De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.2.6:3.4.2.6 Verzuim om de complete dagvaarding ter inschrijving over te leggen
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.2.6
3.4.2.6 Verzuim om de complete dagvaarding ter inschrijving over te leggen
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS382271:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 november 2001, NJ 2002, 401 (HJS), JBPr 2004, 49 (K. Teuben).
Zie over de eis van 'bekwame spoed' de kritische opmerkingen van Hl Snijders in zijn annotatie van het in nr. 116 e.v. te bespreken HR 17 februari 1995 (AFN/Staal Bankiers), NJ 1996, 298.
Vgl. de nrs. 3.12 en 3.13 van conclusie van A-G Wesseling-van Gent voor het arrest Ajax/Valk
Zie het reeds in par. 3.4.2.2 besproken HR 25 april 1997 (Siedsma/Reek), NJ 1997, 528.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
109. Eiser kan de zaak op de rol doen inschrijven door tijdig het exploot van dagvaarding ter griffie in te dienen. Het gaat dan om het originele en complete exploot van dagvaarding of herstelexploot, zo blijkt uit het arrest Ajax/Valk: 1
'Hoewel de wet niet met zoveel woorden de eis stelt dat inschrijving van een zaak ter rolle slechts kan geschieden tegen overlegging van de originele en complete dagvaarding en het origineel van een eventueel herstelexploit, strookt het stellen van deze eis met de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Aldus wordt de rolrechter in staat gesteld om vóór de rolzitting in verband met een eventueel te verlenen verstek te beoordelen of de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen evenwel, in aanmerking genomen de ingrijpende gevolgen die een weigering de zaak ter rolle in te schrijven kan hebben, tevens mee dat aan de eiser de mogelijkheid wordt geboden verzuimen met bekwame spoed te herstellen.'
Op grond van deze overweging vernietigde de Hoge Raad het bestreden arrest van het hof. Na een aanvankelijk verzuim om de zaak tijdig ter rolle te doen inschrijven, had Ajax binnen veertien dagen na de aangezegde rechts-dag een herstelexploot uitgebracht waarbij Valk tegen een nieuwe rechts-dag werd opgeroepen. De rolraadsheer van het hof weigerde de zaak echter in te schrijven, omdat de laatste bladzijde van het daartoe ter griffie ingediende herstelexploot ontbrak. Op het verzoek van Ajax om de zaak alsnog - met terugwerkende kracht - op de rol van de aangezegde rechtsdag te plaatsen, antwoordde de griffier van het hof bij brief dat zulks niet mogelijk was, omdat de termijn voor het aanbrengen van de zaak inmiddels was verstreken. In cassatie voerde Ajax tegen deze beslissing onder meer aan dat 'de eisen die voortvloeien uit art. 6 EVRM, althans de eisen van een behoorlijke rechtspleging' meebrengen dat het hof, na constatering dat de laatste bladzijde ontbrak (eigener beweging) had behoren te onderzoeken of het originele exemplaar van het exploot zoals dat aan de verwerende partij was betekend, compleet was. Voorts stelde Ajax dat het hof had miskend dat het, voor zover het van oordeel was dat het herstelexploot door het ontbreken van de laatste pagina nietig was, had moeten handelen overeenkomstig het bepaalde in de art. 93 en 94 (oud, thans 121 en 122) Rv, 'welke bepalingen op grond van de eisen van een goede procesorde van overeenkomstige toepassing te achten zijn op andere exploten (dan dagvaardingen) waarbij een partij haar wederpartij oproept voor de rechter (... ).' Ten slotte stelde Ajax dat 'de eisen van een behoorlijke rechtspleging' in elk geval meebrengen dat het hof aan haar gelegenheid had moeten bieden om haar verzuim te herstellen.
110. Ajax had haar verzuim eenvoudig kunnen herstellen, door alsnog de ontbrekende pagina ter griffie over te leggen. Dit had dan wel met bekwame spoed moeten gebeuren, aldus de Hoge Raad.2, Uit de passage die de Hoge Raad in aansluiting op de hierboven geciteerde beslissing liet volgen, kan worden afgeleid dat een herstel binnen veertien dagen in het algemeen als een herstel met bekwame spoed kan gelden. In die passage overwoog de Hoge Raad immers:
'In overeenstemming met dit een en ander bepaalt art. 3 lid 1 van het Landelijk reglement van de civiele rol bij de rechtbanken (... ) dat bij de inschrijving van een nieuwe zaak de originele dagvaarding plus een kopie moet worden overgelegd, en geeft lid 2 van deze bepaling de eiser die hieraan niet heeft voldaan, een termijn van twee weken na de roldatum (met de mogelijkheid van verlenging op grond van klemmende redenen) om dit verzuim te herstellen.'
111. Een probleem bij dit alles kan zijn dat de rechter niet weet of en in hoeverre het exploot dat ter griffie is ingediend overeenkomt met het aan gedaagde betekende exploot. In de zaak Ajax/Valk was aan gedaagde een compleet exploot betekend, maar ter griffie van het hof was het originele exploot bezorgd met uitzondering van één bladzijde. Het ligt echter niet op de weg van de rolrechter, ook niet als hij daartoe de middelen zou hebben, om, ingeval hij vermoedt dat één pagina van het overgelegde originele exploot ontbreekt, te onderzoeken of deze pagina ook aan het exploot ontbrak toen dit aan gedaagde werd betekend. De rechter weet met andere woorden niet of het aan hem overgelegde originele exploot het complete exploot is, of niet. Ontbrak zowel bij betekening van het exploot aan gedaagde, als bij overlegging van dit exploot ter griffie, een pagina aan het exploot, dan is dit een gebrek dat in beginsel ingevolge art. 120 lid 1 jo. art. 111 lid 2 sub d Rv de nietigheid van de dagvaarding met zich kan brengen. Het overgelegde exploot is dan echter wel het complete exploot, dat wil zeggen, compleet in die zin dat het is overgelegd zoals het aan gedaagde is betekend, en daarom zal de rechter de inschrijving van de zaak niet mogen weigeren. Wat de gevolgen van het ontbreken van de pagina zijn, zal vervolgens ter zitting, aan de hand van de art. 121 en 122 Rv moeten worden bepaald3, ook ingeval het exploot een herstelexploot betrof.4
In de praktijk zal het probleem zich niet in alle scherpte voordoen. Vermoedt de rechter dat aan het ter griffie overgelegde exploot een of meer pagina's ontbreken, dan zal de griffie bij de (procureur van) aanlegger opheldering kunnen krijgen of het exploot aan gedaagde is betekend zoals het is overgelegd, of dat het exploot bij betekening meer pagina's behelsde. Is dat laatste het geval, dan zal hij de zaak pas inschrijven nadat de (procureur van) aanlegger, daartoe in de gelegenheid gesteld, de ontbrekende pagina's alsnog ter griffie heeft overgelegd. In het geval dat de (procureur van) aanlegger zich op het standpunt stelt dat het overgelegde exploot overeenkomt met het exploot zoals dit aan gedaagde is betekend, maar desalniettemin duidelijk is dat een pagina ontbreekt, zal de zaak wel kunnen worden ingeschreven, waarna met toepassing van de art. 121 en 122 Rv moet worden beoordeeld welke gevolgen het gebrek moet hebben. Omdat het overgelegde exploot overeenstemt met het betekende exploot, kan de rechter in dat geval immers ook op voorhand beoordelen of het ontbreken van de pagina's er aan in de weg staat dat hij tegen de gedaagde partij, indien zij niet ter zitting verschijnt, verstek verleent.
112. In het arrest heeft de Hoge Raad twee algemene, op de eisen van een behoorlijke rechtspleging gefundeerde, aanvullingen gegeven op de regeling van art. 135 (oud, thans 113) Rv. Ten eerste door te oordelen dat deze eisen meebrengen dat inschrijving van een zaak ter rolle slechts kan geschieden tegen overlegging van de originele en complete dagvaarding en het origineel van een eventueel herstelexploot - art. 135 (oud) Rv schreef wel voor dat de procureur van eiser de zaak moest laten inschrijven, maar vermeldde niet hoe dat diende te geschieden5 -, ten tweede door te oordelen dat deze eisen tevens meebrengen dat eiser gelegenheid moet krijgen om met bekwame spoed verzuimen dienaangaande te herstellen.
De eerste aanvullende regel beargumenteert de Hoge Raad door erop te wijzen dat de rolrechter aldus in staat wordt gesteld om vóór de rolzitting te beoordelen of de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Of dit het geval is, is immers relevant voor de vraag of de rechter verstek kan verlenen tegen gedaagde, indien deze niet ter zitting verschijnt. Ter onderbouwing van de tweede aanvullende regel verwijst de Hoge Raad naar de ingrijpende gevolgen die een weigering om de zaak ter rolle in te schrijven kan hebben. Een dergelijk weigering kan er immers toe leiden dat een partij niet meer in hoger beroep of cassatieberoep van een uitspraak kan komen, omdat na de mislukte inschrijving ter rolle de termijn daarvoor is verstreken.
Ten slotte wijst de Hoge Raad er in zijn uitspraak op dat de geformuleerde mogelijkheid tot herstel van het verzuim om het complete en originele exploot ter griffie in te dienen strookt met de in de wet gegeven en in de rechtspraak ontwikkelde mogelijkheden om gebreken in de dagvaarding en het verzuim van tijdige inschrijving ter rolle te herstellen. Deze verwijzingen naar de mogelijkheden tot het herstel van aanverwante verzuimen zijn niet redengevend voor het oordeel van de Hoge Raad, maar laten wel zien dat dit oordeel past in het reeds eerder tot uitdrukking gebrachte procesrecht.
113. Onder het huidige art. 113 Rv spreekt het, in het licht van de daaraan voorafgaande bepalingen, voor zich dat het overgelegde exploot het originele en complete exploot dient te zijn. Het nieuwe artikel sluit dan ook beter dan zijn voorganger, art. 135 (oud) Rv, aan bij het arrest Ajax/Valk. Ten tijde van het wijzen van dat arrest vond de herziening van het procesrecht die toen parlementair werd behandeld zich echter al in een te ver gevorderd stadium om het huidige art. 113 Rv nog uitdrukkelijk aan te passen aan de in het arrest vervatte oordelen.