Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Artikel 21 Onderscheppen van inhoudelijke gegevens
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Iedere Partij neemt, met betrekking tot een reeks van in het nationale recht vast te leggen zware delicten, de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om aan haar bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te verlenen om:
- a.
in ‘real-time’ gegevens omtrent de inhoud van specifieke communicatie die op het grondgebied van de Partij door middel van een computersysteem plaatsvindt, te vergaren of vast te leggen met gebruikmaking van de op het grondgebied van die Partij bestaande technische middelen; en
- b.
een serviceprovider binnen zijn bestaande technische mogelijkheden ertoe te verplichten:
- i.
in ‘real-time’ gegevens omtrent de inhoud van specifieke communicatie die op het grondgebied van die Partij door middel van een computersysteem plaatsvindt, te vergaren of vast te leggen met gebruikmaking van de op het grondgebied van die Partij bestaande technische middelen; of
- ii.
bij de vergaring of vastlegging van de onder i bedoelde gegevens met de bevoegde autoriteiten samen te werken en deze te helpen.
2.
Wanneer een Partij vanwege in haar nationale rechtsstelsel verankerde beginselen de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen niet kan aannemen, kan zij in plaats daarvan de nodige wettelijke en andere maatregelen treffen om het in ‘real-time’ vergaren of vastleggen van gegevens omtrent de inhoud van specifieke, op haar grondgebied plaatsvindende communicatie, te waarborgen door middel van de toepassing van de op dat grondgebied bestaande technische middelen.
3.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om een serviceprovider te verplichten tot geheimhouding van de uitoefening van enige in dit artikel bedoelde bevoegdheid en van iedere informatie daaromtrent.
4.
Op de in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn de artikelen 14 en 15 van toepassing.