NJ 1961/194
Bewezenverklaring van alternatief gestelde omstandigheden moet steunen op bewijsmiddelen, welke redengevend kunnen zijn m.b.t. elk der alternatieven.
HR 01-11-1960, ECLI:NL:HR:1960:46, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 november 1960
- Magistraten
Mrs. Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier, Dubbink
- Zaaknummer
[011960/NJ_1961-194]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS138656:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1960:46, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑11‑1960
- Wetingang
(Motorrijtuigenbelastingwet 1926 art. 3a; Sv art. 359.)
Essentie
Bewezenverklaring van alternatief gestelde omstandigheden moet steunen op bewijsmiddelen, welke redengevend kunnen zijn m.b.t. elk der alternatieven.
Samenvatting
Ambtshalve: Blijkens den weergegeven inhoud der t.l.l. bevat deze de stelling, dat het motorrijtuig werd voortbewogen „of" was ingericht om te worden voortbewogen op andere mechanische wijze als vermeld. De Pol.r., die tussen de beide, door het voegwoord „of" verbonden, alternatieven geen keuze deed, heeft de t.l.l. in haar geheel — behoudens voor wat betreft de opgave van den tijd waarop het feit zou zijn gepleegd — bewezenverklaard. Zodanige bewezenverklaring t.a.v. alternatief gestelde omstandigheden is alleen dan toelaatbaar, indien zij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.