NJ 1918, p. 47
HMG, 26-10-1917
HMG 26-10-1917, ECLI:NL:XX:1917:9
- Instantie
Hoog Militair Gerechtshof
- Datum
26 oktober 1917
- Magistraten
Voorzitter: Mr. Dr. C. J. H. Schepel., Leden: Mrs. G. J. G. de Booy, H. J M. Tijssens, H. W. van Sandick, J. C. H. A. Quack, P. P. C. Collette en N. J. J. van Rijn van Alkemade.
- Zaaknummer
[26101917/NJ_1918,_p._47]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS148142:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1917:9, Uitspraak, Hoog Militair Gerechtshof, 26‑10‑1917
- Wetingang
(Sr art. 425.)
Samenvatting
Het is bij art. 425, 2°. Sr. niet de vraag, of de hond als gevaarlijk bekend stond, maar wel of de beklaagde wist, dat de hond gevaarlijk was.
Dit mag worden aangenomen hier het geval te zijn geweest, zoodra hij wist, dat de hond den eersten getuige gebeten had.
Uitspraak
[ p. 47 ►]
O., dat gedaagde voor den Krijgsraad in het derde Militaire Arrondissement, hoofdplaats ‘s-Hertogenbosch, heeft terechtgestaan ter zake dat hij op 29 Juli 1916 te Schoondijke geen voldoende zorg heeft gedragen voor net onschadelijk houden van een onder zijne hoede staanden gevaarlijken hond;
O., ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.