Hof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, nr. 21-006287-14
ECLI:NL:GHARL:2017:8642, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
04-10-2017
- Zaaknummer
21-006287-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:8642, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 04‑10‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1880, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 04‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte particuliere beleggers de mogelijkheid geboden een obligatieovereenkomst aan te gaan ten behoeve van de bouw van vijf villa’s in Costa Rica. Door de verkoop van de villa’s aan het einde van de looptijd zou een fors rendement behaald worden. Het hof heeft verdachte veroordeeld voor oplichting door middel van een samenweefsel van verdichtsels.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006287-14
Uitspraak d.d.: 4 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2014 met parketnummer 16-992008-13 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 mei 2017, 20 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.J.P. van Omme, naar voren is gebracht.
De raadsman heeft in voorwaardelijke zin het verzoek tot het horen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ter terechtzitting van het hof herhaald.
Het hof ziet niet de noodzaak om de voorwaardelijk gevraagde getuigen te horen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
Voorts heeft de raadsman eveneens in voorwaardelijke zin verzocht om de boekhouding van [bedrijf 1] op te vragen.
Het hof acht zich, gelet op het dossier en hetgeen ter terechtzitting door verdachte naar voren is gebracht, voldoende ingelicht om een beslissing in het kader van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te kunnen nemen. Het hof ziet derhalve de noodzaak tot het opvragen van de boekhouding van [bedrijf 1] niet in.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1 primair:hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van
24 augustus 2007 tot en met 5 december 2008 te Huizen en/of Arnhem en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. (verder te noemen [bedrijf 1] ) en/of een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de hierna genoemde personen en/of anderen één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de afgifte
van een of meer geldbedragen, in totaal 1.047.750 euro (AH-042), althans
ongeveer 205.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten;
- 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 16 juli 2008 van
[benadeelde 1] (G01) en/of
- 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 januari 2008 en/of
5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 februari 2008 van
[benadeelde 2] (G03) en/of
- 10.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 december 2007 en/of
10.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 augustus 2008 van
[benadeelde 3] (G04) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 15 augustus 2008 van
[benadeelde 4] (G05) en/of
- 5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 augustus 2007 en/of5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 14 maart 2008 en/of 5.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 3 november 2008 van [benadeelde 5]
(G06) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 26 augustus 2008 van
[benadeelde 6] (G07) en/of
- 45.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 mei 2008 en/of 10.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 december 2008 van [benadeelde 7]
(G08) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 18 januari 2008 en/of 5.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 februari 2008 van [benadeelde 8]
(D-002),
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk –
zakelijk weergeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (bedoelde personen)
via (een) brochure(s) en/of (een) advertentie(s) en/of (een) prospectus(sen)
en/of door (een) andere publicatie(s) en/of telefonisch en/of op andere wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer obligatieovereenkomst(en), bij welke gelegenhe(i)d(en) hij en/of zijn
mededader(s) heeft/hebben voorgewend dat
- de vennootschap derden kan inschakelen die daartoe bevoegd zijn onder de WTE
1995 en/of
- ontvangen gelden van de beleggers uitsluitend zouden worden aangewend ten
behoeve van de ondersteuning van de bedrijfsvoering van [bedrijf 1] en/of
- de belegger een bedrag investeert dat jaarlijks gegarandeerd een rendement
oplevert van 8,9% en/of 10,2% en/of 11,2% en/of 12% en/of
- het rendement maandelijks tot het einde van de overeenkomst wordt ontvangen
en/of
- de overige kosten van de emissie worden gedragen door de vennootschap en/of
- het management van de dochteronderneming [bedrijf 2] . en/of
[bedrijf 1] één of meer projecten, althans het project [projectnaam 1]
en/of het project [projectnaam 2] , met succes zijn afgerond
en/of beëindigd en/of
- de geleende gelden van de obligatiehouder(s) direct op een geblokkeerde rekening
en/of een escrow account, bij [bedrijf 3] , worden gestort en/of
- er een hypotheekrecht op de aangekochte gronden waren en/of zouden worden
gevestigd,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen (zoals omschreven in AH042, pag. 282 e.v.) werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en);
1 subsidiair:[bedrijf 1] B.V. (verder te noemen [bedrijf 1] ) op één of meer
tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 30 augustus 2007 tot en met
8 september 2009 te Huizen en/of Arnhem en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of Blaricum en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk, (een) (grote) geldbedrag(en) van in totaal 516.068,14 euro (AH-005, D-146, D-201), althans 254.691,50 euro (AH-005, D-201), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan een groot aantal investeerders en/of beleggers in [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als (bruik)lener(s)/obligatie-verstrekker(s) en/of houder(s) onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot de/het bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedraging(en);
2:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 november 2007 tot en met 8 januari 2008 te Arnhem en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een salarisstrook, zijnde een geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat
- op de salarisstrook (D-032) valselijk en in strijd met de waarheid stond
vermeld dat [accountmanager] - zakelijk weergeven - in een (vast)dienstverband als
Accountmanager sinds 1 mei 2005 bij [bedrijf 1] B.V. werkte met een
bruto maandsalaris van 6.537 euro,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij het geschrift (met het oog op het verkrijgen van een geldlening en/of ten bewijze van [accountmanager] inkomen en dienstverband) heeft ingeleverd en/of heeft doen inleveren en/of heeft
afgegeven en/of heeft doen afgeven bij OHRA Bank,
althans dat hij toen en daar voormeld vals of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk voorhanden heeft
gehad en/of opzettelijk heeft afgeleverd of heeft doen afleveren (bij OHRA
Bank, in elk geval een ander), terwijl hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat dat geschrift bestemd was om als ware het echt en onvervalst te gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs voor het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Algemene overweging
In de onderhavige zaak gaat het - kort gezegd - om het aanbieden van vastgoedobligaties door [bedrijf 1] ten behoeve van het financieren van het project [projectnaam 3] . [projectnaam 3] is een resort waarop onder meer villa’s en appartementen worden gebouwd. Met obligatielening 1 wil [bedrijf 1] investeren in de bouw van vijf villa’s in fase 1 van het project [projectnaam 3] . Om de bouw van de vijf villa’s te realiseren dienden investeerders aangetrokken te worden die een obligatieovereenkomst met [bedrijf 1] willen aangaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij enig aandeelhouder is van [bedrijf 1] B.V. en dat hij als directeur zelfstandig bevoegd is. De enige bankrekening van [bedrijf 1] was die met rekeningnummer 3487073. [bedrijf 1] B.V. is de enig aandeelhouder van dochteronderneming [bedrijf 2] . Naast verdachte was er geen ander personeel werkzaam bij [bedrijf 1] .
De verkoop en marketing van de obligaties was uitbesteed aan [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Medeverdachte [medeverdachte] was de directeur van [bedrijf 4] . [medeverdachte] werkte op commissie basis voor [bedrijf 1] . Tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] was een commissie overeengekomen ter hoogte van 8% van de waarde van de verkochte obligaties.
Prospectussen
Uit de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen volgt dat aan beleggers prospectussen zijn verstuurd met daarin informatie over de obligatieleningen die door [bedrijf 1] werden aangeboden. Deze hadden tot doel om eventuele beleggers te interesseren in, en te informeren over, de obligatieleningen van [bedrijf 1] ten behoeve van de realisatie van het project [projectnaam 3] .
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) een prospectus van internet heeft afgehaald en deze als uitgangspunt heeft genomen om de prospectus voor [bedrijf 1] op te maken. Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben gezamenlijk de prospectus opgemaakt. Beiden hadden geen ervaring met het opmaken van een dergelijk document. Het hof is van oordeel dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de prospectus en derhalve ook voor de onjuistheden die daarin staan vermeld.
In de prospectus van 1 november 2007 zijn de volgende zinssneden opgenomen:
- Het management van [bedrijf 2] heeft meerdere projecten succesvol
afgesloten. Zo werden de [projectnaam 1] en het [projectnaam 2]
door het management gebouwd
- De borgrekening (Escrow-Account) van [bedrijf 1] is bij [bedrijf 3] ondergebracht.
- De rente wordt per maand uitgekeerd. Het betreft een vaste rente van 10,2% per jaar.
- Geleende gelden van de obligatiehouders worden direct gestort op een geblokkeerde
rekening bij [bedrijf 3] .
- Ter zekerheid van de investering van de obligatiehouders in [bedrijf 1] zal er hypotheek
worden gevestigd door de vennootschap op de gronden die zijn aangekocht door
[bedrijf 2] .
- De overige kosten van de emissie worden gedragen door de vennootschap.
- De vennootschap kan derden inschakelen die daartoe bevoegd zijn onder de WTE 1995.
Een van de zekerheden die in de prospectus was opgenomen was dat de geleende gelden van de obligatiehouders direct op een geblokkeerde rekening of op een escrow rekening bij [bedrijf 3] worden gestort.Uit de bankafschriften van de bankrekening van [bedrijf 1] d.d. 5 september 2007 volgt dat vrijwel direct nadat de eerste belegger, [belegger 1] , op 24 augustus 2007 een bedrag van € 5.150,- had gestort er door middel van een spoedopdracht op 30 augustus 2007 een bedrag van€ 4.500,- aan [bedrijf 4] , het bedrijf waarvan medeverdachte [medeverdachte] directeur en enig aandeelhouder was, werd overgemaakt. Na de inleg van de tweede belegger, [belegger 2] , op 31 augustus 2007 werd er op 4 september 2007 een bedrag van € 1.500,- aan [bedrijf 4] overgemaakt onder vermelding van: “voorschot commisie”. Voorts werd er op dezelfde dag nog een bedrag van € 1.500,- overgemaakt aan [accountmanager] , destijds de partner van verdachte.
De gelden van de eerste twee beleggers zijn dus niet op een geblokkeerde rekening of escrow rekening bij [bedrijf 3] gestort, maar van de ingelegde gelden, groot € 10.300,- is in totaal € 6.000,- gestort naar het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte] en € 1.500,- naar de gewezen partner van verdachte, mevrouw [accountmanager] . Bovendien is de overeenkomst tot het aangaan van een escrow rekening pas op 27 november 2007 door verdachte als vertegenwoordiger van [bedrijf 1] getekend. Uit de bankafschriften blijkt dat verdachte op 9 januari 2008 de eerste storting doet op de escrow rekening bij [bedrijf 3] . Ten tijde van de eerste stortingen was [bedrijf 1] derhalve niet in staat om de door haar ontvangen gelden direct door te sluizen naar een geblokkeerde rekening of de door haar genoemde escrow-rekening, omdat ruim 70% van die ontvangen gelden werden overgeboekt naar de rekeningen van (de gewezen partner van) [verdachte] en van verdachte. [verdachte] heeft daarover ook nog verklaard dat hij dat op de rekening van mevrouw [accountmanager] overboekte om op die wijze beslag op een rekening die op zijn naam stond te voorkomen.
Uit het bovenstaande volgt dat reeds vanaf de eerste inleggen de gelden niet overeenkomstig het gestelde in de prospectus tot zekerheid werden gestort op een geblokkeerde rekening of op een escrow rekening bij [bedrijf 3] , maar werden doorgesluisd naar en gebruikt werden door verdachte en zijn medeverdachte voor geheel andere doeleinden.
Daarnaast staat vast dat de door beleggers ingelegde gelden ook werden gebruikt voor het aan andere beleggers uitbetalen van de (in de prospectus toegezegde) maandelijks te vergoeden vaste rente van 10,2% per jaar als zou er spraken zijn geweest van enig rendement. Ook deze gelden werden dus niet gestort op een geblokkeerde rekening of op een escrow-rekening bij [bedrijf 3] .
Verdachte heeft verklaard dat hij de heer [getuige 1] heeft benaderd om de te bouwen villa’s te ontwerpen en de ontwikkeling daarvan te begeleiden. De heer [getuige 1] was eerder betrokken bij het ontwerp en de bouw van [projectnaam 2] . Het hof is van oordeel dat deze verklaring in een te ver verwijderd verband staat om te zeggen dat het management van [bedrijf 2] . ervaring heeft opgedaan met het ontwikkelen van dergelijke projecten en het succesvol afronden daarvan.
Voorts wordt in de prospectus aangegeven dat ter zekerheid van de investering van de obligatiehouders in [bedrijf 1] er een hypotheek zou worden gevestigd op de gronden die zijn aangekocht door [bedrijf 2] . Uit het dossier blijkt dat er wel aanbetalingen zijn gedaan om bouwgrond te verwerven maar dat de aanbetalingen zijn komen te vervallen toen het gehele bedrag voor de verwerving van die gronden niet werd betaald. Medeverdachte [verdachte] was op de hoogte van het feit dat de aanbetalingen zouden komen te vervallen als het gehele bedrag voor de verwerving van de grond niet werd betaald. Dit betekende dat er dan ook geen hypotheek zou kunnen worden gevestigd op de gronden. Er zijn derhalve nooit gronden door [bedrijf 2] aangekocht waarop hypotheek zou kunnen worden gevestigd.
Het hof is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat in de gebruikte prospectussen informatie was opgenomen die niet strookte met de werkelijkheid. In de prospectussen zijn een mengeling van juiste en onjuiste mededelingen gedaan. Gelet op het aantal onwaarheden in de prospectus is sprake van een samenweefsel van verdichtsels, bedoeld om de lezer te bewegen tot het aangaan van een obligatieovereenkomst met [bedrijf 1] , met welk geldbedrag bouwgrond in Costa Rica zou worden aangekocht waarop een vijftal villa’s zouden worden gebouwd. De beleggers hebben geldbedragen overgemaakt aan [bedrijf 1] . De beleggers wilden niet zozeer bouwgrond kopen en een villa bouwen in Costa Rica, zij wilden een rendement op hun inleg en zekerheid dat hun gelden op de juiste manier zouden worden besteed.. De prospectus gaat immers over beleggen en een beloofd rendement en beloofde zekerheden. Zonder dit samenweefsel van verdichtsels, zoals opgenomen in de prospectus, waren de beleggers niet overgegaan tot het aanschaffen van de obligatie-leningen met [bedrijf 1] , of anders gezegd, waren zij niet bewogen tot afgifte van de geldbedragen die gemoeid waren met die obligatieleningen van [bedrijf 1] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen die geïnteresseerd zijn in het beleggen van hun gelden zich - alvorens daartoe over te gaan- (direct of indirect) laten informeren. Het is gebruikelijk dat dit gebeurt na bestudering van een prospectus, dan wel andere informatie, van het betreffende beleggingsproduct. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat mensen hun gelden beleggen om daar rendement uit te halen. In dit verband is het hof van oordeel dat de wederrechtelijkheid besloten ligt in de onwaarheden die zijn opgenomen in de prospectus, waardoor beleggers bewogen zijn gelden in te leggen. Dit geldt ook ten aanzien van de beleggers die in Ambtshandeling 42 zijn opgenomen. Immers, deze beleggers kunnen niet anders dan door de informatie die aan hen is verstrekt (waaronder de overeenkomst zelf), een obligatieovereenkomst met [bedrijf 1] zijn aangegaan met als doel om een bepaald rendement te behalen. De aan hen verstrekte informatie gaf een onjuist beeld van de aangeboden obligatieovereenkomst, waardoor ook de beleggers zoals opgenomen in Ambtshandeling 42 zijn opgelicht. Zonder de aanwending van prospectussen en/of andere manieren van informatieverstrekking waarin een onjuiste voorstelling van zaken werd gegeven, zouden de beleggers immers niet zijn overgegaan tot het sluiten van de overeenkomst en het vervolgens inleggen van hun gelden.
Uit de analyse van de FIOD betreffende de bankrekening van [bedrijf 1] blijkt dat in de periode 24 augustus 2007 tot en met 3 december 2008 er op die rekening van beleggers een bedrag groot € 1.047.750,- is ontvangen. Daarvan is € 261.377,- op de escrow rekening bij [bedrijf 3] gestort. Verdachte heeft verklaard dat hij geldbedragen van de bankrekening van [bedrijf 1] gebruikte ten behoeve van zijn eigen belangen en de belangen van zijn medeverdachte [medeverdachte] . Zo werden er grote geldbedragen overgemaakt naar andere vennootschappen van verdachte, onder andere naar [projectnaam 4] B.V en de Belastingdienst ten behoeve van [projectnaam 4] BV en [projectnaam 4] Limited waarvan verdachte tevens bestuurder en aandeelhouder was, en werd de met [medeverdachte] afgesproken commissie van 8% ruimschoots overschreden. Van de inleg is een aanzienlijk deel, reeds vanaf de eerste inleggen, terechtgekomen bij de verdachten. Zij hebben zich aldus wederrechtelijk bevoordeeld.
Medeplegen
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben in overleg met elkaar de prospectus samengesteld. Verdachte was enig aandeelhouder van [bedrijf 1] en als directeur zelfstandig bevoegd. Verdachte was de enige die toegang had tot de rekening van [bedrijf 1] en hield zich bezig met de geldstromen. Medeverdachte [medeverdachte] hield zich door middel van zijn bedrijf [bedrijf 4] bezig met de klantenwerving. De huur van het kantoor waar [medeverdachte] met zijn bedrijf en zijn personeel gebruik van maakte werd betaald door [bedrijf 1] . Hieruit blijkt dat er een financiële verwevenheid bestaat tussen deze twee bedrijven. Zonder één van deze twee bedrijven kon het in de prospectus aangeboden product niet worden verkocht. Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen deze bedrijven in de structurering, marketing en de uitvoering van het in de prospectus aangeboden product, en daarmee in de oplichting van de beleggers.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde stelt het hof vast dat verdachte dat feit heeft erkend.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair: hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van
24 augustus 2007 tot en met 5 december 2008 te Huizen en/of Arnhem en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. (verder te noemen [bedrijf 1] ) en/of een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de hierna genoemde personen en/of anderen één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de afgifte
van een of meer geldbedragen, in totaal 1.047.750 euro (AH-042), althans
ongeveer 205.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten;
- 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 16 juli 2008 van
[benadeelde 1] (G01) en/of
- 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 januari 2008 en/of
5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 februari 2008 van
[benadeelde 2] (G03) en/of
- 10.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 december 2007 en/of
10.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 augustus 2008 van
[benadeelde 3] (G04) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 15 augustus 2008 van
[benadeelde 4] (G05) en/of
- 5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 augustus 2007 en/of 5.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 14 maart 2008 en/of 5.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 3 november 2008 van [benadeelde 5]
(G06) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 26 augustus 2008 van
[benadeelde 6] (G07) en/of
- 45.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 mei 2008 en/of 10.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 december 2008 van [benadeelde 7]
(G08) en/of
- 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 18 januari 2008 en/of 5.000
euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 19 februari 2008 van [benadeelde 8]
(D-002),
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk -
zakelijk weergeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (bedoelde personen)
via (een) brochure(s) en/of (een) advertentie(s) en/of (een) prospectus(sen)
en/of door (een) andere publicatie(s) en/of telefonisch en/of op andere wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer obligatieovereenkomst(en), bij welke gelegenhe(i)d(en) hij en/of zijn
mededader(s) heeft/hebben voorgewend dat
- de vennootschap derden kan inschakelen die daartoe bevoegd zijn onder de WTE
1995 en/of
- ontvangen gelden van de beleggers uitsluitend zouden worden aangewend ten
behoeve van de ondersteuning van de bedrijfsvoering van [bedrijf 1] en/of
- de belegger een bedrag investeert dat jaarlijks gegarandeerd een rendement
oplevert van 8,9% en/of 10,2% en/of 11,2% en/of 12% en/of
- het rendement maandelijks tot het einde van de overeenkomst wordt ontvangen
en/of
- de overige kosten van de emissie worden gedragen door de vennootschap en/of
- het management van de dochteronderneming [bedrijf 2] . en/of
[bedrijf 1] één of meer projecten, althans het project [projectnaam 1]
en/of het project [projectnaam 2] , met succes zijn afgerond
en/of beëindigd en/of
- de geleende gelden van de obligatiehouder(s) direct op een geblokkeerde rekening
en/of een escrow account, bij [bedrijf 3]
, worden gestort en/of
- er een hypotheekrecht op de aangekochte gronden waren en/of zouden worden
gevestigd,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen (zoals omschreven in AH042, pag. 282 e.v.) werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en);
2: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 november 2007 tot en met 8 januari 2008 te Arnhem en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een salarisstrook, zijnde een geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat
- op de salarisstrook (D-032) valselijk en in strijd met de waarheid stond
vermeld dat [accountmanager] - zakelijk weergeven - in een (vast)dienstverband als
Accountmanager sinds 1 mei 2005 bij [bedrijf 1] B.V. werkte met een
bruto maandsalaris van 6.537 euro,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij het geschrift (met het oog op het verkrijgen van een geldlening en/of ten bewijze van [accountmanager] inkomen en dienstverband) heeft ingeleverd en/of heeft doen inleveren en/of heeft
afgegeven en/of heeft doen afgeven bij OHRA Bank,
althans dat hij toen en daar voormeld vals of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk voorhanden heeft
gehad en/of opzettelijk heeft afgeleverd of heeft doen afleveren (bij OHRA
Bank, in elk geval een ander), terwijl hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat dat geschrift bestemd was om als ware het echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte particuliere beleggers de mogelijkheid geboden een obligatieovereenkomst aan te gaan met [bedrijf 1] ten behoeve van de bouw van project [projectnaam 3] . Binnen dit project zouden van de opbrengst van de obligatieleningen vijf villa’s gerealiseerd worden. Door de verkoop van de villa’s aan het einde van de looptijd zou een fors rendement behaald worden. Uiteindelijk zijn 80 mensen (een) obligatieovereenkomst(en) aangegaan en hebben daartoe grote geldbedragen ingelegd. De ontwikkeling van de vijf villa’s is echter nooit van de grond gekomen. Verdachte heeft het overgrote deel van de ingelegde gelden besteed voor andere doeleinden dan de realisatie van het project [projectnaam 3] . Zo heeft verdachte bedragen overgemaakt naar zijn medeverdachte [medeverdachte] , voldeed hij financiële verplichtingen van een noodlijdende andere vennootschap op naam van verdachte met de gelden en gebruikte hij het geld voor privédoeleinden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn eigen financiële gewin voor heeft laten gaan op de belangen van de beleggers die, zo blijkt uit hun verklaringen, veelal hun privéspaargelden hebben aangewend, omdat hen, in strijd met de waarheid, een beleggingsproduct met zeer beperkte risico’s werd voorgespiegeld.
Verdachte en zijn mededader hebben door aldus te handelen het vertrouwen dat bij de beleggers is gewekt op ernstige wijze beschaamd en de slachtoffers ernstig financieel benadeeld. De slachtoffers hebben hun spaargelden of andere bronnen van inkomsten in rook zien opgaan.
Daarnaast heeft verdachte een valse salarisstrook opgemaakt om door de OHRA-bank een geldbedrag uitbetaald te krijgen.
Integriteit en vertrouwen zijn belangrijke pijlers in het handelsverkeer en de financiële dienstverlening. Verdachte en zijn medeverdachte hebben aan deze pijlers gezaagd. De slachtoffers die zij met een financiële en vaak ook emotionele strop hebben opgezadeld, zijn daarmee niet de enige benadeelden. De branche als zodanig heeft door het handelen van verdachten eveneens schade opgelopen.
In het voordeel van verdachte weegt het hof mee dat verdachte niet eerder en ook niet sinds het plegen van onderhavig feit in aanraking is gekomen met justitie.
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen door het hof worden opgelegd. Het hof verwijst in dit kader ook naar de rechterlijke oriëntatiepunten van straftoemeting, waaruit blijkt dat bij een fraudebedrag tussen € 500.000,-- en € 1.000.000,-- in beginsel reeds een gevangenisstraf tussen de achttien (18) en twaalf (24) maanden het uitgangspunt is.
Het hof acht, gelet op het feit dat verdachte niet eerder en ook niet sinds het plegen van onderhavig feit in aanraking is gekomen met justitie in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gerechtvaardigd.
Omtrent de vraag of er berechting plaatsvindt binnen een redelijke termijn overweegt het hof als volgt.
De redelijke termijn vangt aan met de eerste handeling waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat het openbaar ministerie tegen hem een strafvervolging zou instellen, in dit geval het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld en voor het eerst werd gehoord, te weten op 27 september 2011. De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht heeft op 27 oktober 2014 vonnis gewezen. Het hof constateert dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden en wel met ongeveer dertien maanden.
Verdachte heeft op 30 oktober 2014 tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 13 november 2014 bij het hof binnengekomen. Het hof wijst op 4 oktober 2017 arrest. Het hof constateert dat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer elf maanden is overschreden.
Nu er ten aanzien van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep sprake is van een (aanzienlijke) overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, welke overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd, zal het hof in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf van 15 maanden opleggen, met aftrek van de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf is passend en geboden.
Benadeelde partijen
[benadeelde 9] en [benadeelde 10]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze benadeelde partijen zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw hebben gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep derhalve te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Overige benadeelde partijen
De overige benadeelde partijen hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd. Het hof heeft derhalve te oordelen over de vorderingen zoals die in hoger beroep zijn gehandhaafd.
Toewijzing vordering benadeelde partijen
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat voornoemde benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden en dat deze schade aan verdachte kan worden toegerekend. De schade die naar het oordeel van het hof voor vergoeding in aanmerking komt bestaat uit de door investeerders ingelegde bedragen om deel te kunnen nemen aan de obligatielening (hierna aangeduid als “Inleg”) en voor zover gevorderd – de daarbij behorende emissiekosten (hierna aangeduid als “em.kosten”) minus de door hen reeds ontvangen rente (hierna aangeduid als uitbet.rente”). De vorderingen kunnen dan ook tot de som van de inleggelden plus gevorderde emissiekosten minus uitbetaalde rente worden toegewezen.
In het hieronder opgenomen overzicht is de berekening van het hof weergegeven om te komen tot het bedrag dat het hof voor toewijzing vatbaar acht, waarbij in de laatste kolom het toe te wijzen bedrag is vermeld:
Benadeelde Inleg em.kosten uitbet.rente schadevergoeding
[benadeelde 11] 5.000,- 150,- 340,- € 4.810,-
[benadeelde 12] 20.000,- - 1.869,14 € 18.130,86
[benadeelde 13] 5.000,- - 212,50 € 4.787,50
[benadeelde 6] 25.000,- - - 1.487,50 € 23.512,50
[benadeelde 14] 10.000,- 300,- 935,00 € 9.365,-
[benadeelde 15] 10.000,- - € 10.000,-
[benadeelde 16] 10.000,- - 595,00 € 9.405,-
[benadeelde 17] 5.000,- - 340,00 € 4.660,-
[benadeelde 18] 10.000,- 300,- 765,- € 9.535,-
[benadeelde 19] 5.000,- - 382,50 € 4.617,50
[benadeelde 20] 5.000,- - 425,00 € 4.575,-
[benadeelde 21] 25.000,- - 2.219,14 € 22.780,86
[benadeelde 9] 5.000,- 150,- 340,- € 4.810,-
[benadeelde 22] 5.000,- - 382,50 € 4.617,50
[benadeelde 23] 1 5.000,- - 1.657,50 € 13.342,50
[benadeelde 24] 5.000,- - 467,50 € 4.532,50
[benadeelde 25] 5.000,- - 297,50 € 4.702,50
[benadeelde 26] 5.000,- 150,- 461,22 € 4.688,78
[benadeelde 27] 10.000,- 300,- 765,- € 9.535,-
[benadeelde 10] 5.000,- - 297,50 € 4.702,50
[benadeelde 28] 10.000,- - 382,50 € 9.617,50
[benadeelde 29] 10.000,- - 425,- € 9.575,-
[benadeelde 30] 5.000,- 150,- 519,12 € 4.630,88
[benadeelde 31] 10.000,- 300,- 765,- € 9.535,-
[benadeelde 32] 5.000,- 150,- 382,50 € 4.767,50
[benadeelde 7] 45.000,- 450,- 4.250,- € 41.200,-
[benadeelde 33] 25.000,- - 1.487,- € 23.513,-
[benadeelde 34] 5.000,- 150,- 556,20 € 4.593,80
[benadeelde 35] 5.000,- - 444,96 € 4.555,04
[benadeelde 36] 15.000,- - 1.275,- € 13.725,-
[benadeelde 37] 5.000,- 150,- 255,- € 4.895,-
[benadeelde 38] 50.000,- - 3.400,- € 46.600,-
[benadeelde 39] 5.000,- - 425,- € 4.575,-
[benadeelde 40] 5.000,- 150,- 510,- € 4.640,-
[benadeelde 41] 15.000,- - 1.035,40 € 13.964,60
[benadeelde 42] 25.000,- - 1.700,- € 23.300,-
[benadeelde 43] 5.000,- - 340,- € 4.660,-
[benadeelde 8] 30.000,- - 3.245,41 € 26.754,59
[benadeelde 45] 5.000,- - 467,50 € 4.532,50
[benadeelde 46] 10.000,- - 510,- € 9.490,-
[benadeelde 47] 15.000,- 450,- 1.020,- € 13.980,-
[benadeelde 48] 10.000,- - 765,- € 9.235,-
[benadeelde 49] 10.000,- - 964,17 € 9.046,-
incl. kopieerkosten
[benadeelde 3] 20.000,- 600,- 1.548,36 € 19.051,64
[benadeelde 50] 25.000,- - 1.699,50 € 23.300,50
[benadeelde 51] 5.000,- - 212,50 € 4.787,50
[benadeelde 52] 5.000,- - 340,- € 4.660,-
[benadeelde 53] 10.000,- - 850,- € 9.150,-
[benadeelde 54] 10.000,- - - € 10.000,-
[benadeelde 4] 25.000,- - 1.487,50 € 23.512,50
[benadeelde 55] 5.000,- - 425,- € 4.575,-
[belegger 2] 10.000,- 300,- 939,56 € 9.360,44
[benadeelde 56] 10.000,- - 595,- € 9.405,-
[benadeelde 57] 5.000,- - - € 5.250,-
incl. rechtsbijstand
[benadeelde 58] 50.000,- - 4.930.- € 45.070,-
[benadeelde 59] 5.000,- - 599,- € 4.401,-
[benadeelde 60] 10.000,- - 964,18 € 9.035,82
De benadeelde partij, [benadeelde 57] , bijgestaan door advocatenkantoor Bracke-Vingerhoets heeft voorts vergoeding van de kosten rechtsbijstand gevorderd. De verdediging heeft deze kosten niet betwist. Het hof ziet aanleiding verdachte te veroordelen in de gevorderde kosten van het geding door de genoemde benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het inschakelen van rechtsbijstand door voornoemde benadeelde partij is gelet op de aard en omvang van de vordering niet onredelijk en niet ongegrond.
Met betrekking tot de overige door de benadeelde partijen opgevoerde kosten is het hof van oordeel dat de behandeling van dat deel van hun vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof zal deze benadeelde partijen in dit deel van hun vorderingen dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof heeft de bepaling van de duur van de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen mede gelet op het bepaalde in artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht. Op grond daarvan is het hof bij het berekenen van de vervangende hechtenis uitgegaan van 365 dagen gedeeld door het totaal aantal benadeelden, zodat het hof per toegekend schadebedrag 6 dagen vervangende hechtenis zal opleggen bij niet (volledig) voldoen van die betalingsverplichting. Het hof heeft hierbij niet gedifferentieerd tussen de hoogten van de toegekende schadevergoedingen.
Nu verdachte het feit tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd, zal het hof de vordering hoofdelijk toewijzen.
Voor het toewijzen van de gevorderde niet uitgekeerde contractuele rente over de looptijd van de overeenkomst bestaat naar het oordeel van het hof geen rechtsgrond. Voor het toekennen van de door verschillende benadeelde partijen gevorderde rente ná de looptijd van de overeenkomst, wijst het hof dat deel van de vorderingen toe, in die zin dat de wettelijke rente wordt toegewezen en wel met ingang van 1 april 2009. Vanaf die datum zijn alle rente betalingen, blijkens de inhoud van ambtshandeling 42, gestopt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.810,00 (vierduizend achthonderdtien euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.810,00 (vierduizend achthonderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 18.130,86 (achttienduizend honderddertig euro en zesentachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 18.130,86 (achttienduizend honderddertig euro en zesentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 13] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.787,50 (vierduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 13] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.787,50 (vierduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.512,50 (drieëntwintigduizend vijfhonderdtwaalf euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.512,50 (drieëntwintigduizend vijfhonderdtwaalf euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 14] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.365,00 (negenduizend driehonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 14] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.365,00 (negenduizend driehonderdvijfenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 15] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 15] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 16] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.405,00 (negenduizend vierhonderdvijf euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 16] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.405,00 (negenduizend vierhonderdvijf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 17] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 17] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 18] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 18] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 19] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.617,50 (vierduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 19] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.617,50 (vierduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 20] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 20] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 21] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 22.780,86 (tweeëntwintigduizend zevenhonderdtachtig euro en zesentachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 21] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 22.780,86 (tweeëntwintigduizend zevenhonderdtachtig euro en zesentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.810,00 (vierduizend achthonderdtien euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.810,00 (vierduizend achthonderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 22] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.617,50 (vierduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 22] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.617,50 (vierduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 23]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 23] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.342,50 (dertienduizend driehonderdtweeënveertig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 23] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 13.342,50 (dertienduizend driehonderdtweeënveertig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 24] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.532,50 (vierduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 24] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.532,50 (vierduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 25] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.702,50 (vierduizend zevenhonderdtwee euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 25] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.702,50 (vierduizend zevenhonderdtwee euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 26]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 26] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.688,78 (vierduizend zeshonderdachtentachtig euro en achtenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 26] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.688,78 (vierduizend zeshonderdachtentachtig euro en achtenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 27]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 27] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 27] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.702,50 (vierduizend zevenhonderdtwee euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.702,50 (vierduizend zevenhonderdtwee euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 29] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.575,00 (negenduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd L.A.A.M. Ho Tam Kouie, ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.575,00 (negenduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 30]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 30] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.630,88 (vierduizend zeshonderddertig euro en achtentachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 30] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.630,88 (vierduizend zeshonderddertig euro en achtentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 28]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 28] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.617,50 (negenduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 28] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.617,50 (negenduizend zeshonderdzeventien euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 31]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 31] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 31] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.535,00 (negenduizend vijfhonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 32]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 32] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.767,50 (vierduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 32] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.767,50 (vierduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 41.200,00 (eenenveertigduizend tweehonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 41.200,00 (eenenveertigduizend tweehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 33]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 33] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 235.13,00 (drieëntwintigduizend vijfhonderddertien euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 33] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.513,00 (drieëntwintigduizend vijfhonderddertien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 34]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 34] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.593,80 (vierduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 34] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.593,80 (vierduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 35]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 35] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.555,04 (vierduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en vier cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 35] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.555,04 (vierduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 36]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 36] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.725,00 (dertienduizend zevenhonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 36] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 13.725,00 (dertienduizend zevenhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 37]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 37] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.895,00 (vierduizend achthonderdvijfennegentig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 37] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.895,00 (vierduizend achthonderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 38]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 38] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 46.600,00 (zesenveertigduizend zeshonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 38] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 46.600,00 (zesenveertigduizend zeshonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 39]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 39] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 39] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 40]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 40] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.640,00 (vierduizend zeshonderdveertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 40] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.640,00 (vierduizend zeshonderdveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.964,60 (dertienduizend negenhonderdvierenzestig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 13.964,60 (dertienduizend negenhonderdvierenzestig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 42]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 42] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.300,00 (drieëntwintigduizend driehonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 42] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.300,00 (drieëntwintigduizend driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 43]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 43] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 43] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 26.754,59 (zesentwintigduizend zevenhonderdvierenvijftig euro en negenenvijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 26.754,59 (zesentwintigduizend zevenhonderdvierenvijftig euro en negenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 45]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 45] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.532,50 (vierduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 45] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.532,50 (vierduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 46]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 46] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.490,00 (negenduizend vierhonderdnegentig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 46] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.490,00 (negenduizend vierhonderdnegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 47]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 47] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.980,00 (dertienduizend negenhonderdtachtig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 47] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 13.980,00 (dertienduizend negenhonderdtachtig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 48]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 48] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.235,00 (negenduizend tweehonderdvijfendertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 48] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.235,00 (negenduizend tweehonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 49]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 49] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.046,00 (negenduizend zesenveertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 49] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.046,00 (negenduizend zesenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 19.051,64 (negentienduizend eenenvijftig euro en vierenzestig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 19.051,64 (negentienduizend eenenvijftig euro en vierenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 50]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 50] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.300,50 (drieëntwintigduizend driehonderd euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 50] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.300,50 (drieëntwintigduizend driehonderd euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 51]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 51] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.787,50 (vierduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 51] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.787,50 (vierduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 52]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 52] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 52] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.660,00 (vierduizend zeshonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.512,50 (drieëntwintigduizend vijfhonderdtwaalf euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.512,50 (drieëntwintigduizend vijfhonderdtwaalf euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 55]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 55] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 55] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.575,00 (vierduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [belegger 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [belegger 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.360,44 (negenduizend driehonderdzestig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij..
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [belegger 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.360,44 (negenduizend driehonderdzestig euro en vierenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij G. Vervoorn
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij G. Vervoorn ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.405,00 (negenduizend vierhonderdvijf euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd G. Vervoorn, ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.405,00 (negenduizend vierhonderdvijf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 57]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 57] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 57] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 53]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 53] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.150,00 (negenduizend honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 53] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.150,00 (negenduizend honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 58]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 58] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 45.070,00 (vijfenveertigduizend zeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 58] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 45.070,00 (vijfenveertigduizend zeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 61]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 61] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 61] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 59]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 59] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.401,00 (vierduizend vierhonderdéén euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 59] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.401,00 (vierduizend vierhonderdéén euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 60]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 60] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.035,82 (negenduizend vijfendertig euro en tweeëntachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 60] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.035,82 (negenduizend vijfendertig euro en tweeëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. G. Dam en mr G. Voorhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 4 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr G. Voorhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 oktober 2017.
Tegenwoordig:
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. M. Nijhuis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.