Einde inhoudsopgave
Rijkswet administratieve bijstand douane
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2000
- Bronpublicatie:
01-07-1999, Stb. 1999, 299 (uitgifte: 20-07-1999, kamerstukken: 25948)
- Inwerkingtreding
01-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-1999, Stb. 1999, 495 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
Een verzoek om bijstand ter daadwerkelijke invordering van douanevorderingen gaat vergezeld van:
- a.
de executoriale titel tegen degene te wiens laste invordering wordt verzocht;
- b.
een verklaring omtrent het al of niet onherroepelijk vaststaan van de douanevordering;
- c.
een verklaring omtrent de mogelijkheden tot invordering op het grondgebied van het land van de verzoekende douane-administratie;
- d.
andere stukken en informatie welke van nut kunnen zijn.
2.
De betekening van de executoriale titel, het bevel tot betaling en de tenuitvoerlegging geschieden overeenkomstig de in het land van de aangezochte douane-administratie van kracht zijnde wettelijke bepalingen met betrekking tot bij regeling van de Minister van Financiën van dat land als soortgelijk aangemerkte douanevorderingen.
3.
Zolang geen verklaring is ingekomen dat de douanevordering onherroepelijk vaststaat, beperkt de aangezochte douane-administratie zich tot maatregelen om de inning van de douanevordering te verzekeren.
4.
De douanevorderingen worden in het land van de aangezochte douane-administratie niet als bevoorrechte vorderingen beschouwd.
5.
De aangezochte douane-administratie is niet verplicht aan het verzoek te voldoen indien de mogelijkheden tot invordering op het grondgebied van het land van de verzoekende douane-administratie niet zijn uitgeput.