NJB 2018/2009:Belaging, art. 285b lid 1 Sr: bij de beoordeling van de vraag of sprake is van “belaging” zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. I.c. kon het hof oordelen dat sprake is van belaging. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat de verdachte ondanks twee door hem ondertekende verklaringen met de strekking dat hij zou stoppen met het in contact treden met betrokkene vervolgens is doorgegaan met dat in contact treden. De omstandigheid dat de frequentie van de contacten gedurende de zeer lange periode waarin deze hebben plaatsgevonden niet hoog was, staat, evenmin als de omstandigheid dat de tenlastegelegde gedragingen naar hun aard niet op zichzelf beschouwd strafbaar zijn, niet in de weg aan het bestaan van “stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”​ in de betekenis die daaraan toekomt in art. 285b Sr