Zie HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132, rov. 2.5 en HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, rov. 3.8.
HR, 09-02-2016, nr. 15/01895
ECLI:NL:HR:2016:211
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-02-2016
- Zaaknummer
15/01895
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:211, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2648, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2648, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:211, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0090
Uitspraak 09‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De kennelijke opvatting van het middel dat omstandigheden die worden gebruikt ter motivering van de straf moeten kunnen worden ontleend aan de in de bestreden uitspraak gebezigde bewijsmiddelen dan wel aan nader aangeduide bewijsmiddelen stelt een eis die het recht niet kent. Voldoende is dat van die omstandigheden ter terechtzitting is gebleken (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AU7119).
Partij(en)
9 februari 2016
Strafkamer
nr. S 15/01895
ABO/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2015, nummer 23/003444-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.E. de Jong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging tegen personen en goederen veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het bestreden arrest houdt met betrekking tot de strafmotivering, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een groep Ajax-supporters openlijk geweld gepleegd tegen personen en goederen. De verdachte is op 1 oktober 2013, de dag van de voetbalwedstrijd tussen Ajax en AC Milan, betrokken geweest bij ongeregeldheden op het metrostation Van der Madeweg. Daarbij heeft een grote groep Ajax-'supporters' een metro, waarin supporters van AC Milan en andere mensen zaten, aangevallen. Personen uit de groep van verdachte hebben met voorwerpen, waaronder riemen, naar de metro en inzittenden geslagen. Verdachte zelf heeft een supporter met zijn vuist tegen het hoofd geslagen en met zijn riem geslagen tegen het metrotoestel. Dergelijke gebeurtenissen maken een diepe en beangstigende indruk op diegenen die daarvan slachtoffer of rechtstreeks getuige zijn. Ook zorgen dergelijke gebeurtenissen voor grote onrust in de samenleving.
Openlijk geweld van deze orde en ernst moet in beginsel worden bestraft met een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uren. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2015 is de verdachte eerder veelvuldig ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof ziet hierin aanleiding om in opwaartse zin van de oriëntatiepunten af te wijken. Het hof is van oordeel dat een aanzienlijk hogere taakstraf dan door de advocaat-generaal gevorderd op zijn plaats is, gelet op de ernst en agressieve aard van het bewezen verklaarde en de rol daarin van de verdachte, mede gelet op diens leeftijd. Het hof zal afzien van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden."
2.3.
Het middel berust kennelijk op de opvatting dat omstandigheden die worden gebruikt ter motivering van de straf moeten kunnen worden ontleend aan de in de bestreden uitspraak gebezigde bewijsmiddelen dan wel aan nader aangeduide bewijsmiddelen, maar daarmee stelt het een eis die het recht niet kent. Voldoende is dat van die omstandigheden ter terechtzitting is gebleken (vgl. HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7119).
2.4.
Het middel faalt derhalve.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De kennelijke opvatting van het middel dat omstandigheden die worden gebruikt ter motivering van de straf moeten kunnen worden ontleend aan de in de bestreden uitspraak gebezigde bewijsmiddelen dan wel aan nader aangeduide bewijsmiddelen stelt een eis die het recht niet kent. Voldoende is dat van die omstandigheden ter terechtzitting is gebleken (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AU7119).
Nr. 15/01895 Zitting: 22 december 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 5 maart 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door negentig dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang tussen deze zaak en de zaak met nummer 15/02657 waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
Mr. L.E. de Jong, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte drie middelen van cassatie voorgesteld.
Met het eerste middel wordt geklaagd over de begrijpelijkheid en de motivering van de bewezenverklaring.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“Hij op 1 oktober 2013 te gemeente Ouder-Amstel, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het perron van metrostation Van der Madeweg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen supporters van de Italiaanse voetbalclub AC Milan en een metrostel, toebehorende aan GVB Exploitatie BV, welk geweld bestond uit
- slaan (met riemen) tegen de lichamen van voornoemde supporters en
- slaan (met riemen) en schoppen tegen voornoemde metrostel.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, die het hof heeft overgenomen uit de aanvulling op het verkort vonnis in eerste aanleg:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 8).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober omstreeks 18.40 uur was ik met cameratoezicht belast op het Hoofkantoor van het Gemeente Vervoersbedrijf Bedrijf (GVB) te Amsterdam. Ik had de opdracht om mij bezig te houden met het uitlezen van camerabeelden voorafgaande aan de wedstrijd Ajax - AC Milan. Ik keek live mee met camerabeelden die het GVB heeft staan op alle gelegen metrostations tussen het Centraal Station Amsterdam en Bijlmer Arena Amsterdam. (...) Omstreeks 18.41 uur zag ik op een van de camera’s, dat er op het perron van metrostation Van der Made weg stad uit, een groep van vijftien a vijfentwintig personen op het perron liep. Ik zag dat ze in de richting van een metro liepen. Ik zag dat ze dicht bij elkaar liepen. Ik zag dat ze slaande en schoppende bewegingen maakten in de richting van een metrostel. Ik zag dat er een blanke jongen uit de menigte liep. Ik zag dat hij liep naar een ander metrostel. De jongen viel mij op omdat hij een voorwerp in zijn hand had. Ik kon niet zien wat voor een voorwerp hij in zijn hand had. Ik zag dat hij met het voorwerp meerdere malen tegen het metrostel aan sloeg. Ik zag dat de jongen ook trappende bewegingen maakte in de richting van het metrostel.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (p. 6 en 7).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober 2013 omstreeks 18:20 uur kregen wij te horen dat er een vechtpartij gaande was tussen 50 personen op het perron van station Van der Madeweg. Op het moment dat wij de kruising Van der Madeweg, Spaklerweg op reden zagen wij groepjes rennen richting het aldaar gelegen industrieterrein. Wij zagen dat er meerdere groepjes van vijf tot tien personen weg renden in de richting van de Ellermanstraat. Kort daarop konden wij een aantal jongeren staande houden op de Ellermanstraat. Wij zagen dat een van de jongens aan de rechterzijde van zijn hoofd een gat in zijn hoofd had. Wij zagen dat hij redelijk wat bloed voor op zijn jas had. Hij verklaarde zojuist een bierflesje op zijn kop had gehad tijdens een vechtpartij op het station. Hij wist niet wie het geweest waren, waarschijnlijk van AC Milaan. Deze persoon legitimeerde zich als, [betrokkene 1], geboren [geboortedatum]-1993.
Tijdens de staande houding werden wij gepasseerd door een groepje jongens die uit de richting van het station Van der Madeweg kwamen lopen. Een van die jongens bleek later een verdachte van openlijke geweldpleging te zijn, en is ook daadwerkelijk aangehouden. Het bleek te gaan om [betrokkene 2].
Na de staandehouding zijn wij gaan kijken naar de situatie op het perron. Aldaar werden wij aangesproken door een burger, die zich in de metro bevond op het moment van de confrontatie. Hij verklaarde ons kort en zakelijk weergegeven het volgende: “Ik bevond mij in de metro vanaf het centraal station naar de Arena. Ik stond op het zogenaamde “balkon” van de metro, dat wil zeggen bij de deuren. In de wagon waarin ik stond, zaten allemaal AC Milaan supporters inclusief vrouwen en kinderen. Op het moment dat de deuren werden geopend op het station Van der Madeweg werden de AC Milaan supporters aangevallen door Ajax supporters die ze op stonden te wachten. Het betroffen meerdere personen die met riemen en kettingen de wagon probeerde binnen te komen. Ik heb direct foto’s gemaakt van die jongens en die kan je van mij fotograferen. Het was erg heftig en ging erg snel.”
Op de camera van de getuige zagen wij een drietal foto’s met daarop drie verdachten die zich schuldig hadden gemaakt aan openlijke geweldpleging. Wij zagen namelijk dat ze onderdeel uit maakten van een groep. Een van de personen, met een bruine jas en lang blond haar herkenden wij ook als een oude harde kern hooligan van Ajax. Dit bleek te gaan om de verdachte [verdachte]. Tevens waren er op deze foto een tweetal personen te zien welke beiden een petje op hadden. Zij stonden beiden in een agressieve houding. Wij zagen dat [betrokkene 2] een bruine riem om zijn rechter hand geslagen had. Wij zagen dat zij in de deuropening in de richting van de AC Milaan supporters in de metro stonden. Een van de personen, dit bleek later de verdachte [betrokkene 2], is op de foto zichtbaar met een bruine riem in zijn rechter hand. Kennelijk klaar om te slaan.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (p. 45 en 46).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober 2013 werd er in het stadion Amsterdam Arena de voetbalwedstrijd Ajax - AC Milan gespeeld. Omstreeks 18:40 uur, nog voordat de wedstrijd was begonnen, verzamelde zich een aantal supporters van de voetbalclub Ajax zich op het perron van het metrostation Van der Madeweg te Amsterdam. Aldaar halteerde op dat moment een metrostel met daarin supporters van de voetbalclub AC Milan. Deze confrontatie loopt uit op geweldplegingen welke worden gepleegd door de supporters van Ajax. Tijdens de geweldplegingen werd het metrostel welke aldaar halteerde, vernield door de groep Ajax supporters.
Op woensdag 27 november 2013 bekeek ik op de website www.youtube.com een video met als titel: “Ajax hooligans attack the subway with AC Milan fans”. Ik zag dat deze film op 1 oktober 2013 op internet was geplaatst. Dit is de dag waarop voornoemde voetbalwedstrijd plaatsvond. Ik zie dat deze video kennelijk was gemaakt door een persoon welke zich in het metrostel bevond ten tijde van de geweldplegingen. Ik zie namelijk dat er een grote groep mensen op een kluitje bijeen staat in de metro. Ik zie dat de persoon die kennelijk deze video maakte zich middenin deze groep bevindt. Kort na de start van deze film zie ik dat deze groep personen zich naar elkaar toe beweegt en zich afwendt van de deuren van het metrostel. Ik zie vervolgens dat er andere mensen op een wijze die mij als agressief overkomt van buiten de metro via deze deuren de metro inkomen en slaande bewegingen maken naar de mensen die zich in de metro bevinden. Ik zie dat er vervolgens personen geslagen worden. Ik zie dat dit gebeurd door de personen die van buiten de metro inkomen. Ik hoor hierop een geluid dat lijkt op doffe klappen en zie dat er van buiten de metro tegen het raam wordt geslagen. Ik hoor de mensen welke in de metro op een kluitje bijeen staan schreeuwen en ik zie dat zij angstig in de richting van de personen die de metro zijn ingekomen, kijken. Vervolgens hoor ik dat de volgende tekst geroepen wordt: “Amsterdam Hooligans”. Uit de video blijkt dat deze tekst niet geroepen wordt door de groep mensen waarvan de filmer deel uit maakt. Hierdoor is het vermoeden ontstaan dat deze groep wordt bedreigd door Ajax Hooligans. Ik zie dat er kennelijk een metroraam is vernield. Ik zie namelijk dat een persoon door het betreffende raam de metro verlaat.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (p. 9 t/m 11).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de inbeslaggenomen beelden van de openlijke geweldpleging, welke was gepleegd voorafgaand aan de Champions League voetbalwedstrijd Ajax - AC Milaan. De inbeslaggenomen beelden waren beelden welke waren opgenomen op het metroperron Van der Made weg te Amsterdam.
Op camera 1 is om 18:42:18 uur het volgende waargenomen:
In het midden van het beeld staat een man met een donkerkleurig jack. De man heeft lang blond haar tot op de schouders. Deze man blijkt de aangehouden verdachte [verdachte] te zijn. [verdachte] staat in een groep van 3 mannen. Ik zie dat een van de onbekend gebleven mannen in de zogenaamde vechthouding richting de metro staat.
Op camera 1 is om 18:42:19 uur het volgende waargenomen:
De drie mannen hebben hun handen gericht naar de ingang van het metrostel. Aan de houding en het haar van [verdachte] te zien, worden er heftige bewegingen gemaakt.
Op camera 1 is om 18:42:20 uur het volgende waargenomen:
De groep staat richting de metro gekeerd. Ik zie dat de omstanders hun aandacht richting de groep en de metro richten.
Op camera 2 is om 18:42:19 uur het volgende waargenomen:
Ik zie dat [verdachte] met zijn rechterbeen een trappende beweging richting het metrostel maakt.
Op camera 2 is om 18:42:23 uur het volgende waargenomen:
De groep groeit, er komen meer supporters bij. Ik zie dat er vechtende bewegingen gemaakt worden. [verdachte] wordt in de groep naar achteren gedrongen.
Op camera 1 is om 18:42:23 uur het volgende waargenomen:
Ik zie dat een aantal mannen trappende en slaande bewegingen maken richting het metrostel. Aan de houding en het haar van [verdachte] te zien, worden er heftige bewegingen gemaakt. Op camera 1 is om 18:42:24 uur het volgende waargenomen:
De groep maakt trappende en slaande bewegingen richting het metrostel. [verdachte] staat achterin de groep te kijken.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 48 en 49).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober 2013 was ik dienstdoende bij het Voetbal en Evenemententeam van het regiokorps Amsterdam. Ik ben sedert geruime tijd werkzaam als zijnde supporter- en evenementenbegeleider bij de voornoemde afdeling. (...) Tevens ben ik ambtshalve bekend met een grote groep supporters van Ajax en de leden van de “harde kern” van de voornoemde voetbalclub.
Op 1 oktober 2013 omstreeks 18:45 uur hoorde ik de melding dat Ajax supporters een metro zouden hebben aangevallen op metrostation Van der Madeweg te Duivendrecht. In deze metro zou een groep supporters van AC Milaan zitten welke richting de Amsterdam Arena aan het reizen waren voor eerder vernoemde wedstrijd.
Ik verklaar naar aanleiding van de camerabeelden welke zijn veiliggesteld van het metrostation Van der Madeweg te Duivendrecht het volgende. Op de camerabeelden zie ik dat een grote groep Ajax supporters een metrostel aanvalt en vernielt. Ik zie dat er met riemen wordt geslagen en dat er met diverse voorwerpen wordt gegooid. Ik zie ook dat er een raam wordt vernield van de metro. Ik herken op beelden van camera 1 de mij ambtshalve bekende persoon genaamd [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]), [verdachte], geboren [geboortedatum]-1967 te [geboorteplaats].”
7. Het bestreden arrest houdt met betrekking tot de bewezenverklaring daarnaast nog het volgende in:
“Bespreking van het verweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het aan hem ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op de ter zitting van het hof getoonde camerabeelden is te zien dat een groep personen, onder wie de vooropgaande verdachte, over het perron komt aanrennen en zich daarbij bewust richt op een specifieke toegang van het metrostel. Om bij die deuren te komen moet deze groep zelfs om een groep passagiers heen lopen. Aangekomen bij deze metrodeuren begint de groep tegen de metro te duwen en te slaan. Op dat moment is reeds sprake van een voltooide en strafbare openlijke geweldpleging. Vervolgens wordt de groep aangevuld door andere personen. Dat de verdachte daarbij naar achteren wordt gedrongen omdat personen zich van achteren naar voren dringen en vervolgens zelf geen geweldshandelingen meer verricht en op een gegeven moment uit beeld verdwijnt, is gelet op voorgaande niet relevant. Integendeel, de verdachte kan, aan gezien hij als een van de eersten bij de metro was en tegen de metro heeft geschopt, zelfs worden aangemerkt als een van de aanstichters van de openlijke geweldpleging. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.”
8. Met het middel wordt betoogd dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat ten aanzien van de verdachte sprake is van een voltooid feit van openlijke geweldpleging, waarbij de steller van het middel in het bijzonder wijst op de bewijsoverweging van het hof die inhoudt dat de verdachte zelf “tegen de metro heeft geschopt”. Volgens de steller van het middel houden de bewijsmiddelen enkel in dat de verdachte op het perron van het metrostation Van der Madeweg op enig moment in een groepje van drie personen bij de ingang van een metrostel is aangekomen, dat er door de leden van het groepje vervolgens heftige bewegingen zijn gemaakt en dat de verdachte nog een trappende beweging in de richting van het metrostel heeft gemaakt. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet, zo wordt gesteld, dat door de genoemde handelingen van de leden van het groepje daadwerkelijk goederen of personen zijn geraakt. Een voltooid feit van openlijke geweldpleging zou zich pas hebben voorgedaan, toen het groepje enkele momenten later getalsmatig was versterkt en de verdachte naar de achterhoede van de groep was gedrongen en alleen nog maar stond toe te kijken.
9. Het middel faalt reeds omdat het - zeker bij een blik achter de papieren muur - niet onbegrijpelijk is dat het hof de in de bewijsmiddelen 1 en 4 genoemde trappende beweging van de verdachte ‘in de richting van de metro’ als een trappende beweging ‘tegen de metro aan’ heeft aangemerkt. Maar ook als de overweging van het hof over het raken van de metro zou worden weggelaten, blijft de bewezenverklaring mijns inziens overeind. Het is immers voor het aannemen van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage van de verdachte aan het openlijke geweld niet noodzakelijk dat de verdachte zelf enige gewelddadige handeling heeft verricht. Wat dit aangaat berust het middel, waarin betoogd wordt dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte zelf aan het (latere) geweld heeft deelgenomen, op een onjuiste rechtsopvatting.1.Een dergelijke bijdrage kan immers ook bestaan uit andere handelingen die leiden tot “een sfeer van ontremming waarin anderen tot gewelddadige handelingen overgaan”.2.Dat het hof heeft geoordeeld dat de verdachte met zijn agressieve bewegingen bij de ingang van het metrostel een van de aanstichters is geweest van de openlijke geweldpleging die plaatsvond nadat het groepje van drie getalsmatig was versterkt, is niet onbegrijpelijk. De klacht dat de verdachte blijkens de bewijsmiddelen niet meer heeft gedaan dan bij het gebeuren achterin de groep te hebben toegekeken, treft dus geen doel.
10. Het eerste middel faalt.
11. Het tweede middel en het derde middel bevatten beide een klacht over de strafmotivering.
12. In het arrest heeft het hof de opgelegde straf als volgt gemotiveerd:
“De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank aan hem een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende dat de verdachte zich tot 1 juli 2016 van twee uren voor tot twee uren na iedere wedstrijd van Ajax in competitie- en bekerverband en tevens van 12:00 tot 245:00 uur op de speeldag van iedere wedstrijd van Ajax in EUFA-verband (voor de Champions- en de Europa League) niet ophoudt in het centrum van Amsterdam en het gebied rondom de Amsterdam Arena.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand en een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een groep Ajax-supporters openlijk geweld gepleegd tegen personen en goederen. De verdachte is op 1 oktober 2013, de dag van de voetbalwedstrijd tussen Ajax en AC Milan, betrokken geweest bij ongeregeldheden op het metrostation Van der Madeweg. Daarbij heeft een grote groep Ajax-supporters een metro, waarin supporters van AC Milan en andere mensen zaten, aangevallen. Personen uit de groep van verdachte hebben met voorwerpen, waaronder riemen, naar de metro en inzittenden geslagen. Verdachte zelf heeft een supporter met zijn vuist tegen het hoofd geslagen en met zijn riem geslagen tegen het metrotoestel. Dergelijke gebeurtenissen maken een diepe en beangstigende indruk op diegenen die daarvan slachtoffer of rechtstreeks getuige zijn. Ook zorgen dergelijke gebeurtenissen voor grote onrust in de samenleving.
Openlijk geweld van deze orde en ernst moet in beginsel worden bestraft met een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uren. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2015 is de verdachte eerder veelvuldig ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof ziet hierin aanleiding om in opwaartse zin van de oriëntatiepunten af te wijken. Het hof is van oordeel dat een aanzienlijk hogere taakstraf dan door de advocaat-generaalgevorderd op zijn plaats is, gelet op de ernst en agressieve aard van het bewezen verklaarde en de rol daarin van de verdachte, mede gelet op diens leeftijd. Het hof zal afzien van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.”
13. Het tweede middel heeft betrekking op de overweging van het hof dat “de verdachte zelf […] een supporter met zijn vuist tegen het hoofd [heeft] geslagen en met zijn riem [heeft] geslagen tegen het metrotoestel”. Door de steller van het middel wordt opgemerkt dat het bij deze overweging niet om de verdachte zelf maar om medeverdachte [betrokkene 2] lijkt te gaan. Uit de in de zaak van de verdachte gebezigde bewijsmiddelen kan immers niet (rechtstreeks) volgen dat de verdachte de genoemde handelingen zelf heeft verricht, terwijl het vonnis van de Rechtbank in eerste aanleg wel met zoveel woorden inhoudt dat door medeverdachte [betrokkene 2] zowel met zijn vuisten als met een riem geslagen is (zie blz. 3 van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2014).
14. Ik ben het met de steller van het middel eens dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte zelf een supporter met zijn vuist tegen het hoofd heeft geslagen en met zijn riem tegen het metrotoestel geslagen heeft. Het hof heeft voor het bewijs gebruikgemaakt van een getuigenverklaring die inhoudt dat op het moment dat de deuren van de metro werden geopend supporters werden aangevallen door “meerdere personen die met riemen en kettingen de wagon probeerden binnen te komen” (zie bewijsmiddel 2) en heeft de verklaring van medeverdachte [betrokkene 2] waaruit in het bijzonder diens eigen slaan met de vuisten en een riem kan worden afgeleid - anders dan de rechtbank in eerste aanleg (zie bewijsmiddel 6 in de aanvulling op het vonnis) - buiten het bewijs gehouden. Maar daaruit volgt nog niet dat verdachte de genoemde geweldshandelingen persoonlijk heeft verricht.
15. Dit hoeft mijns inziens echter niet tot cassatie te leiden. Uit de overige bewijs- en strafmaatoverwegingen van het hof wordt voldoende duidelijk dat het hof de verdachte heeft gezien als een (belangrijke) aanstichter van de openlijke geweldpleging waarbij AC Milan-supporters zijn geslagen door een groep Ajax-supporters waarvan de verdachte deel uitmaakte. Ook als de gewraakte zinsnede uit de strafmotivering zou worden weggelaten is de opgelegde straf voldoende gemotiveerd. Dan blijft immers de overweging van het hof overeind dat bij het openlijke geweld een grote groep Ajax-supporters een metro met supporters van AC Milan en andere mensen heeft aangevallen en dat personen uit de groep van verdachte met voorwerpen, waaronder riemen, naar de metro en inzittenden geslagen hebben. Op grond daarvan heeft het hof kunnen overwegen dat “dergelijke gebeurtenissen […] een diepe en beangstigende indruk [maken] op diegenen die daarvan slachtoffer of rechtstreeks getuige zijn” en dat dergelijke gebeurtenissen voor grote onrust in de samenleving zorgen. Daarop heeft het hof kennelijk de aan verdachte opgelegde straf gebaseerd. Daarom meen ik dat verdachte bij het voorgestelde middel geen rechtens te respecteren belang heeft.
16. Over het derde middel - waarin wordt geklaagd dat het hof zijn afwijking van de gehanteerde oriëntatiepunten bij de straftoemeting heeft gemotiveerd met de overweging dat de verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten - kan ik kort zijn. Het middel gaat eraan voorbij dat het hof de vrijheid had om ook de meest recente onherroepelijke veroordeling van de verdachte voor beschadiging (art. 350, eerste lid, Sr) als eerder geweldsdelict mee te laten wegen en dat het door het hof gebruikte uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 5 februari 2015 wel degelijk meer ‘oude’ veroordelingen voor geweldsdelicten dan een veroordeling voor wederspannigheid bevat.
17. Het tweede en het derde middel falen ook.
18. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
19. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑12‑2015
Zie Kamerstukken II 1999-2000, 26519, nr. 6, p. 12.