Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de Belastingdienst/FIOD, team MDT, kantoor Zwolle opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL43462, gesloten op 8 juli 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2022, nr. 21-005238-18
ECLI:NL:GHARL:2022:2523
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
01-04-2022
- Zaaknummer
21-005238-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:2523, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑04‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1361
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Het hof heeft de drie verdachten die betrokken waren bij een vastgoedbedrijf veroordeeld wegens het medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachten tot dat feit opdracht hebben gegeven dan wel feitelijk leiding hebben gegeven aan de verboden gedragingen. In alle drie de zaken zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdediging en het openbaar ministerie. Het hof heeft in het arrest gemotiveerd aangegeven waarom het niet aansluit bij de gemaakte procesafspraken. De drie verdachten hebben door middel van oplichtingspraktijken geld van niets vermoedende slachtoffers afhandig gemaakt. De slachtoffers is voorgespiegeld dat zij op een veilige manier hoge rendementen konden behalen door geld te investeren in vastgoed in Polen. Een deel van het ingelegde geld is uitgeleend aan een bedrijf in Polen, zonder dat daar enige zekerheid tegenover stond. Een groot aantal slachtoffers ondervindt nog steeds de negatieve financiële gevolgen van het handelen van de verdachten. Gelet op de forse overschrijding van de termijn waarbinnen een strafzaak afgedaan moet worden in eerste aanleg en in hoger beroep heeft het hof de op te leggen straffen gematigd. Verder zijn de verdachten veroordeeld tot vergoeding van schade aan een groot aantal benadeelden.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005238-18
Uitspraak d.d.: 1 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 september 2018 met parketnummer 06-920002-10 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .
1. Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
2. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 maart 2022 (inhoudelijke behandeling), 9 maart 2022 (requisitoir, pleidooi en laatste woord verdachte) en 1 april 2022 (sluiting onderzoek), en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair en meest subsidiair, 2A, 2B, 3A en 3B ten laste gelegde feiten omdat deze feiten verjaard zijn en het recht tot strafvervolging daardoor is komen te vervallen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Vlug, alsmede door verschillende ter zitting aanwezige benadeelde partijen naar voren is gebracht.
2.1.
Procesafspraken
Op 25 februari 2022 heeft het hof van de advocaat-generaal per email een brief ontvangen waarin procesafspraken tussen het openbaar ministerie en de verdachte worden aangekondigd.
Ook in hoger beroep is het mogelijk dat partijen procesafspraken maken over de afdoening. Dergelijke afspraken kunnen ook aansluiten bij het karakter van het voortbouwend appel. Het is echter aan het hof om te beoordelen of die overeengekomen afdoening in het voorliggende geval passend is.
Zoals vermeld zijn procesafspraken niet bij voorbaat onmogelijk. In dit geval waren er veel benadeelde partijen betrokken en was het daardoor praktisch onmogelijk hen voorafgaande aan de zitting bij het opstellen van de procesafspraken te betrekken.
Het hof heeft om die reden aangegeven dat het voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling geen uitspraak zou doen omtrent de aanvaardbaarheid van die procesafspraken. Het hof heeft daarbij aangegeven dat een niet onbelangrijke factor is (niet de enige) wat de gevolgen van de afspraken voor de benadeelde partijen zijn. Andere factoren zijn bijvoorbeeld efficiency, duidelijkheid voor de andere betrokken partijen en effectiviteit.
Het hof constateert dat onder de huidige omstandigheden bij het volgen van de procesafspraken er geen zekerheid is dat binnen afzienbare tijd voor de benadeelde partijen een in kracht van gewijsde gegane uitspraak over hun vorderingen komt. De verdediging heeft immers aangegeven beroep in cassatie te zullen instellen. Bij verdachte is dat afhankelijk van het antwoord op de vraag of het hof de benadeelde partijen ontvankelijk in hun vorderingen zal verklaren.
Het hof sluit zich niet aan bij de gemaakte procesafspraken. In de zaak van verdachte oordeelt het hof dat het door verdachte afgeronde schuldsaneringstraject niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen. Het volgen van de procesafspraken zou dus niet leiden tot zekerheid op korte termijn voor de benadeelde partijen en evenmin tot een snelle afdoening van de zaak waarmee een efficiënte rechtspleging zou zijn gediend. Daarbij komt dat ook de straftoemeting als genoemd in de procesafspraken te zeer afwijkt van wat het hof passend en geboden acht.
3. Voorvragen
3.1.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
3.1.1
Verjaring
Artikel 70, eerste lid en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het recht op strafvordering voor een delict waarop een gevangenisstraf is gesteld van maximaal 3 jaar vervalt na 6 jaar. Artikel 72, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het recht tot strafvordering vervalt vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn.
Voor verduistering geldt een maximum gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, voor alle tenlastegelegde economische delicten geldt een maximum gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Het gaat in casu om voortdurende delicten waarbij de verjaring op zijn laatst aanvangt op de einddatum van de tenlastegelegde periode. Voor het onder 1meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde verduistering is dat op 31december 2009. Voor de ten laste gelegde economische delicten is dat respectievelijk op 31 december 2006 of op
31 december 2009. Verdachte is in hoger beroep voor het eerst opgeroepen voor de zitting van 2 maart 2022. Derhalve zijn de onder 1 meer subsidiair en meest subsidiair, 2A primair en subsidiair, 2B primair en subsidiair, 3A primair en subsidiair en 3b primair en subsidiair ten laste gelegde feiten verjaard en is het recht op strafvordering vervallen, zodat het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
3.1.2.
Verdere verweren ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de redelijke termijn is overschreden. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. De eerste daad van vervolging heeft op 15 februari 2010 plaatsgevonden. De politie heeft het eindproces-verbaal op 8 juli 2011 aangeleverd. De eerste zitting bij de rechtbank vond daarop plaats op 21 januari 2014. De rechtbank heeft op 18 september 2018 vonnis gewezen.
Op 21 september 2018 is namens verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De eerste zitting bij het hof vond plaatst op 2 maart 2022. Ten tijde dat het hof arrest wijst zal er ruim 3,5 jaar verstreken zijn. Ook in hoger beroep is de redelijke termijn aanzienlijk overschreden.
Daarnaast is de verdediging ernstig gehinderd in de waarheidsvinding. Zo is niet komen vast te staan of het door [rechtspersoon 1] overgemaakte geld door [rechtspersoon 2] is ontvangen, of er winst is gemaakt met het project [project 1] , of die winst is geherinvesteerd in het project [project 2] , of er is gebouwd met dat geld. De getuige [getuige] heeft verklaard dat de grond eigendom is van [project 3] en dat [project 3] niet failliet is. Hiernaar is geen onderzoek gedaan. Het is allemaal niet gecheckt. Het voeren van de verdediging wordt daardoor ernstig gehinderd. Het is de verdediging niet mogelijk gebleken aan te tonen dat er wel investeringen in Polen zijn gedaan. Het nadeel dat daardoor is veroorzaakt is dat de verdediging ernstig is gehinderd alsmede het feit dat sommige getuigen niet of pas jaren na dato gehoord konden worden.
De raadsman heeft aangegeven dat dit onherstelbare verzuimen zijn in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De geschonden norm is naast de overschrijding van de redelijke termijn, artikel 6 van het EVRM, het eerlijke proces. Deze verzuimen, het belang van de geschonden voorschriften, de ernst van de verzuimen en het nadeel dat daaruit voor de verdediging is voortgevloeid is zodanig dat de enige passende sanctie daarop is de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
Het oordeel van het hof over deze verweren
Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM heeft plaatsgevonden, moeten het tijdsverloop tijdens de eerste aanleg en dat tijdens het hoger beroep afzonderlijk worden beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met in eerste aanleg een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, en dat in de fase van het hoger beroep een einduitspraak wordt gedaan binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld.
Gelet op het vorenstaande acht het hof zowel de redelijke termijn in eerste aanleg als in hoger beroep ernstig is overschreden.
Het hof houdt evenwel vast aan de vaste jurisprudentie dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen en bepaalt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staat. Uitzonderlijk is dit geval echter zeker. Het hof acht de overschrijding van de redelijke termijn extreem en zal dat oordeel betrekken bij de bepaling van de strafmaat.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd ernstig te zijn gehinderd in de waarheidsvinding en dat daardoor geen sprake is van een eerlijk proces. Het hof wil wel aannemen dat door het verloop van de tijd het onderzoek naar de feiten moeilijker wordt, echter dit leidt er niet toe dat er sprake is van een oneerlijk proces. Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt concentreert zich op hetgeen in Nederland is gebeurd en hoe verdachte en zijn medeverdachten de gelden hebben verworven en hoe zij daarmee zijn omgegaan. Verdachten kunnen daar zelf over verklaren.
Ook de combinatie van bovenstaande verweren kan gelet op de weerlegging daarvan niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat er sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering vindt dat geen steun in de onderliggende feiten.
Het hof verwerpt de verweren. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn compenseren in de op te leggen straf.
3.2
Overige voorvragen
Dit hof is bevoegd tot kennisneming van het hoger beroep. De dagvaarding is geldig. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, reeds omdat het, zoals hiervoor geoordeeld, tot een andere beslissing komt over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof doet daarom opnieuw recht.
5. De tenlastelegging
De tenlastelegging - voor zover thans nog aan de orde - is als bijlage 1 aan dit arrest gehecht.
De verdenking komt er - zakelijk weergegeven - op neer dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
1. primair:mede)plegen van opdracht geven dan wel feitelijk leiding geven aan (mede)plegen van oplichting;
Subsidiair: (mede)plegen van oplichting;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Overweging met betrekking tot het bewijs1.
6.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
6.2
het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof.
6.3
Bewijsmiddelen
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 maart 2009 blijkt dat de besloten
vennootschap [rechtspersoon 1] (hierna: [rechtspersoon 1] ) sinds 15 november 2005 onder die naam is
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en dat de statutaire naam daarvoor [naam 1]
betrof.2.[verdachte] is vanaf die datum in functie getreden als bestuurder, evenals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .3.Tijdens de aandeelhoudersvergadering op 16 januari 2006 is door het voltallige bestuur van [rechtspersoon 1] besloten dat [medeverdachte 2] met terugwerkende kracht alleen als aandeelhouder van [rechtspersoon 1] zou optreden.4.
Uit de CV-akte en uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 maart 2009 blijkt dat de commanditaire vennootschap met een beherende vennoot [rechtspersoon 3] (hierna [rechtspersoon 3] ) op 15 november 2005 is opgericht, met als handelsnaam [naam 2] . Met ingang van die datum is [rechtspersoon 1] als enig beherend vennoot met onbeperkte bevoegdheid
toegetreden.5.
De eerste leenovereenkomst tussen [rechtspersoon 1] als "the lender" en [rechtspersoon 2] (hierna:
[rechtspersoon 2] ) als “the borrower” is op 29 november 2005 te Warschau gesloten en namens [rechtspersoon 1] door [medeverdachte 1] ondertekend. Daarbij is overeen gekomen dat op die datum een bedrag van € 200.000,-- werd uitgeleend door het te storten op een rekening van de "borrower". Dit betrof een lening voor onbepaalde tijd (" loan is granted for a indefinite period of time") tegen een rentepercentage van 4 %.6.Vervolgens zijn nog leenovereenkomsten gesloten op 16 maart 2006,7.19 april 2006,8.30 juni 2006,9.10 juli 2006,10.25 juli 2006,11.4 september 2006,12.22 december 200613.en twee op 26 januari 2007.14.In deze leenovereenkomsten is telkens onder paragraaf 7 punt 4 het volgende opgenomen: “The Loan is being granted to the Borrower for the purpose of allocation by the Borrower towards expenses incurred in its business activity” Kort gezegd komt het erop neer dat de leningen zijn verstrekt om de kosten die [rechtspersoon 2] in haar zakelijke activiteiten maakte te kunnen betalen.
Er is een overzicht opgesteld en ondertekend door [medeverdachte 1] , gedateerd 5 december 2005, met als kenmerk [rechtspersoon 1] . Daarop staat vermeld dat op de derdenrekening van [rechtspersoon 4] tot op dat moment is binnengekomen € 225.000,-- (klant [verdachte] ) en € 50.000,-- (klant [medeverdachte 2] ). Ook staat daarop vermeld: inmiddels doorgestort naar [rechtspersoon 2] € 200.000, --15.
[verdachte] heeft in eerste aanleg ter terechtzitting van 21 juni 2018 -zakelijk weergegeven-verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [rechtspersoon 1] is gestart. [betrokkene 1] had een adviserende rol. Zij zijn op basis van vertrouwen met [rechtspersoon 2] gaan samenwerken. Hij kende [rechtspersoon 2] al uit de tijd dat hij bij [rechtspersoon 5] werkzaam was. Er is in november 2005 een eerste leenovereenkomst opgesteld in Polen. Daarna zijn nog meer leenovereenkomsten tussen [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] opgesteld en ondertekend. Er zijn in Nederland gelden binnengehaald. Er zijn meerdere geldbedragen naar [rechtspersoon 2] in Polen overgemaakt, maar er is geen geld teruggestort. Er is aan inleggers rendement betaald omdat hen dat was toegezegd. Zij hebben een prospectus opgesteld. Daar zijn meerdere versies van geweest. Ondanks dat het in de zomer van 2007 niet goed ging hebben zij in Nederland nog wel geld binnen gehaald. Zij dachten dat het tij wel zou keren. De rode lijn van hetgeen mogelijke investeerders werd verteld was dat [rechtspersoon 1] bezig was om hypothecaire zekerheden te verkrijgen. Het is mogelijk dat ook is gezegd dat de prospectus ter goedkeuring bij de AFM was ingediend.16.
De prospectus van [rechtspersoon 3] is niet door [rechtspersoon 1] ter goedkeuring aan de AFM
aangeboden.17.
Verdachte heeft tegenover de verbalisanten - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij de
mensen die zij benaderden om geld in te leggen informeerden op basis van informatie die zij van [rechtspersoon 2] hadden ontvangen. Zij hadden ook prospectussen en flyers op basis van die informatie. Tijdens de gesprekken werd onder meer gesproken over de rendementen die
[rechtspersoon 2] behaalde, de duur van het project, het storten van het te beleggen bedrag.18.[rechtspersoon 6] moest voor de betaling van belasting in Polen worden opgericht. Gelden moesten vanuit Nederland in principe daar heen en dan weer naar [rechtspersoon 2] . Uiteindelijk heeft dat niet gefunctioneerd. Er zijn geen gelden van uit Nederland naar [rechtspersoon 6] gegaan maar naar [rechtspersoon 2] . Dus met betrekking tot het gestelde omtrent [rechtspersoon 6] in de prospectus is de prospectus onjuist. U stelt dat in de prospectus in het geheel niet over [rechtspersoon 2] wordt gesproken. De lezer van de prospectus zal dus in de veronderstelling zijn dat hun geld naar [rechtspersoon 6] overgemaakt wordt. Dat klopt niet. Er is geen geld naar [rechtspersoon 6] gegaan. De klanten zijn op dit punt dus onjuist voorgelicht.19.
Voor het opstarten van [rechtspersoon 1] zijn gelden van inleggers gebruikt. Dat is niet aan de klanten verteld.20.Het inhouden van 14% van het ingelegde bedrag zou in de prospectus horen te staan.21.
[medeverdachte 2] heeft tegenover de verbalisanten - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] aan [rechtspersoon 1] is begonnen. [rechtspersoon 1] is op 15 november 2005 opgestart door [rechtspersoon 7] om te zetten naar [rechtspersoon 1] . Ieder van hen had één derde deel van de aandelen van [rechtspersoon 1] . Naast [rechtspersoon 1] werd [rechtspersoon 3] opgericht. Daarin zouden de personen die inlegden een participatie krijgen. Eind 2005 is begonnen met het werven van klanten. De eerste aktes van participanten werden begin 2006 gepasseerd. Hijzelf heeft vanaf ongeveer november 2005 klanten benaderd. Het waren bedragen van€ 50.000,-- of meer. Hij wist dat de participaties hoger moesten zijn dan € 50.000,--. Als deze lager waren moest er toestemming zijn van de AFM. Dat is uiteindelijk niet gelukt.22.[betrokkene 1] was beheerder van de rekening waar gelden van [rechtspersoon 1] op binnen kwamen. Hij heeft niet gezien dat geld is teruggekomen. Van het geld dat werd binnengehaald zou een percentage van 14% aan kosten afgaan voor [rechtspersoon 1] . Daarvan werd de 8% voorschotrendement aan de belegger uitbetaald en werden de personeelskosten en de huurkosten van het pand betaald. Hij wist dat het geld dat naar [rechtspersoon 2] ging werd uitgeleend voor 4% per jaar. [rechtspersoon 1] of [rechtspersoon 3] werd zelf geen eigenaar van gronden of projecten in Polen. De eigendom bleef bij [rechtspersoon 2] liggen.23.Hij heeft de prospectus van [rechtspersoon 1] in eerste instantie tekstmatig overgeschreven vanuit die van [rechtspersoon 5] . [betrokkene 1] heeft er voor gezorgd dat zij de prospectus van [rechtspersoon 5] digitaal kregen. Hij heeft deze taalkundig aangepast, waarna de vrouw van [verdachte] , [betrokkene 2] , deze vervolgens heeft aangepast met enkele foto's. Uiteindelijk is de prospectus door [verdachte] , [medeverdachte 1] en hemzelf akkoord bevonden. Deze zal eind 2005, januari 2006 gemaakt zijn.24.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de verbalisanten - zakelijk weergegeven - verklaard dat [rechtspersoon 1] eind 2005 is opgericht. Vervolgens is er een CV opgericht met de naam [rechtspersoon 3] . Het idee was dat [rechtspersoon 1] geld zou ophalen bij particulieren om vastgoedprojecten te ontwikkelen, Zij hebben voorbeelden van prospectussen gekregen en ook gedownload en die gebruikt als voorbeeld.25.Hij heeft de functie financieel manager in de brochure gezet om aan te gegeven dat hij betrokken was bij financiële zaken van bedrijven.
Achteraf gezien was het beter geweest als in de brochure accountmanager had gestaan. Het
klopt dat hij geen functie heeft gehad op directieniveau.26.Als een belegger € 100.000,--
inlegde werd daarvan maximaal € 76.000,-- geïnvesteerd in Polen.27.Voorschotrendement
werd betaald uit de 14%. Waarom dat niet in de prospectus is opgenomen? Daar heeft hij niet over nagedacht. Hij vindt ook niet dat het in de prospectus opgenomen hoeft te worden. Als in de prospectus staat dat zij zaken met [rechtspersoon 6] hebben gedaan dan klopt dat in feite niet. De zin: De CV heeft een aandeel in [rechtspersoon 6] en daarmee in het project van 100% en heeft daardoor recht op 100% van de uiteindelijke projectwinst die in de prospectus staat klopt niet. Er is geld naar [rechtspersoon 2] overgemaakt, maar daar hadden zij geen zeggenschap over.28.
Er is geen rendement uit Polen gekomen vanwege al verkochte woningen van het project,
dus het rendement kon ook niet uit die inkomsten betaald worden.29.
Uit onderzoek van de aanwezige bankafschriften over de periode van 15 november 2005 tot en met 29 juni 2009 blijkt dat er 74 investeerders waren; dat die investeerders in totaal
€ 5.427.861,16 hebben ingelegd; dat er € 1.300.745,21 aan de investeerders is betaald, waarvan vermoedelijk voor € 729.368,05 als uitbetaalde rendementen; dat € 2.777.666,40 is overgemaakt naar buitenlandse rekeningen waarvan € 2.000.630,-- naar [rechtspersoon 2] . Er werd daarbij gebruik gemaakt van meerdere rekeningnummers.30.Van een aantal investeerders is het geld niet doorgestort en dus niet gebruikt ten behoeve van enige investering, maar op de rekening van [rechtspersoon 1] vastgoed blijven staan.31.Na 15 oktober 2007 is geen inleggeld meer overgeboekt naar [rechtspersoon 2] . Na 15 oktober 2007 is nog wel€ 725.000,-- aan inleggeld opgehaald.32.
[betrokkene 3] heeft aangifte gedaan. Hij heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij[verdachte] al heel lang kende en via hem met [rechtspersoon 1] in aanraking is gekomen. Aan de verkoop van een huis heeft hij een bedrag van € 40.000,-- overgehouden, waarvan [verdachte] zei dat het geld naar het buitenland moest. Het zou dan belegd worden en hij zou ongeveer€ 266,-- per maand krijgen aan rente. Vervolgens zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] bij hem geweest. [verdachte] voerde het woord. [medeverdachte 1] praatte alleen maar mee. [verdachte] vertelde dat het geld belegd zou moeten worden in [rechtspersoon 3] , daar had hij goede connecties mee. Hij heeft geen brochures laten zien of andere informatie gegeven. Op de donderdag erna kwam [verdachte] met [medeverdachte 1] langs. [betrokkene 3] heeft toen het formulier ondertekend voor deze belegging. [verdachte] kon het geld van zijn rekening halen en overboeken naar [rechtspersoon 3] . Dat speelde begin 2006. In het begin kreeg hij de rente van € 266,-- netjes. Op enig moment kreeg hij geen rente meer. Bij de notaris [notaris] te Beiien is hem helemaal niets uitgelegd. Hij kreeg twee aktes. Hij had het volste vertrouwen in [verdachte] en ook omdat er een notaris bij betrokken was. Hij had geen reden te twijfelen. Hem is nooit verteld wat [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 3] met zijn ingelegde geld zouden doen.33.
Uit de afspraakbevestiging blijkt dat een afspraak is gemaakt om de investering af te handelen op 6 januari 2006 en dat op 9 januari 2006 een bevestiging is gestuurd van de ontvangst van het inschrijfformulier in [rechtspersoon 3] , waarin wordt meegedeeld dat [betrokkene 3] het voorschotrendement van 8% 6 weken na zijn storting zal ontvangen.34.
Uit het "Deelnameformulier [rechtspersoon 3] " blijkt dat [betrokkene 3] door tekening van dat
formulier verklaart en bevestigt met de inhoud van de prospectus inzake [rechtspersoon 3]
bekend te zijn en daarin deel wil nemen met een participatie van € 40.000,--; dat hij zich
verbindt met het voldoen door het bedrag over te maken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten
name van [rechtspersoon 1] en dat de rente maandelijks zal worden overgemaakt op zijn privérekening.35.
[betrokkene 4] heeft aangifte gedaan. Hij heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij en zijn
vrouw in november 2005 in contact zijn gekomen met [rechtspersoon 1] / [rechtspersoon 3] . Het eerste
contact was met [verdachte] omdat hij advies wilde over het beleggingsgedeelte van de
hypotheek. Die vertelde over een financieel expert uit de accountancy: [medeverdachte 1] , die mogelijk een constructie had via het ophogen van de hypotheek en gebruik van overwaarde. Hij zou daar mee langskomen. Zij zijn op 23 november 2005 langs geweest en zeiden een mooi plan te hebben in Polen. Een man in Polen had samen met de Nederlandse Kamer van Koophandel in Polen een project opgezet: [project 1] . Zij konden aan dat project meedoen als zij voor 25 november 2005 geld beschikbaar hadden, dus binnen heel korte termijn. [rechtspersoon 1] zou wel 40% rendement kunnen behalen. Zijzelf zouden 8% ontvangen. Zij hadden vertrouwen in [verdachte] .
De naam [rechtspersoon 1] zagen zij voor het eerst op briefpapier, waarin de investering in [naam 2]
werd bevestigd. Het geld moest worden overgemaakt op een rekening ten name van
[rechtspersoon 4] . [medeverdachte 1] heeft op het deelnameformulier geschreven: "de investering/storting zal
na 2 jaar teruggestort worden, eea in overleg". Op 24 november 2005 is de spoedboeking
gegeven. Zij hebben op 9 januari 2006 een bevestiging ontvangen van de storting. Bij de
notaris heeft hij een volmacht getekend omdat de stukken er nog niet waren. Ter controle
heeft hij gekeken op de website van [rechtspersoon 2] . [verdachte] had gezegd dat daar foto's op
stonden. Hij kent via [rechtspersoon 1] / [rechtspersoon 3] : [medeverdachte 1] en [verdachte] . Verder heeft hij [medeverdachte 2] een keer gezien. [rechtspersoon 2] was het bedrijf dat in Polen het geld binnen haalde. [betrokkene 5] was de directeur. Bij het tekenen van het deelnameformulier is verteld dat dit
deelnameformulier nodig was in verband met vergunning verlenen door de AFM.36.
Uit het "Deelnameformulier [rechtspersoon 3] " blijkt dat [betrokkene 4] door tekening van dat formulier op 23 november 2005 verklaart en bevestigt met de inhoud van de prospectus inzake [rechtspersoon 3] bekend te zijn en daarin deel wil nemen met een participatie van € 225.000,--; dat hij zich verbindt met het voldoen door het bedrag over te maken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [rechtspersoon 1] .37.In de brief van 23 november 2005 wordt het gesprek van die middag bevestigd en verzocht het geld over te boeken naar de rekening derdengelden [rekeningnummer 2] ten name van [rechtspersoon 4] te Doetinchem.38.In de brief van 9 januari 2006 is de ontvangst van het geldbedrag bevestigd.39.
[betrokkene 6] heeft aangifte gedaan. Hij heeft zakelijk weergegeven - verklaard dat hij en
zijn vrouw een bankrekening hadden bij de [bank 1] in Dwingeloo. In dat pand zat ook [verdachte] met zijn makelaarskantoor. [verdachte] had deze bank overgenomen. [verdachte] zag dat zij veel belasting betaalden en vond dat het minder kon. Hij heeft toen de belastingzaken geregeld. Toen zij hun huis verkochten bleef er geld over. [verdachte] kwam bij hen en vroeg€ 200.000,-- voor een vastgoedproject in Polen. Mede omdat zij zo veel vertrouwen in hem hadden hebben zij € 100.000,-- toegezegd. Het moest in twee keer € 50.000,-- gestort worden in verband met de AFM, zei [verdachte] . Zij hebben een looptijd afgesproken van 1 jaar en een rendement van 12%. Dat is later teruggebracht tot 8%. De lening zou via notaris [notaris] geregeld worden. De akte is op 28 februari 2006 getekend en het bedrag is in twee keer overgeboekt via de rekening van de notaris. Het geld was bestemd voor woningbouw in Polen. Zij hebben geen controle gedaan: zij hadden een onbegrensd vertrouwen in [verdachte] en later ook in [medeverdachte 1] .40.
Uit de twee formulieren "Deelnameformulier [rechtspersoon 3] " blijkt dat [betrokkene 6] door
tekening van die twee formulieren op 10 januari 2006 telkens verklaart en bevestigt met de inhoud van de prospectus inzake [rechtspersoon 3] bekend te zijn en daarin deel wil nemen met een participatie van € 50.000,-- en dat hij zich verbindt met het voldoen door de bedragen over te maken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [rechtspersoon 1] .41.
[betrokkene 7] heeft aangifte gedaan. Hij heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij via [rechtspersoon 4] met [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 3] in aanraking is gekomen. [rechtspersoon 4] opperde te beleggen in [rechtspersoon 1] : dat was een oudere man. Bij de eerste afspraak kwam [verdachte] mee. Zij vertelden dat hij in Pools vastgoed kon beleggen, een belegging met een rendement van 8%. Hij heeft een flyer over [project 3] gezien. Hij en zijn vriendin[betrokkene 8] hebben ieder voor € 45.000,-- ingelegd. Er stond € 50.000,-- op het inlegformulier, maar dat is gewijzigd. Het zou in de grote pot gaan. Hij kocht een participatie in een belegging. Hij heeft ook een website gezien: van [rechtspersoon 2] . Hij vertrouwde hen gewoon. Hij heeft geïnvesteerd voor het rendement van 8%. Het geld is op 16 mei 2007 ingelegd door overmaking naar de notaris. Hij is met zijn vriendin naar de notaris gereden om te tekenen. [medeverdachte 1] was daar al. Dat was zijn eerste kennismaking met hem. Het eerste rendement is na 5 of 6 weken uitbetaald. Het was een bedrag van € 7.000,--. Voor hem waren de contactpersonen [verdachte] of [medeverdachte 1] . Hij had het idee dat zij compagnons waren. Hij is ook nog een keer gebeld door [medeverdachte 2] . Hij heeft het gesprek met [rechtspersoon 4] en [rechtspersoon 1] opgenomen.42.
Het door [betrokkene 7] op 27 december 2007 opgenomen gesprek is uitgewerkt in een proces-verbaal van ambtshandeling. Daaruit blijkt dat [betrokkene 7] een gesprek heeft gehad met een NN-man en [betrokkene 9] , die zich voorstelde als medewerker van [rechtspersoon 1] . [betrokkene 9] heeft meegedeeld dat investeringen werden gedaan in vastgoedprojecten in Nederland, België, Duitsland, Spanje en Polen. Zij werkten als vastgoed-CV omdat dat veiliger was dan een BV. Bouwprojecten werden voor minimaal 25% gefinancierd uit eigen middelen, de rest door inleggers. Gegarandeerde rendementen, jaarlijks 8%. De overeenkomst tussen de inlegger en [rechtspersoon 1] werd bekrachtigd bij de notaris, waarna de notaris het geld op de derdenrekening van [rechtspersoon 1] stortte. [betrokkene 7] zou medeaandeelhouder worden van de vastgoed-CV. De CV zou ingeschreven worden bij de Kamer van Koophandel en de belastingdienst zou daardoor op de hoogte zijn van de transactie. Dat waren de drie zekerheden. [betrokkene 9] heeft gezegd dat "wij" gecontroleerd en goedgekeurd waren door de AFM. En dat zij daar ook blij mee waren omdat [rechtspersoon 1] zich door het garantierendement onderscheidde. Voorwaarden zoals minimale tijdsduur van de inleg, tussentijdse veranderingen waren omschreven. [betrokkene 9] merkte op dat, als [betrokkene 7] er positief tegenover stond, het een en ander kon worden getekend, zodat het een en ander in gang gezet kon worden. De NN-man vroeg [betrokkene 7] of het al zin had het een en ander te tekenen waarop [betrokkene 7] heeft geantwoord dat hem dat wel zinvol leek. [betrokkene 9] heeft vervolgens gevraagd of hij "deze" wilde invullen. Het waren er twee omdat dat zij met twee keer 50 werkten, samen 100. De NN-man vraagt of [betrokkene 7] en zijn vrouw willen tekenen.43.
In het dossier zijn nog meer aangiftes opgenomen van personen die hebben verklaard dat zij via [rechtspersoon 1] hebben geparticipeerd in [rechtspersoon 3] . Dit geld zou belegd gaan worden in Polen. Die met name genoemde personen en de door hen ingelegde geldbedragen zijn:
-[betrokkene 10] € 175.000,--44.- [betrokkene 11] € 60.000.--45.
- [betrokkene 12] € 25.000,--46.- [betrokkene 13] € 150.000,--47.
- [betrokkene 14] € 40.000,--48.- [betrokkene 15] € 50.000,--49.
- [betrokkene 16] € 75.000,--50.- [betrokkene 17] € 78.000,--51.
- [betrokkene 18] € 50.000,--52.- [betrokkene 19] € 25.000,--53.
- [betrokkene 20] € 50.000,--54.- [betrokkene 21] € 50.000.--55.
- [betrokkene 22] en/of
[betrokkene 23] € 130.000.--56.- [betrokkene 24] € 100.000,--57.
- [betrokkene 25] € 100.000,--58.- [betrokkene 26] € 285.250,--59.
In het dossier is een lijst van participanten van [rechtspersoon 3] opgenomen. Daarop staan naast de met naam in de tenlastelegging genoemde personen ook andere personen vermeld die in de ten laste gelegde periode participant van [rechtspersoon 3] zijn geworden en geld hebben gestort.60.
In de prospectus is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
- dat [rechtspersoon 1] belast is met de dagelijkse leiding van de [rechtspersoon 3] ;
- dat [rechtspersoon 6] de ontwikkelaar is van de onroerend goed projecten;
- dat [rechtspersoon 6] door de AFM wordt aangeduid als de uitgevende instelling;
- dat de CV daarin voor 100% participeert;
- dat de onroerend goed investeringen zich vooral kenmerken doordat door [rechtspersoon 3]
enkel wordt gewerkt met risicodragend vermogen en niet met bankkrediet in welke
vorm dan ook;
- dat het risicodragend vermogen wordt verstrekt door [rechtspersoon 3] en door
aanbetalingen van de kopers van appartementen;
- dat het startsein voor de bouw van een project pas wordt gegeven, wanneer ten minste
50% van het te realiseren gebouw is verkocht en dat de rest tijdens de looptijd van de
bouw verkocht wordt aan particuliere kopers;
- dat de door [rechtspersoon 3] gefinancierde investeringen van [rechtspersoon 6] in de
projecten met name liggen in de opstartfase van de bouw, er op deze wijze slechts een
beperkt deel van de financieringsbehoefte door [rechtspersoon 3] wordt geïnvesteerd en
verder geen geldverstrekkers behoeven te participeren, waardoor het gehele resultaat
(verkoopopbrengst minus bouwkosten) van het complex woningen ten goede komt van
de projectontwikkelaar waarin de CV voor 100 % participeert;
- dat het financiering betreft van diverse woningbouwprojecten in Warschau, Poznan en
Krakow;
- dat inmiddels een tweede project is gestart: [project 3] ;
- dat de participaties door de AFM worden beschouwd als zogenaamde rechten van
deelgenootschap, zijnde certificaten van aandelen in het kapitaal van [rechtspersoon 6] ;
- dat de bestuurders en oprichters [verdachte] en [medeverdachte 1] , directeuren, beide ervaren
managers zijn op commercieel en financieel gebied, namelijk respectievelijk directeur
van een makelaardij en assurantiën en commercieel manager ( [verdachte] ) en financieel
manager bij de [bank 2] , financieel manager bij [rechtspersoon 8] en
bedrijfsadviseur;
- dat notaris [notaris] te Beilen als notariaat bij [rechtspersoon 1] betrokken is;
- dat de prospectus is opgesteld met inachtneming van de Europese prospectusrichtlijn die
als bijlage bij de Wet beleggingsinstellingen (Wtb) en de Wet toezicht
effectenverkeer (Wte) hoort en is geconformeerd aan de hiervoor geldende wettelijke
vereisten.61.
6.4
Conclusie
Op 15 november 2005 is [rechtspersoon 1] opgestart, waarbij verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ingeschreven als bestuurders. Op diezelfde dag is ook [rechtspersoon 3] opgericht, met [rechtspersoon 1] als enig beherend vennoot met onbeperkte bevoegdheid.
Op 29 november 2005, is de eerste leenovereenkomst te Warschau gesloten en namens [rechtspersoon 1] door [medeverdachte 1] ondertekend. Daarbij is overeen gekomen dat op die datum een bedrag van € 200,000,-- werd uitgeleend, waarbij in de leningsovereenkomst is opgenomen dat het geld voor de bedrijfsvoering van [rechtspersoon 2] zou worden gebruikt. Dit betrof een lening voor onbepaalde tijd tegen een rentepercentage van 4%. Dit bedrag is al vóór 5 december 2005 naar een rekening van [rechtspersoon 2] in Polen overgeboekt. [rechtspersoon 1] is vervolgens verder opgestart. Daarna zijn nog meer leenovereenkomsten onder dezelfde voorwaarden met [rechtspersoon 2] gesloten en ook meerdere geldbedragen naar [rechtspersoon 2] overgemaakt.
Vanaf eind november 2005 werden al de eerste gesprekken gevoerd met potentiële beleggers. In die persoonlijke gesprekken is summier informatie aan de toekomstige investeerders verstrekt. De aangevers hebben verklaard dat zij tijdens de gesprekken mede door één of meer van de hiervoor genoemde voorgespiegelde zekerheden uiteindelijk werden bewogen tot de afgifte van de ingelegde geldbedragen. Er is tijdens die persoonlijke gesprekken informatie aan toekomstige investeerders verstrekt waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat deze niet juist was. Hen zijn deelnameformulieren voorgelegd die zij hebben ondertekend. Daarmee verklaarden en bevestigden zij telkens met de inhoud van de prospectus inzake [rechtspersoon 3] bekend te zijn, terwijl zij die prospectus feitelijk niet hadden gezien en deze eigenlijk nog in een ontwerpfase was. Ook hebben zij bij toetreding als commandiet van [rechtspersoon 3] ervoor getekend de inhoud van de bepalingen van de vennootschap te kennen en ermee bekend te zijn dat de CV een koopovereenkomst/koopovereenkomsten had gesloten, welke strekten tot aankoop/levering van registergoederen in Polen. Ook deze akte van toetreding was in strijd met de waarheid. Er zijn dus toezeggingen gedaan en verplichtingen aangegaan waarvan verdachte en zijn medeverdachten wisten dat deze niet nagekomen zouden worden. De investeerders zijn wel op de juistheid van de verstrekte informatie afgegaan en zijn daardoor bewogen tot investering. [rechtspersoon 1] verkreeg daardoor de beschikking over gelden, waarover zij anders niet de
beschikking zouden hebben verkregen.
Zelfs nadat er geen geld meer naar Polen werd overgemaakt, omdat er de nodige problemen
waren ontstaan, zijn er nog diverse personen door dezelfde voorgespiegelde zekerheden bewogen tot afgifte van geldbedragen. In het bijzonder uit de aangifte van [betrokkene 7] en de
uitwerking van het door hem op 27 december 2007 opgenomen gesprek blijkt dat ook toen nog die zekerheden werden voorgehouden.
Er is door de verdediging veel aandacht besteed aan het feit dat er geen zicht is gekregen op de besteding van de gelden die naar Polen zijn overgeboekt. Gesteld wordt dat betrokkenen bij [rechtspersoon 2] en de met [betrokkene 1] gelieerde vennootschappen zich niet aan de afspraken zouden hebben gehouden. Met die mogelijkheid wil het hof wel rekening houden ten gunste van verdachte. Er zijn ook geen aanwijzingen dat die gelden naar verdachte of met hem gelieerde personen of bedrijven zijn gevloeid. Maar verdachte en de verdediging miskennen dat de kern van het verwijt is dat zij beleggers hebben voorgespiegeld dat er zekerheden zouden zijn voor het ingelegde geld, maar zonder enige vorm van zekerheid en nota bene op basis van een risicodragende achtergestelde lening met een rentepercentage van 4% de gelden hebben uitgeleend aan [rechtspersoon 2] . Wat er ook zij van door de verdachte beweerdelijke mailwisselingen met aanvullende afspraken, zekerheden zijn er nimmer verstrekt. Vanaf het begin van het aantrekken van gelden is er slechts sprake van het afsluiten van leningsovereenkomsten met [rechtspersoon 2] . De conclusie kan niet anders zijn dan dat er op geen enkel moment serieus werk is gemaakt van het realiseren van de voorgespiegelde zekerheden. Dat de beleggers nu met lege handen achter blijven is te wijten aan verdachte en zijn medeverdachten.
Gelet op het voorgaande acht het hof evenals de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte mede feitelijk leiding heeft gegeven aan het feit dat [rechtspersoon 1] door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels personen heeft bewogen tot afgifte van gelden. Verdachte en diens medeverdachten hebben in dat kader als directieleden van [rechtspersoon 1] nauw en bewust samengewerkt, zoals onder meer blijkt uit hun eigen verklaringen.
Op één onderdeel van de tenlastelegging komt het hof tot vrijspraak. [betrokkenen 27 en 28] hebben weliswaar geld verstrekt aan [rechtspersoon 1] , maar niet is bewezen dat zij bewogen zijn tot afgifte op grond van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen, die betrekking hebben op investeringen in Polen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste
gelegde feit heeft begaan.
7. Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
[rechtspersoon 1] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 november 2005 tot en met 31 december 2009, in de gemeente(n) Westerveld en/of
Doetinchem en/of Bronckhorst en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 3] , een geldbedrag van (totaal) € 40.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 13] , een geldbedrag van (totaal) € 150.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 12] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--, en/of
€ 350,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 19] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 16] , een geldbedrag van (totaal) € 75.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 21] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans euro 45.000,=, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 22] en/of mevrouw [betrokkene 23] , een geldbedrag van (totaal) € 130.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 17] , een geldbedrag van (totaal) € 78.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 6] een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 4] , een geldbedrag van (totaal) € 225.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 14] , een geldbedrag van (totaal) € 55.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 25] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 7] en/of mevrouw [betrokkene 8] , een geldbedrag van (totaal) € 90.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 15] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- mevrouw [betrokkene 24] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 26] , een geldbedrag van (totaal) € 285.250,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 11] , een geldbedrag van (totaal) € 60.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 18] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 10] , een geldbedrag van (totaal) € 175.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en of mevrouw [betrokkene 20] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- [betrokkenen 27 en 28] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
een of meer ander(e) geldbedrag(en) van een of meer ander(en),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of het ter
beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, (tot een totaalbedrag van ongeveer € 5.150.831,16),
hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of een of meer ander(en) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen voorwenden
(in (persoonlijke) gesprek(ken) en/of in een prospectus en/of bij presentatie(s) en/of in brochures en/of in folder(s) en/of in flyer(s) en/of in nieuwsbrief/nieuwsbrieven en/of in e- mailbericht(en) en/of op website(s)):
A. zich aan het publiek, althans aan een of meer van voornoemde personen
gepresenteerd als ware [rechtspersoon 1] door de AFM gecontroleerd en/of
goedgekeurd en/of [rechtspersoon 1] beschikte over een vergunning om effecten
(aan het publiek) aan te bieden; en/of
B. (vervolgens) aan het (benaderde) publiek, althans aan een of meer van
voornoemde personen (tot zekerheid van de belegging(en) en/of investering(en)
en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of geldlening(en))
voorgespiegeld/voorgewend en/of doen voorspiegelen/voorwenden:
B1. dat de directie van [rechtspersoon 1] bestond uit een
ex-directeur/financieel manager van de [bank 2] en/of ervaren managers geweest
waren bij grote ondernemingen; en/of'
B2. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) (volledig) zouden worden geïnvesteerd
(in vastgoed in Polen via projectontwikkelaar [rechtspersoon 6] ); en/of
B3, dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) veilig en/of (vrijwel) risicoloos
was/waren, althans een beperkt risico kende(n); en/of
B4. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) na (de oplevering van) een project
terug zou(den) worden betaald, althans vrij beschikbaar kwam(en); en/of
B5. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) volledig
(100%) zouden meedelen in de projectwinst; en/of
B6. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) maandelijks
een of meer geldbedrag(en) uitbetaald/uitgekeerd kre(e)g(en) als ware het een
of meer rendement(en) en/of opbrengst(en) van hun/zijn/haar belegging(en)
en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of
geldlening(en); en/of
B7. dat het (geprognosticeerde en/of gegarandeerde) rentepercentage, afhankelijk van het project, per jaar tussen de 10 en 20 procent, althans 8 procent bedroeg; en/of
B8. dat het eerste voorschot rendement van 8 procent 6 weken na de stortingsdatum van de belegging(en) en/of investering(en) en /of participatie(s) en /of inleg van geld(en) en/of geldlening(en) zou plaatsvinden; en/of
B9. dat het tweede voorschot rendement 12 maanden na de eerste rendementsuitkering zou plaatsvinden; en/of
B10. dat het project [project 1] was afgerond en op 1 juli 2007 zou worden opgeleverd en/of het project [project 2] / [project 3] goed, althans (geheel) volgens plan liep en/of
B11. dat kosten zouden worden bekostigd uit de 'zuivere winst',
waardoor een of meer van voornoemde perso(o)n(en) en/of een of meer andere perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl hij verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer andere(n), tot
bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte tot dat feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor de feiten 1 primair, 2A primair, 2B primair, 3A primair en 3B primair tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden waarvan negen (9) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
10.2
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair wordt veroordeeld tot één (1) jaar geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft naast de bepleite vrijspraak aangevoerd dat bij een oplegging van een straf rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging heeft verzocht om tot een zodanige strafoplegging te komen dat verdachte niet nogmaals naar de gevangenis moet. Bovendien dient bij de bepaling van de strafmaat als uitgangspunt het benadelingsbedrag gehanteerd te worden. Het benadelingsbedrag is echter niet vast te stellen omdat niet duidelijk is wat is geïnvesteerd en wat mogelijk nog van het geld over is.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn verre van rooskleurig. Hij heeft jaren in de Wsnp doorgebracht. Hoewel hij een schone lei-verklaring heeft moet hij de restantschuld van de woning nog afbetalen. Verdachte heeft wel een volledige baan, maar leeft desondanks al jaren onder bijstandsniveau.
10.4
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als feitelijk leidinggevende van [rechtspersoon 1] gefunctioneerd en heeft een wezenlijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de oplichtingspraktijken. Verdachte was een van de drie oprichters van [rechtspersoon 1] en onder zijn verantwoordelijkheid en in zijn opdracht werd een prospectus opgesteld over de financiële producten van [rechtspersoon 3] . Hierin was
een reeks onwaarheden opgenomen. Mede onder leiding van verdachte is geld van niets
vermoedende slachtoffers afhandig gemaakt. Hun werd voorgespiegeld dat zij op een veilige
manier hoge rendementen konden behalen door geld te investeren in vastgoed in Polen.
Klanten werden voorwaarden en toezeggingen voorgehouden die niet waargemaakt werden.
Dit heeft ertoe geleid dat uiteindelijk ruim zeventig klanten ook daadwerkelijk geld bij [rechtspersoon 1]
hebben ingelegd. Slechts een deel van het ingelegde geld is uitgeleend aan een bedrijf in
Polen, zonder dat daar - zoals wel voorgespiegeld - enige zekerheid tegenover stond, terwijl
de aangevers werd voorgehouden dat het een relatief veilige belegging was met een hoog
rendement.
Verder is geld besteed aan heel andere doelen, zoals investeringen in Spanje, Duitsland en
Oostenrijk, uitbetalingen van voorschotrendementen aan nieuwe inleggers en bedrijfskosten van [rechtspersoon 1] . Er is naar aangevers toe door middel van persoonlijke gesprekken, informatie op de website en informatie in de prospectus de suggestie gewekt dat [rechtspersoon 1] een vergunning had van de bevoegde autoriteiten, terwijl dit niet waar was.
Het hof is van oordeel dat voor afdoening van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De door de rechtbank opgelegde straf vormt geen uitgangspunt voor de door het hof te bepalen straf. Het hof zoekt, gelet op het samenstel van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting bij fraudezaken, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die in geval van een benadelingsbedrag dat hoger is dan 1 miljoen euro uitgaat van een gevangenisstraf van minimaal 24 maanden, oplopend tot de maximale op het delict gestelde gevangenisstraf. Al naar gelang van specifieke factoren kan de op te leggen straf vermeerderd of verminderd worden.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich enkel laten leiden door hun eigen verlangen naar geldelijk gewin en zij hebben zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers, die hun beleggingen in rook hebben zien opgaan zonder dat verdachte en zijn medeverdachten - naar het zich laat aanzien - nog enige reële verhaalsmogelijkheid bieden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof ten nadele van verdachte meegewogen dat hij zich tijdens de procedure weinig betrokken heeft getoond bij het financiële en emotionele leed van de slachtoffers. Blijkbaar ziet verdachte niet in dat hij samen met zijn medeverdachten verantwoordelijk is voor de schade die bij de slachtoffers is ontstaan. Slechts de benadeelde partij [betrokkenen 27 en 28] heeft na verkrijging van een civielrechtelijke titel haar schade deels vergoed gekregen.
Integriteit en vertrouwen zijn belangrijke pijlers in het handelsverkeer en de financiële dienstverlening. Verdachte en zijn medeverdachten hebben aan deze pijlers gezaagd. De slachtoffers die zij met een financiële en vaak ook emotionele strop hebben opgezadeld, zijn daarmee niet de enige benadeelden. De branche als zodanig heeft door het handelen van verdachten eveneens schade opgelopen.
Voorts wordt er anderzijds rekening gehouden met het feit dat - anders dan bij vele andere gevallen van oplichting met beleggingsconstructies - bij verdachte niet gebleken is van buitensporige privéuitgaven.
Tot slot houdt het hof rekening met het uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op de ernst van het feit, de omvang van de totale schade, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, is het hof anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat
in deze zaak niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof neemt als uitgangspunt hiervoor een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden waarvan twaalf (12) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
10.5
Conclusie
Zoals het hof reeds onder punt 3.1.2 heeft geconstateerd is de redelijk termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM fors overschreden en zal het hof die overschrijding compenseren in de op te leggen straf.
Gelet op die forse overschrijding komt het hof tot een matiging van die straf. Het hof wil wel aannemen dat het tijdsverloop grote impact heeft gehad op het emotioneel welbevinden van verdachte en diens gezin. Alles afwegende komt het hof tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden waarvan negen (9) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Deze straf is passend en geboden.
10.6
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
11. De vorderingen van de benadeelde partijen
11.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat nu verdachte de schuldsanering met succes heeft doorlopen de vorderingen van de benadeelde partijen niet kunnen worden toegewezen omdat zij ingediend en geverifieerd hadden moeten worden en dus niet afdwingbare, natuurlijke verbintenissen zijn geworden. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat mochten de vorderingen van de benadeelde partijen wel als schulden worden beoordeeld ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt, deze niet langer afdwingbaar zijn in verband met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
11.2
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen zoals door de rechtbank is gedaan. Uitgangspunt van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp) is dat alle schulden worden kwijt gescholden. Er wordt geen “schone lei” verleent als de vorderingen voortkomen uit een strafrechtelijke veroordeling. De schadevergoedingsmaatregel ontstaat wanneer het vonnis onherroepelijk wordt. De vorderingen van de benadeelde partij vallen buiten de Wsnp en kunnen derhalve worden toegewezen tot de bedragen die door de benadeelde partijen zijn ingelegd.
11.3
Overwegingen van het hof
De bedoeling van de Wsnp is dat een natuurlijk persoon die in een problematische financiële situatie is terechtgekomen, niet tot in lengte van dagen met zijn schulden achtervolgd kan worden. Als een persoon na een verzoek daartoe wordt toegelaten tot de regeling en de daaruit voortvloeiende verplichtingen naar behoren is nagekomen, zijn de overblijvende schulden ten aanzien waarvan de regeling werkt, voor zover deze niet uit de boedel voldaan kunnen worden, na beëindiging van de schuldsaneringsregeling niet langer afdwingbaar. Aan de schuldenaar wordt in dat geval de zogenoemde “schone lei” verleend.
Sommige, strafrechtelijk gerelateerde, schulden vallen per 1 januari 2008 niet (meer) onder de schone lei.
Uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 3, pagina 38) blijkt dat de schone lei niet van toepassing is op al die vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling tot betaling van een geldboete, een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en een schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer.
Het gaat bij deze laatste categorie om drie soorten schadevergoeding.
Ten eerste de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij een verplichting tot betaling van een som geld aan de staat wordt opgelegd ten behoeve van het slachtoffer, aan wie het geld wordt uitgekeerd.
Ten tweede de schadevergoeding die een slachtoffer zelf vordert, die zich daartoe in de strafprocedure voegt zoals omschreven in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering.
Ten slotte ziet artikel 358, vierde lid, op schadevergoeding die door de burgerlijke rechter wordt vastgesteld nadat de strafrechter heeft geconstateerd dat de vordering van het slachtoffer dat zich gevoegd heeft in de strafprocedure, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding en de benadeelde partij daarvoor heeft verwezen naar de burgerlijke rechter (artikel 361, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Hieruit blijkt dat de bedoeling van de wetgever is dat de strafrechtelijke schulden buiten de Wsnp blijven. Het vonnis van de rechtbank waarin de vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen is nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Daarmee zijn de vorderingen nog geen schulden die door verdachte moeten worden betaald, immers moet eerst het hof nog vaststellen of de vorderingen wel kunnen worden toegewezen.
Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte toegegeven dat hij bij toelating in de Wsnp de rechtbank niet op de hoogte heeft gebracht van de vorderingen van de benadeelde partij. Ook de bewindvoerder was er niet van op de hoogte.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet onder de Wsnp vallen. Het verweer wordt daarom verworpen.
11.4
De beoordeling van de civiele vorderingen
De navolgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
Benadeelde partij gevorderd inleg
[betrokkenen 27 en 28] € 23.033,07 € 50.000,00
[betrokkene 3] € 40.000,00 € 40.000,00
[betrokkene 13] € 150.000,00 € 150.000,00
[betrokkene 12] € 23.250,00 € 25.000,00
[betrokkene 16] € 87.874,00 € 75.000,00
[betrokkene 21] € 47.700,00 € 45.000,00
[betrokkene 22] en/of [betrokkene 23] € 156.000,00 € 130.000,00
[betrokkene 17] € 88.920,00 € 78.000,00
[betrokkene 6] € 173.356,99 € 100.000,00
[betrokkene 4] € 351.862,99 € 225.000,00
[betrokkene 14] € 44.000,00 € 40.000,00
[betrokkene 25] € 111.500,00 € 100.000,00
[betrokkene 7] € 15.000,00 € 90.000,00
[betrokkene 15] € 70.429,00 € 50.000,00
[betrokkene 24] € 180.000,00 € 100.000,00
[betrokkene 26] € 325.150,00 € 285.000,00
[betrokkene 11] € 67.450,00 € 60.000,00
[betrokkene 18] € 56.000,00 € 50.000,00
[betrokkene 10] € 175.000,00 € 150.000,00 + € 25.000,00
[betrokkene 20] € 66.575,12 € 50.000,00
[betrokkene 29] € 74.000,00 € 50.000,00
[betrokkene 30] € 396.000,00 € 200.000,00
[betrokkene 31] € 144.160,00 € 97.000,00
[betrokkene 19] € 25.000,00 € 25.000,00
[betrokkene 32] € 72.800,00 € 65.000,00
[betrokkene 33] € 87.625,00 € 75.000,00
[betrokkene 34] € 124.000,00 € 100.000,00
[betrokkenen 35 en 36][betrokkenen 35 en 36] € 67.200,00 € 60.000,00
[betrokkene 37] € 74.000,00 € 50.000,00
[betrokkene 38] € 50.000,00 € 50.000,00
[betrokkene 39] € 67.200,00 € 60.000,00
[betrokkene 40] € 28.500,00 € 25.000,00
[betrokkene 41] € 60.000,00 € 60.000,00
[betrokkenen 42 en 43]
€ 239.301,77 € 120.100,00
[betrokkene 44] € 127.600,00 € 110.000,00
[betrokkene 45] € 60.500,00 € 55.000,00
[betrokkene 46] € 76.540,00 € 78.000,00
[betrokkene 47] € 25.100,00 € 25.000,00
[betrokkene 48] € 80.000,00 € 80.000,00
[betrokkene 49] € 74.000,00 € 50.000,00
[betrokkene 50] € 81.583,47 € 55.000,00
[betrokkene 51] € 45.600,00 € 30.000,00
[betrokkene 52] € 58.000,00 € 50.000,00
[betrokkenen 53 en 54][betrokkenen 53 en 54] € 60.000,00 € 60.000,00
[betrokkene 55] € 84.844,00 € 50.000,00
[betrokkene 56] € 132.000,00 € 100.000,00
[betrokkene 57] € 137.888,33 € 106.000,00
[betrokkene 58] € 37.120,00 € 29.000,00
[betrokkene 59] € 25.000,00 € 25.000,00
De vordering van [betrokkenen 27 en 28]
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een bedrag van € 23.033,07. Het hof heeft verdachte vrijgesproken van het oplichten van benadeelde nu de oplichting geen betrekking heeft gehad op projecten in Polen. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen, hetgeen de benadeelde reeds heeft gedaan.
De vordering van [betrokkene 4]
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep derhalve te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. In een bijlage bij het voegingsformulier volgt dat de benadeelde partij op 15 februari 2008 € 50.000,- heeft ontvangen. Bij het wensen formulier zit een brief van [rechtspersoon 1] aan de benadeelde waarin deze terugstorting wordt bevestigd en eveneens wordt bevestigd dat het restant van de inleg € 175.000,- bedraagt. De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
De vordering van [betrokkene 14]
De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd. In eerste aanleg heeft de officier van justitie aangegeven dat de benadeelde partij de vordering zou hebben ingetrokken. In het dossier is echter geen intrekking aangetroffen. Het hof neemt derhalve de vordering in hoger beroep mee.
De vordering van [betrokkene 7]
De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd. In het wensenformulier heeft verdachte aangegeven de vordering te beperken met € 75.000,- derhalve tot een bedrag van € 15.000,-.
De vordering van [betrokkene 33]
De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd. Uit een notariële akte vermindering commanditair kapitaal blijkt dat de benadeelde € 4.000,- terug heeft gehad. De netto inleg bedraagt derhalve € 71.000,-
De vordering van [betrokkenen 42 en 43]
De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd. Het hof gaat uit van de inleg van € 115.000,-. Het is het hof niet duidelijk waartoe de € 5.000,- extra investering voor is geweest. Het hof laat derhalve het bedrag van € 5.000,- buiten beschouwing.
De vordering van [betrokkene 31]
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 97.000, -- gevorderd, en daarnaast niet verkregen rendementen. Het bedrag van € 97.000,-- is onderbouwd met een hypotheekakte van notaris [notaris] van 25 augustus 2006, waaruit blijkt dat de hypotheek van [betrokkene 31] is gesplitst in twee hoofdsommen. De benadeelde vordert dus de tweede hoofdsom, namelijk€ 97.000,--.
Uit de lijst met participanten [rechtspersoon 3] van [rechtspersoon 1] (document D064, p. 5803) blijkt dat
op naam van [betrokkene 31] op 30 augustus 2006 een inlegbedrag van € 92.000,-- is gestort. Het hof zal het toe te wijzen bedrag beperken tot dit inlegbedrag.
De vorderingen van [betrokkene 3] , [betrokkene 6] , [betrokkene 10] , [betrokkene 40] , [betrokkene 50] en
[betrokkene 57] .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze benadeelde partijen zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw hebben gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep derhalve te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Overige benadeelde partijen
De overige benadeelde partijen hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd. Het hof heeft derhalve te oordelen over de vorderingen zoals die in hoger beroep zijn gehandhaafd.
Toewijzing vordering benadeelde partijen
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat voornoemde benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden en dat deze schade aan verdachte kan worden toegerekend. De schade die naar het oordeel van het hof voor vergoeding in aanmerking komt bestaat uit de door investeerders ingelegde bedragen. Het hof zal telkens dat deel van de vordering toewijzen.
Met betrekking tot de overige door de benadeelde partijen opgevoerde kosten is het hof van oordeel dat de behandeling van dat deel van hun vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof zal deze benadeelde partijen in dit deel van hun vorderingen dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen
kunnen dat deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het zal het aantal dagen gijzeling in verband met de huidige draagkracht van verdachte bepalen op telkens 1dag.
Nu verdachte het feit tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] en[medeverdachte 2] heeft gepleegd, zal het hof de vorderingen hoofdelijk toewijzen.
In een aantal gevallen is door de benadeelde partijen de wettelijke rente gevorderd.
Uit het dossier blijkt dat contracten met inleggers zijn afgesloten waarin de contractuele rente is vastgelegd. Uit de afgesloten contracten blijkt niet wat telkens de definitieve einddatum van de contracten zou zijn omdat het geld herbelegd kon worden, hetgeen in een aantal gevallen ook is gebeurd. Er staat dus niet met voldoende mate van nauwkeurigheid vast wanneer de schades zijn veroorzaakt. Het is daarom voor het hof niet duidelijk wat de grondslag zou moeten zijn van de gevorderde wettelijke rente. Het hof zal daarom de benadeelde partijen ten aanzien van de gevorderde rente niet-ontvankelijk verklaren.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 1 meest subsidiair, 2A, 2B, 3A en 3B tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 55]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 55] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 55] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 30]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 30] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 30] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 56]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 56] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 56] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 32]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 32] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 65.000,00 (vijfenzestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 32] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 65.000,00 (vijfenzestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 10] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 175.000,00 (honderdvijfenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 10] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 175.000,00 (honderdvijfenzeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 11] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 60.000,00 (zestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 11] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60.000,00 (zestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 12] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 23.250,00 (drieëntwintigduizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 12] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 23.250,00 (drieëntwintigduizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 25] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 25] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 57]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 57] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 106.000,00 (honderdzesduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 57] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 106.000,00 (honderdzesduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 38]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 38] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 38] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 13] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 13] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 14] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 40.000,00 (veertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 14] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 40.000,00 (veertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 33]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 33] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 71.000,00 (eenenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 33] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 71.000,00 (eenenzeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 48]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 48] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 80.000,00 (tachtigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 48] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 80.000,00 (tachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 15] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 15] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 16] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 75.000,00 (vijfenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 16] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 75.000,00 (vijfenzeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 58]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 58] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 29.000,00 (negenentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 58] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 29.000,00 (negenentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 17]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 17] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 78.000,00 (achtenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 17] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 78.000,00 (achtenzeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 6] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 6] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 4] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 175.000,00 (honderdvijfenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 4] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 175.000,00 (tweehonderdvijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 47]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 47] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 47] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 49]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 49] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 49] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 44]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 44] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 110.000,00 (honderdtienduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 44] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 110.000,00 (honderdtienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkenen 42 en 43]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkenen 42 en 43] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 115.000,00 (honderdvijftienduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkenen 42 en 43] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 115.000,00 (honderdvijftienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 40]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 40] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 40] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 18]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 18] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 18] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 39]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 39] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 60.000,00 (zestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 39] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60.000,00 (zestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 51]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 51] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 30.000,00 (dertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 51] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.000,00 (dertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 19] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 19] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 26]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 26] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 285.000,00 (tweehonderdvijfentachtigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 26] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 285.000,00 (tweehonderdvijfentachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 34]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 34] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 34] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 7] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 7] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 22]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 22] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 130.000,00 (honderddertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 22] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 130.000,00 (honderddertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkenen 35 en 36]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkenen 35 en 36] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 60.000,00 (zestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkenen 35 en 36] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60.000,00 (zestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 31]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 31] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 92.000,00 (tweeënnegentigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 31] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 92.000,00 (tweeënnegentigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 24]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 24] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 24] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 45]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 45] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 45] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkenen 53 en 54]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkenen 53 en 54] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 60.000,00 (zestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkenen 53 en 54] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60.000,00 (zestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 29]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 29] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 29] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 50]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 50] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 50] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 21]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 21] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 21] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 20]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 20] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 20] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 59]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 59] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 59] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 41]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 41] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 60.000,00 (zestigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 41] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60.000,00 (zestigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkenen 27 en 28]
Verklaart de benadeelde partij [betrokkenen 27 en 28] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 37]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 37] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 37] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 46]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 46] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 78.000,00 (achtenzeventigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 46] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 78.000,00 (achtenzeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 52]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 52] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 52] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 40.000,00 (veertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 3] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 40.000,00 (veertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 1 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1: De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
[rechtspersoon 1] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 november 2005 tot en met 31 december 2009, in de gemeente(n) Westerveld en/of
Doetinchem en/of Bronckhorst en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 3] , een geldbedrag van (totaal) € 40.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 13] , een geldbedrag van (totaal) € 150.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 12] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--, en/of
€ 350,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 19] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 16] , een geldbedrag van (totaal) € 75.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 21] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans euro 45.000,=, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 22] en/of mevrouw [betrokkene 23] , een geldbedrag van (totaal) € 130.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 17] , een geldbedrag van (totaal) € 78.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 6] een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 4] , een geldbedrag van (totaal) € 225.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 14] , een geldbedrag van (totaal) € 55.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 25] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 7] en/of mevrouw [betrokkene 8] , een geldbedrag van (totaal)
€ 90.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 15] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- mevrouw [betrokkene 24] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 26] , een geldbedrag van (totaal) € 285.250,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 11] , een geldbedrag van (totaal) € 60.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 18] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 10] , een geldbedrag van (totaal) € 175.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en of mevrouw [betrokkene 20] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- [betrokkenen 27 en 28] , een geldbedrag van (totaal)
€ 50.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
een of meer ander(e) geldbedrag(en) van een of meer ander(en),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of het ter
beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, (tot een totaalbedrag van ongeveer € 5.150.831,16),
hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of een of meer ander(en) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen voorwenden
(in (persoonlijke) gesprek(ken) en/of in een prospectus en/of bij presentatie(s) en/of in brochures en/of in folder(s) en/of in flyer(s) en/of in nieuwsbrief/nieuwsbrieven en/of in e- mailbericht(en) en/of op website(s)):
A. zich aan het publiek, althans aan een of meer van voornoemde personen
gepresenteerd als ware [rechtspersoon 1] door de AFM gecontroleerd en/of
goedgekeurd en/of [rechtspersoon 1] beschikte over een vergunning om effecten
(aan het publiek) aan te bieden; en/of
B. (vervolgens) aan het (benaderde) publiek, althans aan een of meer van
voornoemde personen (tot zekerheid van de belegging(en) en/of investering(en)
en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of geldlening(en))
voorgespiegeld/voorgewend en/of doen voorspiegelen/voorwenden:
BI. dat de directie van [rechtspersoon 1] bestond uit een
ex-directeur/financieel manager van de [bank 2] en/of ervaren managers geweest
waren bij grote ondernemingen; en/of'
B2. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) (volledig) zouden worden geïnvesteerd
(in vastgoed in Polen via projectontwikkelaar [rechtspersoon 6] ); en/of
B3, dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) veilig en/of (vrijwel) risicoloos
was/waren, althans een beperkt risico kende(n); en/of
B4. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) na (de oplevering van) een project
terug zou(den) worden betaald, althans vrij beschikbaar kwam(en); en/of
B5. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) volledig
(100%) zouden meedelen in de projectwinst; en/of
B6. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) maandelijks
een of meer geldbedrag(en) uitbetaald/uitgekeerd kre(e)g(en) als ware het een
of meer rendement(en) en/of opbrengst(en) van hun/zijn/haar belegging(en)
en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of
geldlening(en); en/of
B7. dat het (geprognosticeerde en/of gegarandeerde) rentepercentage, afhankelijk van het project, per jaar tussen de 10 en 20 procent, althans 8 procent bedroeg; en/of
B8. dat het eerste voorschot rendement van 8 procent 6 weken na de stortingsdatum van de belegging(en) en/of investering(en) en /of participatie(s) en /of inleg van geld(en) en/of geldlening(en) zou plaatsvinden; en/of
B9. dat het tweede voorschot rendement 12 maanden na de eerste rendementsuitkering zou plaatsvinden; en/of
B10. dat het project [project 1] was afgerond en op 1 juli 2007 zou worden opgeleverd en/of het project [project 2] / [project 3] goed, althans (geheel) volgens plan liep en/of
B11. dat kosten zouden worden bekostigd uit de 'zuivere winst',
waardoor een of meer van voornoemde perso(o)n(en) en/of een of meer andere perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl hij verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer andere(n), tot
bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 31 december 2009, in de gemeente(n) Westerveld en/of Doetinchem en/of Bronckhorst en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels , onder meer
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 3] , een geldbedrag van (totaal) € 40.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 13] , een geldbedrag van (totaal) € 150.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 12] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--, en/of
€ 350,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 19] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 16] , een geldbedrag van (totaal) € 75.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 21] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans euro 45.000,=, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 22] en/of mevrouw [betrokkene 23] , een geldbedrag van (totaal) € 130.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 17] , een geldbedrag van (totaal) € 78.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 6] een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 4] , een geldbedrag van (totaal) € 225.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 14] , een geldbedrag van (totaal) € 55.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 25] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 7] en/of mevrouw [betrokkene 8] , een geldbedrag van (totaal)
€ 90.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 15] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- mevrouw [betrokkene 24] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 26] , een geldbedrag van (totaal) € 285.250,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 11] , een geldbedrag van (totaal) € 60.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 18] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 10] , een geldbedrag van (totaal) € 175.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en of mevrouw [betrokkene 20] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- [betrokkenen 27 en 28] , een geldbedrag van (totaal)
€ 50.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
een of meer ander(e) geldbedrag(en) van een of meer ander(en),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of het ter
beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, (tot een totaalbedrag van ongeveer € 5.150.831,16),
hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of een of meer ander(en) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen voorwenden
(in (persoonlijke) gesprek(ken) en/of in een prospectus en/of bij presentatie(s) en/of in brochures en/of in folder(s) en/of in flyer(s) en/of in nieuwsbrief/nieuwsbrieven en/of in e- mailbericht(en) en/of op website(s)):
A. zich aan het publiek, althans aan een of meer van voornoemde personen
gepresenteerd als ware [rechtspersoon 1] door de AFM gecontroleerd en/of
goedgekeurd en/of [rechtspersoon 1] beschikte over een vergunning om effecten
(aan het publiek) aan te bieden; en/of
B. (vervolgens) aan het (benaderde) publiek, althans aan een of meer van
voornoemde personen (tot zekerheid van de belegging(en) en/of investering(en)
en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of geldlening(en))
voorgespiegeld/voorgewend en/of doen voorspiegelen/voorwenden:
BI. dat de directie van [rechtspersoon 1] bestond uit een
ex-directeur/financieel manager van de [bank 2] en/of ervaren managers geweest
waren bij grote ondernemingen; en/of'
B2. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) (volledig) zouden worden geïnvesteerd
(in vastgoed in Polen via projectontwikkelaar [rechtspersoon 6] ); en/of
B3, dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) veilig en/of (vrijwel) risicoloos
was/waren, althans een beperkt risico kende(n); en/of
B4. dat de belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of
inleg van geld(en) en/of geldlening(en) na (de oplevering van) een project
terug zou(den) worden betaald, althans vrij beschikbaar kwam(en); en/of
B5. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) volledig
(100%) zouden meedelen in de projectwinst; en/of
B6. dat de belegger(s) en/of deelnemer(s) en/of participant(en) maandelijks
een of meer geldbedrag(en) uitbetaald/uitgekeerd kre(e)g(en) als ware het een
of meer rendement(en) en/of opbrengst(en) van hun/zijn/haar belegging(en)
en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of
geldlening(en); en/of
B7. dat het (geprognosticeerde en/of gegarandeerde) rentepercentage, afhankelijk van het project, per jaar tussen de 10 en 20 procent, althans 8 procent bedroeg; en/of
B8. dat het eerste voorschot rendement van 8 procent 6 weken na de stortingsdatum van de belegging(en) en/of investering(en) en /of participatie(s) en /of inleg van geld(en) en/of geldlening(en) zou plaatsvinden; en/of
B9. dat het tweede voorschot rendement 12 maanden na de eerste rendementsuitkering zou plaatsvinden; en/of
B10. dat het project [project 1] was afgerond en op 1 juli 2007 zou worden opgeleverd en/of het project [project 2] / [project 3] goed, althans (geheel) volgens plan liep en/of
B11. dat kosten zouden worden bekostigd uit de 'zuivere winst',
waardoor een of meer van voornoemde perso(o)n(en) en/of een of meer andere perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[rechtspersoon 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2005 tot en met 31 december 2009,in de gemeente(n) Westerveld en/of Doetinchem en/of
Bronckhorst en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijk(e) perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), althans alleen ;
(telkens) opzettelijk enig goed te weten een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 5.150.831,16) afkomstig van
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 3] , een geldbedrag van (totaal) € 40.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 13] , een geldbedrag van (totaal) € 150.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 12] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--, en/of
€ 350,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 19] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 16] , een geldbedrag van (totaal) € 75.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 21] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans euro 45.000,=, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 22] en/of mevrouw [betrokkene 23] , een geldbedrag van (totaal) € 130.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 17] , een geldbedrag van (totaal) € 78.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 6] een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 4] , een geldbedrag van (totaal) € 225.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 14] , een geldbedrag van (totaal) € 55.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 25] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 7] en/of mevrouw [betrokkene 8] , een geldbedrag van (totaal)
€ 90.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 15] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- mevrouw [betrokkene 24] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 26] , een geldbedrag van (totaal) € 285.250,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 11] , een geldbedrag van (totaal) € 60.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 18] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 10] , een geldbedrag van (totaal) € 175.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en of mevrouw [betrokkene 20] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- [betrokkenen 27 en 28] , een geldbedrag van (totaal)
€ 50.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
en/of een of meer ander(e) geldbedrag(en) van een of meer ander(en),
in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan een of meer aan hierboven genoemde personen en/of een of meer van de investeerders binnen [rechtspersoon 1] , althans aan een of meer ander(en) dan aan [rechtspersoon 1] en/of haar
medeverdachte(n), anders dan door misdrijf, te weten als belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of geldlening(en), onder zich had(den), telkens zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend, zulks terwijl hij verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer andere(n), tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met
31 december 2009, in de gemeente(n) Westerveld en/of Doetinchem en/of Bronckhorst en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk enig goed te weten een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 5.150.83 1,16) afkomstig van
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 3] , een geldbedrag van (totaal) € 40.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 13] , een geldbedrag van (totaal) € 150.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 12] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--, en/of
€ 350,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 19] , een geldbedrag van (totaal) € 25.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 16] , een geldbedrag van (totaal) € 75.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 21] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans euro 45.000,=, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 22] en/of mevrouw [betrokkene 23] , een geldbedrag van (totaal) € 130.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 17] , een geldbedrag van (totaal) € 78.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 6] een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 4] , een geldbedrag van (totaal) € 225.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 14] , een geldbedrag van (totaal) € 55.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 25] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 7] en/of mevrouw [betrokkene 8] , een geldbedrag van (totaal)
€ 90.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 15] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- mevrouw [betrokkene 24] , een geldbedrag van (totaal) € 100.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 26] , een geldbedrag van (totaal) € 285.250,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 11] , een geldbedrag van (totaal) € 60.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer [betrokkene 18] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en/of mevrouw [betrokkene 10] , een geldbedrag van (totaal) € 175.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- de heer en of mevrouw [betrokkene 20] , een geldbedrag van (totaal) € 50.000,--,
althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- [betrokkenen 27 en 28] , een geldbedrag van (totaal)
€ 50.000,--, althans een of meer geldbedrag(en) en/of
een of meer ander(e) geldbedrag(en) van een of meer ander(en),
in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan een of meer aan hierboven genoemde personen en/of een of meer van de investeerders binnen [rechtspersoon 1] , althans aan een of meer ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), anders dan door misdrijf, te weten als belegging(en) en/of investering(en) en/of participatie(s) en/of inleg van geld(en) en/of geldlening(en), onder zich had(den), telkens zich wederrechtelijk heeft /hebben toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑04‑2022
Bijlage D126, pag. 6179-6181
Bijlage D135, pag. 6201,Bijlage D134, pag. 6204 en Bijlage D133, pag. 6201
Bijlage D249, pag. 6903
C.V-akte, pag. 6273-6275
Bijlage D042, pag. 5740-5743
D043, pag. 5744-5747
D044, pag. 5748-5751
D045, pag. 5752-5755
D046, pag. 5756-5759
D047, pag. 5760-5763
D048, pag. 5764-5767
D049, pag. 5768-5771
D050, pag. 5772-5775 en D051, pag. 5776-5779
Bijlage D236, pag. 6870
Proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 21 juni 2018
Brief AFM, pagina 228
Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pag. 2948
Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pag. 2960
Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pag. 2966
Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pag. 2973
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 3233-3234
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 3239- 3241
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 3246
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 3045
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 3045
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 3047
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 3055
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 3074
Overzichtsproces-verbaal, pag. 32-33
Proces-verbaal AH -57, pag. 3603
Overzichtsproces-verbaal, pag. 59
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 3] , pag. 231-236
Afspraakbevestiging, pag. 266 en bevestigingsbrief d.d. 9 januari 2006, pag. 269
Deelnameformulier, pag. 265
Aangifte door [betrokkene 4] , pag. 1217-1222
Deelnameformulier, pag. 1225
Brief van [rechtspersoon 1] d.d. 23-11-2005, pag. 1004
Ontvangstbevestiging d.d. 9 januari 2006, pag. 1006
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 4] , pag. 997-1000
Deelnameformulieren, pag. 1028 en 1029
Aangifte door [betrokkene 7] , p. 1929 -1933
Proces-verbaal van ambtshandeling AH-42, pag. 3497-3499
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 10] , pag. 2568 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 11] , pag. 2540 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 12] , pag. 392 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 13] , pag. 277 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 14] , pag. 1640 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 15] , pag. 1985 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 16] , pag. 575 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 17] , p. 865 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 18] , pag. 2549 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 19] , pag. 465 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 20] , pag. 2576 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 21] , p. 633 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 22] , pag. 687 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 24] , pag. 2001 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 25] , pag. 813 ev.
Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 26] , p. 2268 ev.
Bijlage D064, pag. 5802-5804
Prospectus, pag. 6247-6272