Einde inhoudsopgave
Transportcode gas LNB
Bijlage 2 Vaststellen omvang technische entry- en exitcapaciteit en overboekcapaciteit
Geldend
Geldend vanaf 21-11-2024
- Bronpublicatie:
07-11-2024, Stcrt. 2024, 37566 (uitgifte: 20-11-2024, regelingnummer: ACM/UIT/622587)
- Inwerkingtreding
21-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-2024, Stcrt. 2024, 37566 (uitgifte: 20-11-2024, regelingnummer: ACM/UIT/622587)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
B2.1. Algemeen
In Bijlage 2 wordt vastgelegd op welke wijze de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de omvang van de technische capaciteit en de overboekcapaciteit op entry- en exitpunten bepaalt.
B2.2. Technische capaciteit
1
De bepaling van de technische capaciteit van entry- en exitpunten wordt voor elk toekomstig gasjaar vastgesteld met een maximum van vijftien jaren vooruit. Per gasjaar wordt rekening gehouden met mogelijke netwerkaanpassingen, zoals die in het meest recente investeringsplan zijn vastgesteld. Per gasjaar wordt dan op basis van planningsuitgangspunten, de verwachte netwerkconfiguratie voor dat jaar (inclusief de voor dat gasjaar voorziene aanpassingen) en het voor dat gasjaar verwachte capaciteitsgebruik op entry- en exitpunten een set scenario’s gegenereerd. Al deze scenario’s kenmerken zich door zware, doch realistische, transportsituaties en worden doorgerekend om te toetsen of het betreffende scenario succesvol kan worden getransporteerd. Als blijkt dat dit voor alle gegenereerde scenario’s het geval is, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overgaan tot het vaststellen van de technische capaciteit op entry- en exitpunten.
2
De aldus voor vijftien toekomstige gasjaren vastgestelde technische entry- en exitcapaciteit wordt ieder jaar als jaarproducten aangeboden op PRISMA. De technische capaciteit voor het eerste toekomstige gasjaar zal tevens worden gehanteerd voor de veilingen ten behoeve van de vier kwartalen in het eerste gasjaar.
3
De technische entry- en exitcapaciteit voor maandproducten wordt binnen 4 weken voor de publicatiedatum van de desbetreffende maandveiling vastgesteld. De technische entry- en exitcapaciteit voor dag- en within-day producten komt overeen met de entry- en exitcapaciteit van de maand waarin de betrokken dag valt.
B2.2.1. Prognoses vraag en aanbod
Bij het inschatten van vraag en aanbod per gasjaar wordt gebruik gemaakt van verwachtingen ten aanzien van de capaciteit op elk entry- of exitpunt. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op reeds gecontracteerde capaciteit per entry- en exitpunt, aangevuld met onderbouwde schattingen op basis van gegevens van bijvoorbeeld producenten, regionale netbeheerders en beheerders van gasopslagen.
De aanleiding om het landelijk gastransportnet aan te passen is meestal terug te voeren tot veranderingen in de capaciteitsprognoses op entry- en exitpunten. De wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tot zijn prognoses komt, wordt gepubliceerd op de website van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.
B2.2.2. Planningsuitgangspunten
Planningsuitgangspunten zijn gekwalificeerde keuzes ten aanzien van de technische hoedanigheden van het landelijk gastransportnet of onderdelen daarvan, de fysische hoedanigheden van het te transporteren gas en verwachtingen over het capaciteitsgebruik op een entry- en/of exitpunt en/of combinaties van entry- en exitpunten.
Ten aanzien van de technische hoedanigheden gaat het om eigenschappen van het netwerk of installaties in het netwerk of van componenten van installaties. Voorbeelden daarvan zijn maximale gasdruk of gassnelheid die volgen uit veiligheidseisen, werkgebieden van installaties of componenten van installaties, reservestelling van installaties of componenten van installaties en afspraken met afnemers over de condities waarop het gas wordt afgeleverd.
Bij fysische hoedanigheden van het gas gaat het onder andere om calorische bovenwaarde, Wobbe index, druk, dichtheid en samenstelling van het gas, waaronder zowel wenselijke als onwenselijke componenten.
Het verwachte capaciteitsgebruik op een entry- of exitpunt kan in principe variëren tussen de prognose (de hoogste waarde) en nul. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verbindt immers geen restricties aan het capaciteitsgebruik door een erkende programmaverantwoordelijke op een entry- of exitpunt. Daarmee is het voor het bepalen van de technische capaciteit op een entry- of exitpunt van belang zo goed mogelijk in te schatten wat onder bepaalde omstandigheden het capaciteitsgebruik op een entry- of exitpunt zal zijn, wat de onderlinge relaties zijn tussen deze entry- en exitpunten en de relatie met externe factoren, zoals bijvoorbeeld temperatuur en jaargetijde.
Alle uitgangspunten die van belang zijn voor het ontwerp van het landelijk gastransportnet worden gepubliceerd op de website van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.
B2.2.3. Zwaarteselectie
Vervallen.
B2.2.4. Scenario’s
Na het toepassen van de planningsuitgangspunten resteert er nog een groot aantal combinaties van capaciteitsgebruik op entry- en exitpunten. Uit de range van al die mogelijke combinaties resteert na het toepassen van de zwaarteselectie een beperkte set van scenario’s.
Bij de zwaarteselectie wordt rekening gehouden met de hoogste drukval op een bepaalde transportroute en/of een situatie waarin de kwaliteitsconversie maximaal wordt belast.
Alle scenario’s kenmerken zich door zware, doch realistische, transportsituaties. Bij elk door te rekenen scenario wordt de, in dat scenario, verwachte capaciteit op alle entry- en exitpunten vastgesteld. Hierbij wordt tevens als randvoorwaarde gesteld dat de totale hoeveelheid energie op de entrypunten in balans moet zijn met de totale hoeveelheid energie op de exitpunten.
B2.2.5. Berekeningen
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet berekent voor elk gegenereerd scenario of de verwachte capaciteit op een entry- of exitpunt kan worden getransporteerd. Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van het gastransportnet zoals dat er in het betreffende gasjaar zal uitzien, dus inclusief aanpassingen zoals die in het investeringsplan zijn vastgesteld.
B2.2.6. Beoordeling en bepaling technische capaciteit
Het landelijk gastransportnet is naar het oordeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in staat om vaste capaciteit op een entry- of exitpunt te kunnen leveren, indien uit de berekeningen blijkt dat bij alle scenario’s de verwachte capaciteit op entry- en exitpunten getransporteerd kan worden.
Indien uit berekeningen blijkt dat de verwachte capaciteit op een entry- of exipunt niet kan worden getransporteerd, dan worden er nadere analyses uitgevoerd. Dit kan eventueel leiden tot een aanpassing van het landelijk gastransportnet. Dergelijke maatregelen worden vastgelegd in het investeringsplan.
Indien uit de scenario’s blijkt dat er mogelijkheden zijn om op sommige entry- en/of exitpunten meer capaciteit aan te bieden dan worden berekeningen herhaald, waarbij de capaciteit op sommige entry- en/of exitpunten wordt verhoogd.
Hierbij verhoogt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de capaciteit op die entry- en/of exitpunten, waar de kans op een hoger aanbod en/of een hogere marktvraag het grootst wordt geacht. Door de capaciteiten maximaal te verhogen binnen de mogelijkheden van het netwerk, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de technische capaciteit voor entry- en exitpunten vaststellen.
De technische capaciteit voor entry- en exitpunten voor het zesde tot en met het vijftiende toekomstige gasjaar is gebaseerd op het extrapoleren van de voor het vijfde jaar vastgestelde technische capaciteit op een entry- of exitpunt, waarbij rekening gehouden wordt met afspraken met NNO’s.
B2.3. Overboekcapaciteit
De volgende bepalingen zijn alleen van toepassing op (virtuele) interconnectiepunten waar er sprake is van contractuele congestie en/of waar de netbeheerder van het landelijk gastransportnet mogelijk contractuele congestie verwacht.
B2.3.1. Gasdag en within-day
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet bepaalt de overboekcapaciteit ten behoeve van de dag- en within-day-veiling op basis van de statistische scenario’s van de voor betreffende gasdag te verwachten hoeveelheid ongebruikte fysieke entry- of exitcapaciteit en de inschatting van het risico op buitensporige terugkoopverplichtingen.
B2.3.2. Gasmaand
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet bepaalt de overboekcapaciteit ten behoeve van de maandveiling op basis van de statistische scenario’s van de voor betreffende gasmaand te verwachten hoeveelheid ongebruikte fysieke entry- of exitcapaciteit en de inschatting van het risico op buitensporige terugkoopverplichtingen.
B2.3.3. Gaskwartaal
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet bepaalt de overboekcapaciteit ten behoeve van een kwartaalveiling op basis van de statistische scenario’s van de voor betreffende kwartaal te verwachten hoeveelheid ongebruikte fysieke entry- of exitcapaciteit en de inschatting van het risico op buitensporige terugkoopverplichtingen.
B2.3.4. Gasjaar
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet bepaalt de overboekcapaciteit ten behoeve van een jaarveiling op basis van de statistische scenario’s van de voor een of meerdere gasjaren te verwachten hoeveelheid ongebruikte fysieke entry- of exitcapaciteit en de inschatting van het risico op buitensporige terugkoopverplichtingen.
B2.3.5
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet rapporteert ieder jaar aan de Autoriteit Consument en Markt voorafgaand aan de in de NC-CAM kalender genoemde datum voor de betreffende veiling over de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de in deze paragraaf B.2.3. beschreven methode. Indien er aanleiding is om de methode tussen de rapportage intervallen aan te passen meldt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dit binnen een maand vanaf het moment dat hij de methode heeft gewijzigd onder toevoeging van de wijzigingen en de motvering van de wijzigingen.
B2.3.6
- 1.
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet biedt voor elke gasdag ten minste 5% van de technische capaciteit van een (virtueel) interconnectiepunt aan als overboekcapaciteit op dat betreffende (virtuele) interconnectiepunt.
- 2.
Ter invulling van de verplichting uit het eerste lid maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet gebruik van een willekeurige combinatie van de jaar-, kwartaal-, maand-, dag- en within-day producten.
- 3.
De verplichting van het eerste lid geldt niet indien er sprake is van onderhoud of beperking van transport als bedoeld in artikel 4.4.