Rb. Rotterdam, 01-10-2008, nr. 285436 / HA ZA 07-1418
ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
01-10-2008
- Zaaknummer
285436 / HA ZA 07-1418
- LJN
BG2357
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 01‑10‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 01‑10‑2008
Inhoudsindicatie
vordering tot betaling onbetaalde facturen; toepasselijkheid algemene voorwaarden.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 285436 / HA ZA 07-1418
Uitspraak: 1 oktober 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. J.R. Maas,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. T.H. Poot,
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
dagvaarding d.d. 30 mei 2007 en de door eiseres overgelegde producties;
- -
conclusie van antwoord, met producties;
- -
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 22 augustus 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 21 november 2007;
- -
de ter gelegenheid van de comparitie door partijen overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht aan de auto van [gedaagde].
2.2
[eiseres] heeft aan [gedaagde] facturen met factuurdata 26 september 2006 en 17 november 2006 verzonden, ten bedrage van achtereenvolgens € 5.308,51 (exclusief BTW) en € 610,26 (exclusief BTW).
2.3
[gedaagde] heeft een bedrag van € 1.500,-- aan [eiseres] betaald.
2.4
Ondanks herhaalde sommatie en ingebrekestelling is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling van het resterende gedeelte van de facturen.
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.603,42, met rente en kosten en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, alsmede in de nakosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting aan [eiseres] en dient het onbetaald gebleven gedeelte van de in rekening gebrachte factuurbedragen te voldoen, te weten een bedrag van € 5.543,24.
3.2
De leveringsvoorwaarden van [eiseres] zijn van toepassing op de door haar verrichtte werkzaamheden en diensten. [gedaagde] is op grond van deze voorwaarden rente ad € 228,58 en buitengerechtelijke kosten ad € 831,50 verschuldigd.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, althans tot matiging van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
[gedaagde] is met [eiseres] overeengekomen dat de kosten van de revisiewerkzaamheden € 4.000,-- à € 5.000,-- zouden bedragen.
4.2
[eiseres] heeft de revisie ondeugdelijk uitgevoerd, waardoor er mankementen zijn ontstaan aan de auto van [gedaagde].
4.3
Als gevolg van de ondeugdelijke revisie heeft [eiseres] kosten moeten maken ad
€ 527,23, die voor rekening van [eiseres] behoren te komen.
4.4
[gedaagde] is niets meer aan [eiseres] verschuldigd, nu hij € 1.500,-- aan [eiseres] heeft betaald, hij € 527,23 aan kosten heeft gemaakt en hij in de toekomst waarschijnlijk kostbare reparaties zal moeten laten verrichten.
4.5
Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat [gedaagde] betaling voor de werkzaamheden is verschuldigd, dient een bedrag van € 4.049,52 als de eigenlijke prijs van een deugdelijke revisie te worden aangehouden, omdat uit een door [gedaagde] bij RAC opgevraagde offerte blijkt dat de revisie voor dit bedrag had kunnen worden uitgevoerd.
4.6
[gedaagde] verkreeg op basis van mededelingen van [eiseres] de gerechtvaardigde verwachting dat de revisiewerkzaamheden zouden worden uitgevoerd voor maximaal
€ 5.000,--. Daarbij is [gedaagde] ervan uitgegaan dat de BTW in voornoemd bedrag was inbegrepen.
4.7
[eiseres] heeft met [gedaagde] niet gesproken over algemene voorwaarden, zodat deze niet op de overeenkomst van toepassing zijn.
4.8
[gedaagde] is geen buitengerechtelijke kosten of wettelijke rente verschuldigd, nu partijen met elkaar hebben afgesproken dat [gedaagde] een aanbetaling van € 1.500,-- zou doen en dat hij het restant na het volledige herstel van de auto zou voldoen.
5. De beoordeling
5.1
In geschil is de vraag of, en zo ja in hoeverre [gedaagde] betaling is verschuldigd van de door [eiseres] gefactureerde bedragen.
5.2
Vast staat dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht aan diens auto. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet is gehouden tot (volledige) betaling van de door [eiseres] in rekening gebrachte bedragen, aangezien het werk ondeugdelijk is uitgevoerd en [eiseres] een te hoog bedrag voor zijn werkzaamheden in rekening heeft gebracht.
5.3
De enkele door [gedaagde] aangevoerde ondeugdelijkheid van de uitgevoerde werkzaamheden door [eiseres] – wat hier ook van zij – vormt op zichzelf genomen geen grond om [gedaagde] van zijn betalingsverplichting te bevrijden. Het terzake door [gedaagde] gevoerde verweer kan derhalve niet slagen.
5.4
Ten aanzien van de vraag of, en zo ja, in hoeverre [gedaagde] gehouden is tot betaling van de factuur d.d. 26 september 2006 geldt het volgende.
Niet in geschil is dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] revisiewerkzaamheden zou verrichten aan de auto van [gedaagde]. Deze overeenkomst is te kwalificeren als aanneming van werk, zodat daarop de artikelen 7:750 e.v. BW van toepassing zijn.
Als onweersproken staat tussen partijen vast dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft medegedeeld dat de revisiewerkzaamheden aan zijn auto € 4.000,-- à € 5.000,-- zouden gaan kosten, waarbij [eiseres] het bedrag van € 5.000,-- zekerheidshalve had genoemd.
Ingevolge artikel 7:752 lid 1 BW geldt dat indien partijen geen bepaalde prijs of slechts een richtprijs zijn overeengekomen, de opdrachtgever een redelijke prijs is verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van de sluiting van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
De afspraak van partijen dat de revisiewerkzaamheden € 4.000,-- à € 5.000,-- zouden gaan kosten is een richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 1 BW, zodat [gedaagde] een redelijke prijs voor de revisiewerkzaamheden verschuldigd is. Met haar mededeling dat zij het bedrag van € 5.000,-- zekerheidshalve heeft genoemd heeft [eiseres] bij [gedaagde] de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat de kosten van de revisiewerkzaamheden een bedrag van € 5.000,-- niet zouden overschrijden. Nu niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] bij de facturering van de revisiewerkzaamheden is afgeweken van de gewoonlijk door haar bedongen prijzen, dient het bedrag van € 5.000,-- te worden aangehouden als redelijke prijs voor deze werkzaamheden.
De enkele door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat de door [eiseres] uitgevoerde revisiewerkzaamheden door een ander bedrijf voor een lager bedrag hadden kunnen worden uitgevoerd – wat hier ook van zij – is niet bepalend voor de vaststelling van een redelijke prijs voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden en doet derhalve aan voornoemd oordeel niet af.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde] een bedrag van € 5.000,--- verschuldigd voor de door [eiseres] verrichte revisiewerkzaamheden.
- 5.6.
Partijen verschillen voorts van mening over de vraag of [gedaagde] aan [eiseres] BTW is verschuldigd over de som van € 5.000,--. Ter onderbouwing van haar stelling dat BTW is verschuldigd, heeft [eiseres] aangevoerd dat er bij de receptie een bord hangt waarop duidelijk staat aangegeven dat alle genoemde prijzen exclusief BTW zijn.
De vraag of een dergelijk beding onderdeel is van de tussen partijen gesloten overeenkomst, moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regels voor aanbod en aanvaarding, zoals deze zijn te begrijpen in het licht van artikel 3:33 en 3:35 BW.
Indien vast komt te staan dat [gedaagde] een bord heeft gepasseerd, waarop duidelijk leesbaar en in eenvoudige bewoordingen staat aangegeven dat alle door [eiseres] genoemde prijzen exclusief BTW zijn, moet [gedaagde] geacht worden de tekst op het bord te hebben gelezen en het beding te hebben aanvaard.
Nu partijen onvoldoende in de gelegenheid zijn gesteld zich op voornoemd punt uit te laten, zullen zij daartoe bij akte in de gelegenheid worden gesteld.
- 5.7.
Als onweersproken staat tussen partijen vast dat [gedaagde] met betrekking tot de revisiewerkzaamheden een bedrag van € 1.500,-- heeft voldaan, zodat dit bedrag in mindering strekt op hetgeen [gedaagde] ten aanzien van de factuur van 26 september 2006 verschuldigd is.
- 5.8.
Ten aanzien van de vraag of, en zo ja, in hoeverre [gedaagde] gehouden is tot betaling van de factuur d.d. 17 november 2006 geldt het volgende.
Niet in geschil is dat [gedaagde] aan [eiseres] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van een servicebeurt die plaatsvond toen de auto na de revisie 1.000 kilometer had gereden. Onweersproken staat vast, en zo blijkt ook uit de door [eiseres] overgelegde specificatie bij de factuur, dat [eiseres] voor de servicebeurt uitsluitend het bijvullen van de airco en het verwisselen van de wiellagers heeft gefactureerd. [gedaagde] stelt, zo begrijpt de rechtbank zijn betoog althans, dat hij geen betaling is verschuldigd voor de gefactureerde werkzaamheden, nu de kosten daarvan zijn inbegrepen in de tussen partijen ten aanzien van de revisiewerkzaamheden gemaakte prijsafspraak. Anders dan [gedaagde] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] bij de servicebeurt geen revisiewerkzaamheden in rekening heeft gebracht. Het bijvullen van een aircosysteem en het vervangen van wiellagers kunnen immers niet worden aangemerkt als werkzaamheden ter uitvoering van een opdracht tot het reviseren van een motor. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor de gefactureerde werkzaamheden is er sprake van een afzonderlijke overeenkomst tussen partijen die eveneens gekwalificeerd dient te worden als aanneming van werk.
Ten aanzien van de werkzaamheden die zijn verricht bij de servicebeurt is niet gesteld of gebleken dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst over de kosten hebben gesproken. In een dergelijke situatie is de opdrachtgever aan de aannemer op grond van artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs verschuldigd. [gedaagde] heeft niet betwist dat de [eiseres] de door hem gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht en evenmin aangevoerd dat [eiseres] een onredelijke prijs voor de door haar verrichte werkzaamheden heeft berekend.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde] gehouden tot betaling van de factuur d.d. 17 november 2006 ad € 726,21 (inclusief BTW). Het terzake gevorderde bedrag ligt derhalve voor toewijzing gereed.
- 5.9.
[gedaagde] voert aan dat hij niets meer aan [eiseres] verschuldigd is omdat hij een bedrag heeft betaald van € 1.500,-- voor de in zijn ogen wel correct uitgevoerde werkzaamheden. Zoals hiervoor reeds overwogen is [gedaagde] wel degelijk gehouden voor alle werkzaamheden te betalen. Mitsdien faalt het in het verlengde hiervan door hem gevoerde verweer dat hij door deze betaling van € 1.500,-- geen rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd zou zijn.
- 5.10.
Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag aan (contractuele) rente en buitengerechtelijke kosten heeft [eiseres] gesteld dat haar algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, hetgeen door [gedaagde] gemotiveerd is betwist.
[eiseres] heeft in dat kader aangevoerd dat de algemene voorwaarden opgehangen zijn in haar kantoor, en dat er een bord hangt waarop duidelijk is aangegeven dat de Bovag-standaardbepalingen van toepassing zijn.
Indien vast komt te staan dat [gedaagde] borden heeft gepasseerd, waarop duidelijk leesbaar en in eenvoudige bewoordingen staat aangegeven dat de algemene voorwaarden van [eiseres] op alle door haar gesloten overeenkomsten van toepassing zijn, moet [gedaagde] geacht worden de tekst op het bord te hebben gelezen en de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden te hebben aanvaard.
Nu partijen onvoldoende in de gelegenheid zijn gesteld zich op voornoemd punt uit te laten, zullen zij daartoe bij akte in de gelegenheid worden gesteld.
- 5.11.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, zodat deze voor vergoeding in aanmerking komen. Ongeacht de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 831,50 overeenkomstig het rapport Voorwerk II worden begroot op € 768,--, omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en [eiseres] onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in het forfaitaire tarief besloten ligt.
- 5.12.
In afwachting van de aktewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
- 5.13.
Nu omtrent de belangrijkste geschilpunten in de bovenstaande overwegingen reeds een beslissing is genomen, geeft de rechtbank partijen in overweging om – gelet op de kosten en tijd die gemoeid zullen zijn met een aktewisseling en eventuele nadere bewijsvoering – nader te onderzoeken of zij tot een minnelijke oplossing kunnen komen.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 29 oktober 2008 voor het nemen van een akte zoals bedoeld onder 5.6 en 5.10, eerst aan de zijde van [eiseres].
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.
Uitgesproken in het openbaar.
1994/1581