Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.4.1.5
4.4.1.5 Uitsluiting van stukken
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375011:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 december 2004, NJ 2005, 68.
Stelling had in cassatie een verklaring voor recht gevorderd dat de rechtbank jegens hem onrechtmatig had gehandeld, onder meer doordat de rechtbank een beledigende minachting had getoond voor hetgeen hij had gesteld of ingebracht. Tevens vorderde hij vergoeding van daardoor geleden materiële en immateriële schade. Met die hierboven weergegeven overweging reageerde de Hoge Raad op deze klachten. In aanvulling daarop overwoog de Hoge Raad dat klachten dat de rechter verkeerd heeft gehandeld, door stukken of stellingen terzijde te stellen, slechts door gebruikmaking van een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel aan de orde kunnen komen.
216. Het staat rechters in het algemeen vrij, zo overwoog de Hoge Raad in het arrest Stelling/De Staat1 om geen kennis te nemen van bepaalde stukken op grond van hun oordeel dat de goede procesorde zich daartegen verzet. In dat arrest kwam de Hoge Raad echter niet toe aan een beoordeling van de vraag of de feitenrechter in de voorliggende zaak terecht bepaalde stukken terzijde had gesteld.2 Ook gaf de Hoge Raad geen voorbeelden van gevallen waarin de rechter tot een dergelijke terzijdestelling zou kunnen komen. Uit de jurisprudentie die in de volgende nummers wordt besproken, zal echter blijken dat de omstandigheid dat een stuk pas in een laat stadium van de procedure in het geding wordt gebracht, reden kan zijn om dit stuk met een beroep op de eisen van een goede procesorde buiten te sluiten.