Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/7.3.2.3:7.3.2.3 Statistisch onderzoek
Archief
Smartengeld 1998/7.3.2.3
7.3.2.3 Statistisch onderzoek
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie over de verschillende aspecten van statistische analyses van smartengeld uitspraken Vandenberghe 1988a. Zie voor kritische kanttekeningen bij de statistische analyse van smartengelduitspraken Nederlandse Instituut van Schaderegelaars 1989 en de reactie daarop van Vandenberghe & Vollbehr 1989.
Ferwerda 1987.
Vollbehr 1989.
Pieters & Van Busschbach 1989.
Zie nader de volgende paragraaf.
Vollbehr 1989, p. 149.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met betrekking tot het verband tussen de in de rechtspraak toegekende bedragen bij lichamelijk letsel en de in de rechterlijke motiveringen vermelde factoren zijn verschillende statistische analyses verricht. Het betreft hier een empirische analyse van bestaande rechtspraak en geen normatief oordeel over de bepalende factoren.1
De eerste analyse is van de hand van Ferwerda.2 Deze komt tot de conclusie dat een zestal factoren op statistisch verantwoord niveau met het toegekende smartengeldbedrag samenhangt, te weten letselzwaarte, duur van de ziekenhuisopname, duur van totale arbeidsongeschiktheid, het percentage blijvende invaliditeit, de aanwezigheid van littekens en persoonlijke omstandigheden. Van deze factoren bleken de letselzwaarte en de aanwezigheid van littekens de meeste invloed te hebben op de omvang van het toegekende bedrag. De leeftijd van het slachtoffer bleek volgens Ferwerda niet van invloed.
Uit een onderzoek van Vollbehr uit 1989 komt naar voren dat 70% van het bedrag kan worden verklaard vanuit de factor letsel.3 Daarnaast kan voor bepaalde letselcategorieën het aantal dagen ziekenhuisverblijf als relevante factor worden aangemerkt. Ook de leeftijd werd relevant gevonden in die zin dat bij gering letsel een hogere leeftijd samenging met een hogere vergoeding en bij zeer ernstig letsel een hogere leeftijd samenging met een lagere vergoeding. Van andere factoren kon geen invloed worden vastgesteld, hetgeen volgens Vollbehr overigens niet betekent dat zij niet belangrijk zijn. Een en ander kan zijn oorzaak vinden in het feit dat een factor niet door alle rechters (gelijkelijk) wordt meegewogen of doordat een factor in de weergave van de uitspraken te weinig wordt genoemd of in de praktijk te weinig voorkomt, aldus Vollbehr. Zo zijn vooral persoonlijke omstandigheden volgens hem moeilijk meetbaar door hun diversiteit en het verschillend gewicht ervan.
Pieters en Van Busschbach verrichtten een vergelijkend onderzoek naar de begroting van smartengeld in de jurisprudentie en in de schaderegelingspraktijk.4 Uit hun onderzoek komt naar voren dat de factoren die gebruikt worden in de in 1984 voorgestelde smartengeldformule van de Verbondscom-missie van Verzekeraars,5 te weten de duur van het ziekenhuisverblijf, de duur van het herstel daarna, het percentage blijvende invaliditeit en de levensverwachting, de omvang van het smartengeld voor het overgrote deel kunnen verklaren. Naast deze factoren bleken ook neurologische stoornissen, 'naweeën' en littekens van enige invloed. Persoonlijke omstandigheden in de sfeer van carrière, vrijetijdsbesteding en relaties bleken bij de bestudeerde minnelijke smartengeldvaststellingen niet significant van invloed op het smartengeld.
Uit de verrichte analyses komt steeds naar voren dat de omvang van het smartengeld bij lichamelijk letsel in de bestaande rechtspraak voor het overgrote deel kan worden verklaard vanuit de aard en de omvang van dat letsel. Welke rol bij de begroting van het smartengeld toekomt aan andere, meer 'persoonlijke' omstandigheden, zoals het verlies van een werkkring, relationele aspecten (sociaal isolement, beperkingen op seksueel gebied, gemiste huwelijkskansen) en verlies van mogelijkheden tot beoefening van sporten en andere hobby's, komt in de statistische analyses minder goed tot uitdrukking. Dat hoeft evenwel niet te betekenen dat hen in het rechterlijk oordeel geen rol van betekenis toekomt, maar zal vermoedelijk zijn oorzaak vinden in de diversiteit en slechte 'kwantificeerbaarheid' van dergelijke omstandigheden.6