Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.3.4.1
24.3.4.1 Kan een personenvennootschap deel uitmaken van een fiscale eenheid?
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365710:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Onduidelijk is echter of een personenvennootschap die zich moeit in het beheer van (dochter)vennootschappen, waarvan zij de meerderheid van de aandelen, inclusief de zeggenschap heeft, met een beroep op de zogenoemde holdingresolutie, opgenomen kan worden in een fiscale eenheid met die dochtervennootschap. Zie: besluit van 18 februari 1991, nr. VB 91/347 (Holdingresolutie), V-N 1991, blz. 715. Hendriks toont zich voorstander van de opname van moeiende stichtingen in een fiscale eenheid op grond van de holdingresolutie (R.W.F. Hendriks, De stichting in concernverband (diss.), W.Ej. Tjeenk Willink, Zwolle, 1994, blz. 326-327). Er zijn mijns inziens onvoldoende aanknopingspunten om voor andere rechtsvormen (stichtingen, verenigingen, personenvennootschappen) in een toppositie, op dit punt andere regels te hanteren dan voor kapitaalsvennootschappen in een toppositie. De holdingresolutie biedt echter niet expliciet de mogelijkheid om personenvennootschappen tot een fiscale eenheid te rekenen.
Hoofdstuk 4, art. 1 wetsvoorstel Invoeringswet titel 7.13.
De Btw-richtlijn staat niet in de weg aan opname van een personenvennootschap in een fiscale eenheid in de zin van art. 11 Btw-richtlijn (ex art. 4 lid 4 Zesde richtlijn, vgl. art. 7 lid 4 Wet OB). Naar nationaal recht is opname van een personenvennootschap in een fiscale eenheid in principe mogelijk, als het een belastingplichtige betreft.1 Zie hierover deel III, hoofdstuk 14, paragraaf 14.4. Wanneer titel 7.13 in werking treedt, zal hierin geen verandering komen. Een OV, CV, OVR of CVR zal deel uit kunnen maken van een fiscale eenheid, omdat zij naar komend recht als “lichamen” (in de zin van de AWR) zullen worden aangemerkt.2
Zoals ik in deel III, hoofdstuk 14, paragraaf 14.4 heb aangegeven, is mijns inziens een fiscale eenheid tussen meer dan twee personenvennootschappen in beginsel dan ook mogelijk. Slechts de wijze, waarop bij personenvennootschappen (en bij andere lichamen in de zin van de AWR dan kapitaalsvennootschappen) invulling moet worden gegeven aan de verwevenheidseisen, roept mijns inziens vragen op (zie hierna, paragraaf 24.3.4.3).
Voor de goede orde merk ik op, dat zodra titel 7.13 BW in werking treedt en vennootschappen rechtspersoonlijkheid kunnen krijgen of opgeven en zich kunnen omzetten in een bv, dit mogelijk gevolgen heeft voor fiscale eenheid waarvan zij eventueel deel uitmaken.