Hof Den Haag, 20-12-2017, nr. 22-005864-16
ECLI:NL:GHDHA:2017:4173
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-12-2017
- Zaaknummer
22-005864-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:4173, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑12‑2017; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Toepassing artikel 126m Sv geen schending van privacy van de verdachte. De woninginbraak in de gegeven omstandigheden levert een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Er is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Veroordeling wegens twee woninginbraken en twee pogingen daartoe, tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest.
PROMIS
Rolnummer: 22-005864-16
Parketnummer: 09-818079-16
Datum uitspraak: 20 december 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortejaar] 1982,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [x].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op6 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2,3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de inbeslaggenomen goederen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 3- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 400 Euro)
- een Apple Mac en een Apple IPad,
- een mobiele telefoon (Nokia),
- twee horloges,
- een trouwring,
- gouden en zilveren sieraden (ringen/oorbellen/hangers/kettingen/armbanden),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak/verbreking, door een deur van die woning te verbreken/forceren;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], weg te nemen, geld/goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking/een valse sleutel, door (een slotplaat van) een deur van die woning en/of het slot van die deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 3], nummer [nr.], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en/of sieraden en/of een geldbedrag van € 11.569,46 en/of een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de voordeur van die woning te forceren;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 mei 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] en/of een woning, gelegen aan de [adres 3], weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de voordeur(en) van voornoemde woning(en) geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en het onder 4 tenlastegelegde – met uitzondering van de poging inbraak aan de [adres 3] 58D te Rotterdam - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 400 Euro)
- een Apple Mac en een Apple Ipad,
- een mobiele telefoon (Nokia),
- twee horloges,
- een trouwring,
- gouden en zilveren sieraden (ringen/oorbellen/hangers/kettingen/armbanden),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak/verbreking, door een deur van die woning te verbreken/forceren;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], weg te nemen, geld/goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat dat/die weg te nemen geld/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking/een valse sleutel, door (een slotplaat van) een deur van die woning en/of het slot van die deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 3], nummer [nr.], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en/of sieraden en/of een geldbedrag van € 11.569,46 en/of een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de voordeur van die woning te forceren;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 mei 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] en/of een woning, gelegen aan de [adres 3], weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de voordeur(en) van voornoemde woning(en) geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Hiertoe is door de raadsman aangevoerd dat er – ondanks de door de rechter-commissaris verleende machtiging - gebruik is gemaakt van een onrechtmatige telefoontap nu de betreffende inbraak niet kan worden beschouwd als een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, zoals vereist op grond van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering. Voorts is niet voldaan aan de voor de rechtmatige inzet van dit opsporingsmiddel vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en bewijsuitsluiting dient te volgen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de advocaat-generaal overeenkomstig de door hem overgelegde requisitoiraantekeningen bepleit dat de onderhavige inbraak wel een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, waarbij door de advocaat-generaal onder meer is ingegaan op de aard van de inbraak en dat voorts is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Door de rechter-commissaris is op grond van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering een machtiging afgegeven voor een bevel tot het opnemen van telecommunicatie via het telefoonnummer [x] voor de duur van een periode van twee weken. De machtiging is afgegeven op grond van de verdenking van een misdrijf waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven, te weten een woninginbraak. Voor beantwoording van de vraag of er in dit geval sprake is van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert conform artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering, dient te worden gekeken naar de aard van het misdrijf. Het hof neemt bij de beoordeling hiervan mede de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd in aanmerking en overweegt dan als volgt:
- -
Het betreft in dit geval een diefstal die in een woning overdag is gepleegd, met braak en in vereniging;
- -
Bij de inbraak is het huis door de inbrekers doorzocht, inclusief de slaapkamer en de kledingkast;
- -
Bij de inbraak zijn blijkens het proces-verbaal van aangifte verschillende goederen en een geldbedrag weggenomen. Hieronder bevinden zich goederen van persoonlijke waarde, te weten een groot aantal sieraden en een trouwring, alsmede dure goederen met privacygevoelige en persoonlijke informatie, te weten een laptop, een IPad en een mobiele telefoon.
Het hof overweegt in dit verband voorts dat een woning bij uitstek de plaats is waar een burger veilig behoort te zijn en zich veilig weet en moet kunnen voelen, tegen welke inbreuk door onbevoegde derden ook. Niet alleen bij het slachtoffer zelf, ook bij zijn directe omgeving en in de samenleving in het algemeen, brengt een woninginbraak dan ook gevoelens van onbehagen en onveiligheid teweeg.
Gezien het vorenstaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de woninginbraak in de gegeven omstandigheden een ernstige inbreuk op de rechtsorde kan opleveren als genoemd in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering en dat die ernstige inbreuk zich in dit geval heeft voorgedaan.
Voorts is het hof van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof overweegt hiertoe dat alvorens de telefoontap is ingezet, door de politie gebruik is gemaakt van een minder ingrijpend middel, te weten een ‘printertap’, door middel waarvan het belgedrag van de verdachte in kaart is gebracht. Echter bleek dit middel – alsmede het uitkijken van de ter beschikking gestelde camerabeelden van de buurman van de aangever – niet te kunnen leiden tot het vaststellen van de identiteit van de gebruiker van het telefoonnummer, hetgeen is vastgelegd in het proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele-)communicatie d.d. 11 mei 2016, p. 159-160. Voorts overweegt het hof dat het gaat om het tappen van een telefoon die is weggenomen bij de woninginbraak en welke telefoon ongeveer een uur na de inbraak al in gebruik werd genomen.
Gezien het voorgaande heeft de rechter-commissaris naar oordeel van het hof in redelijkheid tot zijn oordeel kunnen komen de machtiging voor een bevel tot het opnemen van telecommunicatie te verstrekken. Van grove schending van de privacy van de verdachte is derhalve geen sprake en evenmin van het recht van de verdachte op een eerlijk proces.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en twee pogingen daartoe. De verdachte heeft zich daarbij kennelijk uitsluitend laten leiden door eigen financieel gewin en aldus handelend blijk gegeven van een grove miskenning van het eigendomsrecht van anderen.
Woninginbraken zijn bijzonder ergerlijke feiten die doorgaans aanzienlijke materiële en financiële schade veroorzaken bij de benadeelden. Dergelijke feiten brengen daarnaast gevoelens van onrust teweeg. Een woning is immers de plaats bij uitstek waar een burger veilig behoort te zijn en zich veilig weet en moet kunnen voelen tegen welke inbreuk door onbevoegde derden ook. Niet alleen bij de benadeelden, op wier (gevoel van) privacy door de daders ernstig inbreuk wordt gemaakt, maar ook in het algemeen brengen feiten als de onderhavige gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige misdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. telefoontoestel Samsung, kleur zwart;
2. jas Adidas, kleur blauw;
3. telefoontoestel Nokia, kleur zwart.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een bedrag van € 11.769,46 met rente, bestaande uit € € 11.319,46 materiële schade en € 450,- immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 800,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op vergoeding van immateriële schade van oordeel dat dit niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof wil beslist aannemen dat de inbraak bij de benadeelde voor gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd, maar gesteld noch gebleken is dat dit is aan te merken als nadeel in de zin van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Voor dit deel, en ook overigens voor wat betreft het resterende bedrag aan gevorderde materiële schade is de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek zal een onevenredige belasting van het strafgeding op leveren. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 800,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. telefoontoestel Samsung, kleur zwart;
2. jas Adidas, kleur blauw;
3. telefoontoestel Nokia, kleur zwart.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) bestaande uit € 800,00 (achthonderd euro) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 mei 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 800,00 (achthonderd euro) bestaande uit
€ 800,00 (achthonderd euro) materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 mei 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. I.P.A. van Engelen en mr. R.J. de Bruijn,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2017.