Rb. Oost-Brabant, 25-09-2015, nr. C-01-298426 - KG ZA 15-559
ECLI:NL:RBOBR:2015:5970
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
25-09-2015
- Zaaknummer
C-01-298426 - KG ZA 15-559
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:5970, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 25‑09‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Kort geding, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:5316
Uitspraak 25‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Kort geding
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/298426 / KG ZA 15-559
Vonnis in kort geding van 25 september 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap IMMOBILE SECURITIES N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
advocaat mr. M. Krekels te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Immobile en Van Lanschot genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 10 september 2015 met producties, genummerd 1 tot en met 15;
- -
de brief van mr. Krekels van 14 september 2015;
- -
de mondelinge behandeling ter zitting van 15 september 2015;
- -
de pleitnota van Immobile;
- -
de pleitnota van Van Lanschot.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij akte van geldlening van 25 september 2003 heeft de naamloze vennootschap [de N.V.] (hierna: [de N.V.] ) van Van Lanschot een bedrag ontvangen van € 4.400.000,00 en heeft [de N.V.] zich aan Van Lanschot schuldig verklaard voor een gelijk bedrag.
2.2.
Bij akte van geldlening van 7 februari 2005 heeft [de N.V.] van Van Lanschot een bedrag ontvangen van € 500.000,00 en heeft [de N.V.] zich aan Van Lanschot schuldig verklaard voor een gelijk bedrag.
2.3.
Bij akte van 25 september 2006, heeft Immobile de hiervoor bedoelde schulden aan Van Lanschot van pro resto € 4.635.256,90 overgenomen (productie 24 van Van Lanschot). In de akte van schuldoverneming staat verder dat Immobile deze restschuld vanaf 25 september 2006 als eigen schuld verschuldigd is en te zullen voldoen aan de bank, te vermeerderen met de rente vanaf die datum en verklaren partijen expliciet dat er geen sprake is van schuldvernieuwing (novatie) en dat op deze overeenkomst artikel 6:155 e.v. van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is.
2.4.
Bij e-mailbericht van 6 augustus 2015 (productie 9 bij de dagvaarding) heeft Van Lanschot aan Immobile onder meer bericht:
“(…)
Vandaag maakt Van Lanschot in een persbericht (…) bekend dat we een deel van onze portefeuille met zakelijke vastgoedleningen gaan verkopen aan [C] (hierna: [C] , vzr.). (…).
Uw lening(en) behoort/ behoren tot het deel dat wordt overgedragen aan [C] . Het streven is om de transactie in het derde kwartaal van 2015 af te ronden. (…)”
2.5.
In het persbericht van 6 augustus 2015 (productie 10 bij de dagvaarding) staat hierover onder meer vermeld: “(…) [C] neemt een portefeuille met non-performing vastgoedleningen over met een nominale waarde van ruim € 400 miljoen. (…)”
2.6.
Immobile heeft Van Lanschot bij brief van 17 augustus 2015 onder meer als volgt bericht.
“(…) Wij veronderstellen dat u dit standaardbericht per abuis aan ons heeft toegezonden en dit bericht feitelijk niet voor ons bestemd is. De overdracht van vastgoedleningen zoals geschetst in dit persbericht kan uiteraard geen betrekking hebben op de bancaire relatie van Immobile Securities N.V. (…)”
3. Het geschil
3.1.
Immobile vordert in dit geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Van Lanschot te verbieden de rechtsverhouding met Immobile over te dragen aan [C] dan wel aan een aan haar gelieerde vennootschap;
II. Van Lanschot te verbieden de geldleningen middels de voorgenomen cessie op grond van artikel 3:94 BW over te dragen aan [C] ;
III. Van Lanschot te veroordelen tot nakoming van de contractuele afspraken met Immobile, inhoudende dat Van Lanschot onverminderd optreedt als kredietverschaffer/crediteur uit hoofde van de verstrekte geldleningen en de daaraan onlosmakelijk verbonden diensten, onder meer bestaande uit persoonlijke aandacht, begeleiding en advisering uitvoert;
IV. Van Lanschot te veroordelen tot het betalen van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van telkens € 100.000,00 ineens voor iedere niet-nakoming van enig onderdeel van de onder I, II en III omschreven bevelen, geboden en veroordelingen, alsmede € 10.000,00 voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat deze niet-nakoming voortduurt;
V. Van Lanschot te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Immobile legt hieraan –kort weergegeven- het volgende ten grondslag.
Overgang van de vorderingen voortvloeiende uit de overeenkomsten van geldlening op grond van cessie met enkele mededeling aan Immobile is niet mogelijk. Er is immers geen kale lening verstrekt maar een financiering die is ingebed in een zodanige relatie die alleen door contractoverneming kan overgaan.
Overgang op grond van contractoverneming is evenmin mogelijk. Daarvoor is immers de medewerking van Immobile vereist. Immobile werkt evenwel niet mee aan contractoverneming, zodat de vorderingen evenmin kunnen overgaan naar [C] op basis van contractoverneming.
Daarbij komt dat [C] een organisatie is die enkel denkt aan haar eigen belang. Immobile vreest voor haar reputatie als zij met [C] in zee moet gaan.
3.3.
Van Lanschot heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
4.2.
Het betreft hier een interregionale zaak. In dit geval ontbreekt een in een verdrag of EU-verordening vervatte bevoegdheidsbepaling die van toepassing is of zich voor overeenkomstige toepassing leent. Bij de beantwoording van de vraag of de rechter in een geval van interregionale aard rechtsmacht toekomt, moet hij dan zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij de bevoegdheidsbepalingen die voor hem gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht (HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063). Dit betekent dat de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden bepaald met overeenkomstige toepassing van de artikelen 1-14 Rv. Daarvan uitgaande komt de rechtbank, mede gelet op het bepaalde in artikel 13 Rv, tot het oordeel dat de Nederlandse rechter krachtens artikel 9 aanhef en sub c Rv rechtsmacht heeft omdat dit geschil voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden en het onaanvaardbaar is van gedaagde, die in Nederland is gevestigd, te vergen dat zij deze zaak aan het oordeel van de rechter op Curaçao onderwerpt. Wat betreft het toepasselijk recht gaan beide partijen kennelijk uit het Nederlands recht en de voorzieningenrechter sluit zich daarbij aan, temeer daar in de overeenkomsten ten aanzien waarvan dit geschil is ontstaan ook uitdrukkelijk naar bepalingen uit het Nederlands recht wordt verwezen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Van Lanschot de beide kredieten aan [de N.V.] heeft verstrekt. Gelet hierop moet het ervoor gehouden worden dat Van Lanschot aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de onderscheiden akten van geldlening volledig heeft voldaan, temeer daar Van Lanschot onbetwist heeft gesteld dat na terugbetaling geen nieuwe kredietruimte ontstaat. Aldus resteert slechts nog een verplichting aan de zijde van [de N.V.] tot terugbetaling van deze kredieten aan Van Lanschot. Zoals hiervoor onder de feiten reeds is weergegeven, heeft Immobile alleen deze (betalings)verplichting bij akte van 25 september 2006 van [de N.V.] overgenomen. Het opschrift van de akte van 25 september 2006 laat in dit opzicht niets aan duidelijkheid te wensen over en luidt: “akte van schuldoverneming”. In de akte verklaren partijen artikel 6:155 e.v. Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing op hun overeenkomst. Het staat Van Lanschot daarom in beginsel vrij deze vordering die zij na de schuldoverneming op Immobile heeft gekregen door middel van cessie op de voet van artikel 3:94 BW over te dragen aan een derde. In het midden kan blijven of daarbij sprake is van “performing” of “non-performing” vastgoedleningen.
4.4.
Immobile heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen meer behelst dan alleen deze schuldoverneming maar heeft verzuimd dit standpunt nader feitelijk te onderbouwen. Weliswaar heeft zij aangevoerd dat sprake is (geweest) van een trustverhouding tussen partijen maar, nog afgezien van het feit dat deze trustverhouding heeft bestaan tussen Immobile en Van Lanschot Management Co N.V. en niet tussen Immobile en F. Van Lanschot Bankiers N.V, heeft Van Lanschot onbetwist naar voren gebracht dat deze trustverhouding al in 2009 is geëindigd.
Voorts heeft Van Lanschot onbetwist gesteld dat er geen adviesrelatie is, zelfs geen rekening-courant en dat successievelijk alle overige diensten aan Immobile zijn afgebouwd.
4.5.
Wat er naast de onder 4.3 genoemde verplichting van Immobile jegens Van Lanschot van de “contractuele relatie” tussen partijen vandaag de dag nog over is, heeft Immobile in deze procedure niet duidelijk kunnen maken, laat staan dat er voor haar een (spoedeisend) belang is om nakoming van deze niet nader geduide “contractuele afspraken” te verlangen.
4.6.
Een afweging van de betrokken belangen leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan Immobile stelt, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij onredelijk wordt benadeeld als [C] , of een aan haar gelieerde vennootschap, de vordering van Van Lanschot op Immobile overneemt. De verplichtingen van Immobile uit de overeenkomst met Van Lanschot blijven immers ongewijzigd van kracht.
4.7.
De stelling van Immobile dat zij vreest voor haar reputatie als zij wordt “overgeleverd” aan [C] , omdat [C] niet onder enig toezicht van DNB of de AFM staat en dat [C] als “vulture fund” berucht is om haar zelfzuchtig handelen, is na betwisting door Van Lanschot niet nader feitelijk onderbouwd zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.
4.8.
De slotsom is dat de vorderingen worden afgewezen.
4.9.
Immobile zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Lanschot worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.429,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Immobile in de proceskosten, aan de zijde van Van Lanschot tot op heden begroot op € 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Zuidema en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.