NJ 2021/211
Ondervragingsrecht. Post-Keskin. Motiveringsklacht over afwijzing van voorwaardelijk verzoek tot horen van voor verdachte belastende getuige.
HR 25-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:765
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 mei 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/03630
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS271421:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:765, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:497, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑04‑2020
- Wetingang
Art. 6 lid 3 aanhef en onder d EVRM
Essentie
Ondervragingsrecht. Post-Keskin. Motiveringsklacht over de afwijzing door het hof van het voorwaardelijk verzoek tot het horen van een voor de verdachte belastende getuige. De klacht slaagt.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van betrokkene 1 als getuige ontoereikend is gemotiveerd, althans dat het gebruik van de eerder door deze getuige afgelegde verklaringen voor het bewijs onverenigbaar is met artikel 6 lid 3, aanhef en onder d, EVRM, omdat de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.