Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.4.1
6.4.1 Inleiding
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS373838:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 11 november 1938, NJ 1939, 396 (p. 640) (PS) en vgl. HR 15 september 2000 ( Van Bentem/BSI), NJ 2000, 630; Snijders & Wendels 2003, nr. 38 en H.W. Wiersma 1998, nr. 67.
HR 24 april 1987 (NNA/Meijer), NJ 1987, 793 en HR 18 november 1966 (Breta/Eelman), NJ 1967, 222 (DJV). Vgl. HR 18 november 1983 (Eurowoningen/Omega), NJ 1984, 256 (G en WHH). Men zij erop bedacht dat uitspraken waarbij aan enig deel van het ten gronde gevorderde of verzochte door een uitdrukkelijke beslissing in het dictum een einde wordt gemaakt - zogenaamde deelvonnissen en -beschikkingen -, in dit verband gelden als einduitspraken waartegen niet ook nog (na het verstrijken van de beroepstermijn) tegelijk met het hoger beroep of cassatieberoep tegen een latere uitspraak kan worden opgekomen, zie o.m. HR 25 februari 2000 (Kerens/Hubert), NJ 2000, 330; HR 18 juni 1999 (Erven Van der Schoot/De Man), NJ 2000, 221 (HJS) en Snijders & Wendels 2003, nrs. 59-63.
Zie supra, nr. 354.
HR 7 december 1990 ( Vendex/Meiberg), NJ 1992, 85 (HJS) en HR 13 januari 1995 (Hurks/Sobi), NJ 1995, 482. Zie hierover Snijders & Wendels 2003, nrs. 61-62; H.W. Wiersma 1998, nr. 146. Zie voor een uitzondering op de regel in een meerpartijengeschil HR 23 januari 2004 (Ponteecen/Stratex), NJ 2005, 510 (DA),JBPr 2004, 22 (H.W. Wiersma).
Zie voor een pleidooi voor (uitbreiding van de) mogelijkheid van tussentijds beroep H.W. Wiersma 1998, nrs. 1, 10, en 156-164. Op hetzelfde spoor Meijer 2001 en Broekveldt 2002, p. 69170.
Vgl. HR 7 december 1990 ( Vendex/Meiberg), NJ 1992, 85 (HJS), waarin de Hoge Raad opmerkte dat de mogelijkheid van een verbod van tussentijds appèl gegeven in 337 lid 2 (oud) Rv (thans is die mogelijkheid het uitgangspunt) was gegeven om de rechter in staat te stellen te voorkomen dat de instructie van de zaak wordt geblokkeerd door een tussentijds appèl. Vgl. ook HR 13 januari 1995 (Hurks/Sobi), NJ 1995, 482.
Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3 (MvT), p. 164. Zie ook Kamerstukken II 2000/01, 26 855, nr. 16 (Wetgevingsoverleg), p. 35.
Daarmee is in grote lijnen de door Ras in zijn dissertatie voorgestelde regeling gevolgd, zie Ras 1966, nrs. 155-157.
HR 23 januari 2004 (Ponteceen/Stratex), NJ 2005, 510 (DA) enJBPr 2004, 22 (H.W. Wiersma).
366. Ook van tussenuitspraken kan hoger beroep en cassatieberoep worden ingesteld, mits de einduitspraak in dezelfde zaak ook vatbaar is voor appèl of cassatieberoep.1 Tussentijds hoger beroep of cassatieberoep tegen deze uitspraken, dat wil zeggen een beroep dat wordt ingesteld voordat in de zaak een einduitspraak is gedaan, wordt thans door de art. 337 lid 2, 358 lid 4, 401a lid 2 en 426 lid 4 j° 401a lid 2 Rv in beginsel uitgesloten. De rechter kan in zijn tussenuitspraak echter bepalen dat tussentijds beroep wel openstaat. Voorts behelzen de art. 337 lid 1 en 401a lid 1 Rv een uitzondering op het verbod van tussentijds beroep voor vonnissen, respectievelijk arresten waarbij een voorlopige voorziening is getroffen of geweigerd (de zogenaamde provisionele tussenuitspraken) en staat blijkens art. 401a lid 2 Rv jo. 75 lid 1 Rv ook altijd tussentijds cassatieberoep open tegen arresten of beschikkingen waarbij het hof zich onbevoegd verklaart en de zaak naar een rechtbank verwijst. Staat tussentijds hoger beroep of cassatieberoep tegen een tussenuitspraak open, maar wordt deze mogelijkheid niet benut, dan kunnen partijen alsnog van die tussenuitspraak in beroep komen tegelijk met het beroep tegen een latere, op zichzelf eveneens voor (tussentijds) hoger beroep of cassatieberoep vatbare uitspraak, zoals een provisioneel tussenvonnis of een einduitspraak. 2 Staat tussentijds hoger beroep of cassatieberoep niet open, dan kan alleen beroep worden ingesteld tegelijk met het beroep tegen het eindvonnis of -arrest, dan wel de eindbeschikking.
Eerder al werd opgemerkt dat een verbod van tussentijds beroep niet kan worden doorbroken met toepassing van de zogenaamde 'doorbraakregel'.3 De Hoge Raad heeft evenwel beslist dat het verbod van tussentijds beroep wel kan worden doorbroken indien een uitspraak deels een (interlocutoire) tussenuitspraak is, deels einduitspraak (deeluitspraak). Om te voorkomen dat de berechting van met elkaar samenhangende vorderingen wordt gesplitst, hetgeen tot tegenstrijdige beslissingen kan leiden, kunnen partijen in die gevallen van de gehele uitspraak in hoger beroep komen, ook in zoverre deze uitspraak geen deeluitspraak is. Richten de grieven of klachten van het beroep zich echter uitsluitend tegen het gedeelte van de uitspraak dat geen einduitspraak is, dan staat het verbod van tussentijds beroep alsnog aan behandeling van het beroep in de weg en volgt een niet-ontvankelijkverklaring. Interessant bij dit alles is dat de Hoge Raad met het oog op 'de hanteerbaarheid van het systeem' kiest voor een algemene, voor alle gevallen gelijke regel, nu het volgens hem niet doelmatig is om het antwoord op de vraag of het verbod van tussentijds beroep moet worden doorbroken, te laten afhangen van de vraag of er sprake is van 'voldoende' samenhang tussen het gevorderde waaraan in de tussenuitspraak door een uitdrukkelijke beslissing in het dictum een einde is gemaakt, en de vorderingen waarop na de tussenuitspraak een dergelijke einduitspraak nog moet volgen.4
367. Een groot voordeel van de mogelijkheid om tussentijds hoger beroep of cassatieberoep in te stellen tegen tussenuitspraken is dat aldus kan worden voorkomen dat wordt voortgeprocedeerd op grond van beslissingen in een tussenvonnis die later, als een partij daartegen tegelijk met het beroep tegen de einduitspraak opkomt, niet houdbaar blijken.5 Groot nadeel van de mogelijkheid van een tussentijds beroep is echter dat dit beroep in beginsel, ten gevolge van de schorsende werking daarvan6, de procesgang in de instantie waarin de tussenuitspraak werd gedaan stillegt en dus vertraagt.7 Maakt een partij gebruik van de mogelijkheid tot tussentijds beroep, dan heeft dat bovendien tot gevolg dat de zaak gefragmenteerd aan de appèl-of cassatierechter wordt voorgelegd, hetgeen niet alleen inefficiëntie in de hand werkt maar ook aan een coherente beoordeling van de zaak in hoger beroep of cassatie in de weg kan staan.8
Bij de herziening van het procesrecht in 2002 heeft de wetgever de nadelen van de mogelijkheid van tussentijds beroep zwaarder laten wegen dan de voordelen. Juist om redenen van procesefficiëntie, meer in het bijzonder 'met het oog op een zo vlot mogelijke behandeling van zaken', is de voorkeur gegeven aan een uitsluiting van tussentijds beroep9, met uitzondering van provisionele tussenuitspraken en gekoppeld aan de mogelijkheid dat de rechter tussentijds beroep tegen zijn uitspraak openstelt.10 Daartoe kan de rechter bijvoorbeeld aanleiding vinden in de omstandigheid dat in de tussenuitspraak over een controversiële rechtsvraag wordt beslist die doorwerkt in de verdere behandeling van de zaak, in de omstandigheid dat een andere beslissing tot een aanzienlijke bekorting van de procedure zou hebben geleid, of in de omstandigheid dat de behandeling van samenhangende zaken anders uiteen dreigt te lopen.11