Einde inhoudsopgave
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Redactionele toelichting
Deze Rijkswet is in werking getreden t.a.v.de bepalingen over onderzoek naar ongevallen en incidenten met een zeeschip dat niet in gebruik is bij de Minister van Defensie of een buitenlandse krijgsmacht.
- Bronpublicatie:
02-12-2004, Stb. 2004, 677 (uitgifte: 23-12-2004, kamerstukken: 28634)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2009, Stb. 2009, 563 (uitgifte: 23-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
1.
Een medewerker van het bureau alsmede een op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen deskundige meldt onverwijld aan de voorzitter van de raad dat het onderzoek:
- a.
hemzelf of een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad aangaat;
- b.
een instelling of rechtspersoon betreft waarbij hij werkzaam is of belang heeft;
- c.
een voorval betreft waarbij hij op enigerlei wijze betrokken is geweest. De raad beslist of hij zich om deze reden van deelneming aan het onderzoek moet onthouden.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de algemeen secretaris aangemerkt als medewerker van het bureau.
3.
Indien de raad op grond van het eerste lid daarom verzoekt, vervangt Onze Minister wie het aangaat, in het desbetreffende onderzoek een of meer deskundigen, aangewezen op grond van artikel 14, eerste lid.