AB 2015/98
Richtlijn 2000/60 kent geen algemene verplichting van een prijszetting voor alle diensten die verband houden met het gebruik van water. (…). Uit art. 2 kan niet worden afgeleid dat het ontbreken van een prijszetting voor die activiteiten de verwezenlijking van deze doelstellingen in alle gevallen noodzakelijkerwijs schaadt.
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
11 september 2014
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, J.L. da Cruz Vilaça, G. Arestis, J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev
- Zaaknummer
C-525/12
- Conclusie
A-G N. Jääskinen
- Noot
H.F.M.W. van Rijswick & P.E. Lindhout
- Roepnaam
Commissie/Duitsland
- Folio weergave
- JCDI
JCDI:ADS641709:1
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Algemeen
Waterrecht (V)
Staatsrecht / Decentralisatie
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2014:2202, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 11‑09‑2014
ECLI:EU:C:2014:449, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2014
- Wetingang
Art. 258 VWEU; art. 2 punt 38, 9, 11 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327, p. 1) (Kaderrichtlijn water)
Essentie
Richtlijn 2000/60 legt geen algemene verplichting op van een prijszetting voor alle diensten die verband houden met het gebruik van water. (…) Uit art. 2 punt 38 KRW kan niet worden afgeleid dat het ontbreken van een prijszetting voor die activiteiten de verwezenlijking van deze doelstellingen in alle gevallen noodzakelijkerwijs schaadt.
Samenvatting
Het arrest behandelt de vraag wat de betekenis en de reikwijdte van het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten uit artikel 9 KRW is. Voor de beantwoording van deze vraag dient in de eerste plaats de context en de algemene opzet van ...