HR, 15-12-2009, nr. 08/01586
ECLI:NL:HR:2009:BJ9348
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-12-2009
- Zaaknummer
08/01586
- LJN
BJ9348
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ9348, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ9348
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. ’s Hofs oordeel komt erop neer dat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene t.z.v. de aankoop van de door hem om te katten auto’s enige kosten heeft gemaakt. Zoals in de conclusie van de AG onder 11 en 12 is uiteengezet is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
15 december 2009
Strafkamer
Nr. 08/01586
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 september 2007, nummer 20/003840-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof een gevoerd verweer omtrent bij de bepaling van het wederrechtelijk voordeel in aftrek te brengen kosten ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep hebben de betrokkene en zijn raadsman het volgende verklaard en aangevoerd:
"Ter toelichting op de bezwaren van de veroordeelde tegen het aangevallen vonnis, verklaart de raadsman als volgt:
De rechtbank heeft in het vonnis overwogen dat in de in het ontnemingsrapport van de Regiopolitie Midden en West Brabant, divisie Recherche, Unit Recherche expertise, bureau financiële recherche gehanteerde rekenmethode en de daarin gerelateerde feiten en omstandigheden geen wezenlijke fouten heeft kunnen vaststellen. Ik kan mij in die stelling niet vinden.
Het omkatten van auto's geschiedt door een gestolen auto te voorzien van een andere identiteit, welke identiteit vaak afkomstig is van een autowrak. Er is in het rapport wel rekening gehouden met de kosten, die zijn gemoeid met de inkoop van autowrakken, maar er is geen rekening gehouden met de kosten, die zijn gemoeid met de aankoop van de van diefstal afkomstige auto's. Mijn cliënt is persoonlijk op geen enkele wijze betrokken geweest bij de diefstal van auto's. Het is derhalve aannemelijk dat mijn cliënt kosten heeft moeten maken om in het bezit van die auto's te kunnen komen. Deze kosten varieerden tussen de EUR 2.000,-- en EUR 2.500,--. Hij heeft niet eerder over deze kosten verklaard, omdat hij niemand wilde belasten. Mijn cliënt heeft voorts verklaard dat de medeverdachten in deze zaak door hem zijn betaald voor het uitvoeren van de omkatwerkzaamheden. De kosten hiervan varieerden tussen de EUR 500,-- en EUR 700,--.
Op vragen van de voorzitter verklaart de veroordeelde als volgt:
De in het rapport genoemde kosten met betrekking tot de inkoop van autowrakken zijn juist, maar er is geen rekening gehouden met alle door mij in verband met het omkatten gemaakte kosten. Ik heb ook kosten gemaakt door de inkoop van de gestolen auto's. Met die kosten moet mijn inziens ook rekening worden gehouden.
Het is juist dat ik gestolen auto's inkocht. Ik kocht die auto's van verschillende personen. Het daadwerkelijke omkatten werd door anderen gedaan. Dat kostte mij gemiddeld tussen de 500 en 700 Euro per auto. Deze kosten waren zo hoog, omdat ook voor de anderen risico's aan de werkzaamheden waren verbonden. Het was immers illegaal werk. Het is nu echter te lang geleden om te kunnen zeggen wat per auto de kosten van de inkoop zijn geweest.
Op vragen van de oudste raadsheer verklaart de verdachte als volgt:
U houdt mij voor dat ik tot op de dag van vandaag altijd heb verklaard dat ik met de hele zaak niets te maken had. Dat is juist. Het is eveneens juist dat ik altijd heb gezegd dat mijn medeverdachten allemaal leugens vertelden. U vraagt mij waarom ik vandaag voor het eerst mijn standpunt wijzig. Ik zou graag zien dat het bedrag, dat ik aan de staat zou moeten betalen, naar beneden wordt bijgesteld. Ik vind geld belangrijk. Als ik van te voren had geweten hoe het zou lopen, had ik vanaf het begin de waarheid verteld. Ik heb er nu spijt van dat ik niet eerlijk ben geweest. U vraagt mij of ik iets kan overleggen waarmee ik de door mij gestelde kosten kan staven. Ik kan dat niet.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en pleit daartoe als volgt:
(...)
Met betrekking tot de zogenaamde 'helingzaak' wens ik het volgende naar voren te brengen.
De onvrede van mijn cliënt met betrekking tot het onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof kan niet worden weggenomen. Dat wat door het hof in dat arrest is vastgesteld door de bewezenverklaring dient rechtens als feit te worden aangenomen. Het is daarom begrijpelijk dat mijn cliënt thans als veroordeelde in de onderhavige ontnemingszaak een andere procespositie inneemt dan als verdachte ten tijde van de behandeling van de hoofdzaak.
De rechtbank is in haar ontnemingsbeslissing uitgegaan van een min of meer leidende rol van mijn cliënt. De door mij aan het begin van de onderhavige behandeling gemaakte opmerkingen zijn mij ingegeven door mijn cliënt. Ik miste in de berekening van de rechtbank kostenposten. Zij heeft daarmee ten onrechte geen rekening gehouden. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de handel in gestolen auto's kosten worden gemaakt in verband met de aanschaf van gestolen auto's. Die gestolen auto's had mijn cliënt nodig voor het omkatten. Als hij de dieven van de auto's niet de juiste prijs zou geven voor de auto's, zouden zij bij een andere koper hun heil hebben gezocht. Als dit al geen feit van algemene bekendheid is, dan is het op zijn minst zeer aannemelijk. Bij gebreke van een administratie, waaruit per bewezen verklaarde zaak het inkoopbedrag van de betrokken auto blijkt, kan ik geen specifieke bedragen aan het hof als kostenpost overleggen. De door mijn cliënt gestelde gemiddelde inkoopprijs per auto komt op mij echter wel aannemelijk voor. Ook de kosten, die waren gemoeid met de omkatwerkzaamheden door medewerkers, zijn wat mij betreft aannemelijk. Het is logisch dat de medewerkers, die de feitelijke omkatwerkzaamheden verrichtten betaald wilden worden en het lijkt mij een feit van algemene bekendheid dat de hiermee gemoeide kosten hoger uitvallen dan bij gebruikelijke monteurswerkzaamheden vanwege de risico's.
Bij de berekening van het geschatte voordeel uit het omkatten van gestolen auto's dient derhalve per auto een bedrag tussen de EUR 500,-- en EUR 1.500,-- in mindering te worden gebracht op de geschatte opbrengst. Behoudens deze opmerkingen kan de berekening plaatsvinden conform de rechtbank."
2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende overwogen:
"Bij de bepaling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het hof het navolgende overwogen.
A. Feit 1
A.1.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de inhoud van voormelde bewijsmiddelen, is naar 's Hofs oordeel aannemelijk geworden dat de veroordeelde door de bewezen verklaarde feiten, in het dossier vermeld als nr. 1, 2, 3, 4, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 21 en 27, een netto wederrechtelijk voordeel heeft genoten zoals dat in het ontnemingsrapport van de Regiopolitie Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Recherche Expertise / Bureau Financiële Recherche, d.d. 8 november 2004, is omschreven. Het hof heeft geen aanleiding gevonden om van de in voornoemd rapport omschreven berekening af te wijken.
A.2.
Dienaangaande is ter terechtzitting in hoger beroep zijdens de veroordeelde ten verweer betoogd dat de ten aanzien van dit feit in voornoemd rapport omschreven berekening onvolledig is, in die zin dat in die berekening te weinig door de veroordeelde gemaakte kosten in mindering zijn gebracht op het geschatte door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
Daartoe is ten eerste aangevoerd dat in voornoemd ontnemingsrapport weliswaar kosten - door de veroordeelde in verband met de aankoop van autowrakken gemaakt - in mindering zijn gebracht, doch niet de door hem gemaakte kosten in verband met de aankoop van de van diefstal afkomstige personenauto's.
Immers, voor het omkatten van een auto is behalve een autowrak ook een van diefstal afkomstige auto benodigd en veroordeelde heeft - nu hij niet de diefstal van die auto's zelve heeft gepleegd - terzake van de inkoop daarvan noodzakelijke kosten gemaakt. In het rapport zijn deze laatstgenoemde kosten ten onrechte niet in mindering gebracht. Deze kosten dienen te worden beraamd op een gemiddelde van EUR 1.500,-- per auto.
Voorts is daartoe aangevoerd dat veroordeelde niet zelf de omkatwerkzaamheden heeft verricht, maar zulks door derden heeft laten doen. De kosten terzake van die werkzaamheden dienen te worden beraamd op een gemiddelde van EUR 500,-- per auto.
A.3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de onder A.2 vermelde kosten echter op geen enkele manier aannemelijk geworden. Zulks te minder doordat de veroordeelde er de voorkeur aan heeft gegeven om geen antwoord te geven op vragen, die het hof hem dienaangaande heeft gesteld. Alzo is het hof niet in de gelegenheid gesteld om de juistheid van veroordeeldes stellingen in deze te onderzoeken.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen."
2.4. Wat betreft de opgevoerde kosten voor de aankoop door de betrokkene van de - door hem om te katten - auto's komt het oordeel van het Hof erop neer dat niet aannemelijk is geworden dat de betrokkene ter zake van die aankoop enige kosten heeft gemaakt. Zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11 en 12 is uiteengezet is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
2.5. Het middel kan voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.