RvdW 2021/762
Post Keskin. Het hof heeft het verzoek tot het horen van de verbalisant afgewezen omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken. Bij deze beslissing heeft het hof o.m. betrokken dat het door de verbalisant ambtsedig opgemaakte p-v voldoende duidelijk is, dat het hof geen reden ziet om aan het p-v te twijfelen en dat verdachte zijn ttz. in h.b. afgelegde verklaring, waarvan de inhoud strijdig is met de in het p-v weergegeven bevindingen van de verbalisant, op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Dit oordeel is niet z.m. begrijpelijk, omdat aan het verzoek ten grondslag is gelegd dat het p-v een verklaring van de verbalisant omvat die belastend is voor verdachte — nu verdachte daarin wordt aangewezen als de bestuurder van een personenauto terwijl op dat moment aan hem de rijbevoegdheid was ontzegd — en dat verdachte betwist dat hij de bestuurder was van die personenauto. De HR neemt hierbij in aanmerking dat het hof de bewezenverklaring heeft aangenomen mede o.g.v. die door verdachte betwiste verklaring van de verbalisant zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof niet blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
HR 29-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:993
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
20/00558
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:993, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:485, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑05‑2021
Essentie
Post Keskin. Het hof heeft het verzoek tot het horen van de verbalisant afgewezen omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken. Bij deze beslissing heeft het hof o.m. betrokken dat het door de verbalisant ambtsedig opgemaakte p-v voldoende duidelijk is, dat het hof geen reden ziet om aan het p-v te twijfelen en dat verdachte zijn ttz. in h.b. afgelegde verklaring, waarvan de inhoud strijdig is met de in het p-v weergegeven bevindingen van de verbalisant, op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Dit oordeel is niet z.m. begrijpelijk, omdat aan het verzoek ten grondslag is gelegd dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.