RvdW 2014/33
Prejudiciële beslissing op voet van art. 392 Rv. Bodembeslag fiscus; afkoelingsperiode surseance van betaling. Uitleg art. 241c lid 2 Fw; geldt deze bepaling mede ten behoeve van houder van stil pandrecht op aan schuldenaar toebehorende zaak?; strekking art. 241c lid 2 Fw.
HR 13-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1910
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 december 2013
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot
- Zaaknummer
13/00861
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Insolventierecht / Surseance van betaling
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Fiscale wetsvoorstellen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1910, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2013
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet van art. 392 Rv. Bodembeslag fiscus; afkoelingsperiode surseance van betaling. Uitleg art. 241c lid 2 Fw; geldt deze bepaling mede ten behoeve van houder van stil pandrecht op aan schuldenaar toebehorende zaak?; strekking art. 241c lid 2 Fw.
De prejudiciële vraag stelt aan de orde of de in art. 241c lid 2 Fw neergelegde regel (inhoudende dat een bodembeslag dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die niet aan de schuldenaar toebehoort, niet kan worden tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.