Einde inhoudsopgave
Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
21-09-2010, Stb. 2010, 565 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe bij besluit van Onze minister aangewezen ambtenaren of personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
2.
Voor zover het in het eerste lid bedoelde toezicht betrekking heeft op de naleving van door de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ter uitvoering van deze wet gestelde voorschriften, wordt dit toezicht mede uitgeoefend door ambtenaren of personen die daartoe door het bestuurscollege worden aangewezen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin door het desbetreffende openbare lichaam gebruikelijk officiële berichten worden bekendgemaakt.
3.
De krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;
- d.
alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;
- e.
vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;
- f.
woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.
4.
Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het derde lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
5.
Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het derde lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering BES van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging, indien het betreft de krachtens het eerste lid aangewezen personen, wordt verleend door de procureur-generaal en, indien het betreft de krachtens het tweede lid aangewezen personen, de gezaghebber.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen.