000,00, alsmede de gemeente veroordeelt in de proceskosten van het onderhavige geding.
- 2.4.
De vordering wordt door de gemeente weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting voorgedragen, en vervolgens aan de stukken toegevoegde, pleitnota. Op het verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
In reconventie
- 2.5.
De gemeente heeft in reconventie gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.de vereniging veroordeelt uiterlijk op 30 april 2008, het door haar gebruikte en in eigendom aan de gemeente toebehorende gedeelte van het perceel kadastraal gemeente Kerkrade, sectie M, 602, partijen genoegzaam bekend, geheel leeg en ontruimd op te leveren en ter vrije beschikking te stellen aan de gemeente, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor elke dag, dat de vereniging, na betekening van dit vonnis, hiermee in gebreke blijft, met een maximering van de dwangsommen tot totaal € 50.000,-,
2.met veroordeling van de vereniging in de kosten van dit geding.
Daartoe stelt zij kort gezegd het volgende. Terzake het terrein is sprake van een bruikleenovereenkomst, welke overeenkomst door de gemeente met inachtneming van een redelijke opzegtermijn is opgezegd tegen thans 30 april 2008. De vereniging dient het terrein dan ook te ontruimen.
- 2.6.
De vereniging heeft de reconventionele vordering weersproken. Op het verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
- -
in het kadaster staat de gemeente als eigenaar van de grond vermeld. Dat de gemeente in ieder geval eigenaar was, is ook niet weersproken. De vereniging stelt immers niet steeds eigenaar te zijn geweest, maar door verkrijgende verjaring eigenaar te zijn geworden.
- -
de vereniging heeft eerst in 2008 een beroep op verjaring gedaan, kennelijk eerst nadat de raadsman van de vereniging was ingeschakeld en nadat in het begin van 2008 al in ieder geval één gesprek tussen de vereniging en de gemeente had plaatsgevonden over een eventuele nieuwe locatie;
- -
de huidige voorzitter van de vereniging, de heer [Y], heeft aan het eind van de terechtzitting aangegeven dat hij ooit van de vorige voorzitter heeft vernomen dat hij (op enig moment, zo begrijpt de voorzieningenrechter) van het terrein af moest;
- -
uit het door de, zo begrijpt de voorzieningenrechter uit onder andere de laatste alinea van pagina 7 van de pleitnota van de vereniging, toenmalige voorzitter van de vereniging, de heer [X], gestuurde schrijven aan de gemeente d.d. 6 oktober 2001, volgt dat de voorzitter niet uitgaat van bezit, maar van houderschap. Ook uit dit schrijven volgt derhalve dat de wil tot bezit ontbreekt. In dit schrijven is, voor zover thans van belang, vermeld:
“ (…) Om voor onze vereniging weer een situatie te creëren, waarbij wij met een gerust hart onze hobby kunnen uitoefenen, wil ik U het volgende probleem voorleggen.
Ons oefenterrein was gelegen op het industrieterrein Beitel-Locht waar nu Roda jc en Boumarkt Hornbach gebouwd zijn, gelegen aan de Hazesprong toen Gemeente Heerlen.
5 jaar geleden zijn wij naar het aangrenzend perceel verhuisd in verband met de aanleg van een wateropvangbassin. Dit perceel is gelegen in de Gemeente Kerkrade.
Twee jaar later kregen wij te horen dat er een afrit naar Bouwmarkt Hornbach over ons nieuw ingericht oefenterrein aangelegd zou worden (…)
Wederom twee jaar later augustus 2001 telefoneerde ik met Dhr.[Q] die mij ervan op de hoogte stelde dat de vergunning door de provincie was afgewezen.
Wij zouden het dan ook zeer op prijs stellen als wij het terrein definitief als oefenterrein ter beschikking gesteld kregen. (…)”;
- -
het door de gemeente aan de heer [X] gestuurde schrijven van 22 oktober 2001 is niet meer door de vereniging weersproken. In dit schrijven is het volgende vermeld:
“In antwoord op Uw brief d.d. 6 oktober 2001 inzake het gebruik van gemeentegrond op het industrieterrein de Locht als het oefenterrein voor de hondensportvereniging, deel ik U het volgende mede:
Het gebruik van het oefenterrein door Uw hondensportvereniging kan niet definitief worden geregeld. De mogelijkheid is aanwezig dat – in het kader van de verdere invulling van het industrieterrein- deze gemeentegrond alsnog nodig is. In dat geval zal de ingebruikgeving worden opgezegd. Uw vereniging zal hier uiteraard tijdig van in kennis worden gesteld, waarna een alternatieve locatie zal worden gezocht. Zolang hiervan geen sprake is kan Uw vereniging van deze gemeentegrond gebruik blijven maken.”;
- -
de vereniging heeft aangegeven dat zij in de loop van de tijd stukken grond van het oorspronkelijke terrein aan de gemeente heeft afgestaan zonder dat daar enige vergoeding tegenover stond. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet goed voorstelbaar dat de vereniging om niet, met andere woorden “gratis”, grond afstaat, als zij pretendeert van die grond het bezit te hebben. Anders gezegd: de op bezit gerichte wil lijkt met het afstaan van de grond om niet, te ontbreken.
Nu naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van bezit, kan er geen sprake zijn van verkrijgende verjaring en doet ook artikel 3:105 BW, naar welk artikel de vereniging ter terechtzitting heeft verwezen, geen opgeld.
3.4 Op grond van het voorgaande moet het er voor worden gehouden dat, zoals ook de gemeente betoogt, er sprake is van een bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de vereniging, welke in ieder geval –verwezen zij naar hetgeen hiervoor bij 3.2 is overwogen- al meer dan tien jaar bestaat, maar wellicht ook al sedert 1935. Voor een bruikleenovereen-komst gelden geen wettelijke opzeggingseisen. De grenzen van de redelijkheid en billijkheid dienen in acht te worden genomen. Er dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval om te bepalen welke opzegtermijn redelijk is.
3.5 Thans is derhalve de vraag aan de orde of de gemeente de gebruiksovereenkomst met inachtneming van een redelijke termijn heeft opgezegd. De vereniging beantwoordt die vraag ontkennend, de gemeente bevestigend. De voorzieningenrechter overweegt te zien aanzien het navolgende.
Dat de gemeente de gebruiksovereenkomst heeft opgezegd, staat vast. Daaraan doet niet af dat de gemeente de opzeggingsbrief heeft gestuurd naar de op dat moment al voormalige voorzitter van de vereniging. Gelet op het feit dat op 1 februari al overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden over de onderhavige materie, volgt voldoende dat de opzeggingsmedeling de vereniging heeft bereikt in ieder geval in februari van dit jaar. Dit volgt ook uit de eerste alinea van pagina 4 van de pleitnota van de vereniging.
Anders dan de vereniging, oordeelt de voorzieningenrechter dat de gemeente overigens ook, zo al van belang, een voldoende zwaarwegend belang had bij de opzegging. De gemeente wil het gebied immers gaan ontwikkelen en heeft daartoe terzake het terrein al een koopvereenkomst gesloten met projectontwikkelaar Wyckerveste.
Vast staat dat er sprake is van een terrein dat nauwelijks is “ingericht”. Het terrein is afgepaald, er staan wat trainingsobjecten voor de honden, picknicktafels, een portocabin en een schuurtje/garage. Met andere woorden: daadwerkelijke ontruiming zal niet veel voeten in de aarde hebben. Gelet hierop, gelet op het feit dat de vereniging al in 2001 had moeten begrijpen dat de gemeente mogelijkerwijs het terrein zou opeisen, én indachtig hetgeen hierna wordt overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gehanteerde opzegtermijn niet onredelijk is.
De gemeente heeft aangeboden het terrein op haar kosten te laten ontruimen. Ook heeft de gemeente de vereniging een nieuw terrein aangeboden, te weten onder ander het terrein dat is gelegen aan de Grisenstraat en twee keer zo groot is als het huidige terrein. Ter terechtzitting is gebleken dat de vereniging op zichzelf niet afwijzend staat tegenover het terrein aan de Grisenstraat, zij het dat er volgens haar verlichting aanwezig is welke niet functioneert en dat het een grote kostenpost zal zijn om de verlichting te laten functioneren en om het terrein in te richten. Volgens de gemeente is er wel verlichting op het nieuwe terrein.
Er van uitgaande dat de gemeente haar aanbod om het huidige terrein op haar kosten te laten ontruimen gestand doet, er van uitgaande dat het nieuwe terrein, althans en vergelijkbaar terrein, nog steeds beschikbaar is en de gemeente dit in gebruik geeft aan de vereniging indien de vereniging dit wenst, en er van uitgaande dat juist is de stelling van de gemeente dat er op het nieuwe terrein (naar de voorzieningenrechter begrijpt: functionerende) verlichting aanwezig is, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat van een onredelijke opzegtermijn niet kan worden gesproken, en dat een vergoeding in ieder geval thans, niet op zijn plaats is.
De in reconventie gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen, er van uitgaande dat aan het voorgaande uitvoering wordt gegeven.
3.6 Op grond van het vorenstaande dient het in conventie gevorderde te worden afgewezen, en het in reconventie gevorderde te worden toegewezen, zij het dat de voorzieningenrechter termen aanwezig acht de in reconventie gevorderde dwangsommen te matigen en te maximeren. De vereniging zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
3.De beoordeling
In conventie en reconventie
3.1 Het spoedeisend belang volgt, zowel in conventie als in reconventie, naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de aard van de zaak, mede gelet op het feit dat de gemeente de ontruiming van het terrein heeft aangekondigd en daartoe op korte termijn wil overgaan, alsook gelet op het feit dat de gemeente contractueel gehouden is het terrein aan koper Wyckerveste te leveren.
3.2 Naar de voorzieningenrechter begrijpt is het huidige oefenterrein gelegen aan de linkerzijde van het voetpad de Hazensprong. Volgens de gemeente heeft de vereniging dit terrein in gebruik sedert circa 1995/1996. Naar haar zeggen is de vereniging om en nabij voormelde jaren van de rechterzijde van de Hazensprong, naar de linkerzijde verhuisd. De vereniging bestrijdt dit. Zij stelt dat zij reeds sedert 1935 het huidige terrein in bezit heeft, als onder meer terrein voor zoekopdrachten. Wel erkent zij dat in 1935 het terrein groter was, en dat er in de loop van de tijd door de vereniging enkele malen stukken grond aan de gemeente zijn afgestaan, uiteindelijk resulterende in, zo begrijpt de voorzieningenrechter, de huidige omvang van het terrein.
Wiens visie juist is, kan de voorzieningenrechter, hoewel de hierna ten dele geciteerde brief van 6 oktober 2001 en de door de gemeente overgelegde productie 9 voeding bieden aan de juistheid van de visie van de gemeente, zonder nader onderzoek naar feiten en omstandigheden niet voldoende vaststellen, maar kan ook overigens in het midden blijven.
De voorzieningenrechter is namelijk hoe dan ook van oordeel dat van het door de vereniging in eigendom verkrijgen van het huidige terrein door verkrijgende verjaring, zoals de vereniging betoogt, geen sprake kan zijn. Daartoe overweegt hij het volgende.
3.3 Kernvraag in onderhavige zaak is of terzake het stuk grond waar het thans om gaat, gesproken moet worden van “bezit” daarvan door de vereniging, of van “houderschap”. Immers, enkel in het geval dat er sprake is van bezit, kan door verkrijgende verjaring eigendom zijn verkregen. Met andere woorden: hield de vereniging de grond voor zichzelf of voor een ander (de gemeente)? Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de verkeersopvatting en met inachtneming van de regels die zijn neergelegd in de artikelen 3:109-117 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en overigens op grond van uiterlijke feiten (arikel 3:108 BW). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geldt artikel 3:109 BW niet zonder meer wanneer het gaat om, zoals in casu, registergoederen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aannemelijk is dat er in casu sprake is van houden voor een ander, te weten de gemeente, en er derhalve geen sprake is van bezit, ondanks het feit dat het terrein in de macht is van de vereniging en dit terrein onder andere is afgepaald. Dit vanwege de navolgende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien.
4.De. beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
In conventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt de vereniging in de kosten van de procedure aan de zijde van de gemeente gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 254,- aan vast recht en € 816,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
veroordeelt de vereniging, uitvoerbaar bij voorraad, om uiterlijk op 30 april 2008 het door haar gebruikte en in eigendom aan de gemeente toebehorende gedeelte van het perceel kadastraal gemeente Kerkrade sectie M, 602, partijen genoegzaam bekend, geheel leeg en ontruimd op te leveren en ter vrije beschikking te stellen aan de gemeente, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat de vereniging na betekening van dit vonnis hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-;
veroordeelt de vereniging in de kosten van de procedure aan de zijde van de gemeente gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.