Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 25 Non-discriminatie
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2009
- Bronpublicatie:
24-04-2008, Trb. 2008, 112 (uitgifte: 27-05-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-01-2010, Trb. 2010, 11 (uitgifte: 13-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Onderdanen van een Verdragsluitende Staat worden in de andere Verdragsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een of van beide Verdragsluitende Staten.
2.
De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een Verdragsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Verdragsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.
3.
Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, vierde lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven betaald door een onderneming van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat.
4.
Ondernemingen van een Verdragsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Verdragsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5.
Het feit dat er uit hoofde van het Qatarese belastingrecht geen belasting wordt geheven van Qatarezen en de onderdanen van andere leden van de Gulf Cooperation Council (GCC) wordt niet beschouwd als discriminatie volgens de bepalingen van dit artikel.
6.
Bijdragen die door of namens een natuurlijke persoon die in een Verdragsluitende Staat diensten verleent, zijn betaald aan een voor de belastingheffing in de andere Verdragsluitende Staat erkende pensioenregeling,
- i.
waaraan de natuurlijke persoon onmiddellijk voordat hij begon met de dienstverlening in de eerstbedoelde Staat deelnam,
- ii.
waaraan de natuurlijke persoon deelnam op het tijdstip waarop hij diensten verleende in of inwoner was van de andere Staat, en
- iii.
die de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat heeft aanvaard als over het algemeen overeenkomend met een door die Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling,
dienen voor het vaststellen van de belasting die de natuurlijke persoon verschuldigd is in de eerstbedoelde Staat en van de voordelen van een onderneming die in de eerstbedoelde Staat mogen worden belast, in die Staat op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden en beperkingen te worden behandeld als bijdragen die zijn betaald aan een pensioenregeling die in die Staat voor de belastingheffing erkend is. Voor de toepassing van dit lid:
- a.
betekent de uitdrukking ‘pensioenregeling’ een regeling waaraan de natuurlijke persoon deelneemt teneinde pensioenuitkeringen veilig te stellen die hem verschuldigd zijn ter zake van de diensten bedoeld in dit lid; en
- b.
wordt een pensioenregeling voor de belastingheffing in een Staat erkend indien de bijdragen aan de regeling in die Staat in aanmerking komen voor een fiscale faciliëring.
7.
De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.