Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, 2004
Bijlage Voorschriften voor controle en beheer van ballastwater en sedimenten van schepen
Geldend
Geldend van 01-06-2022 tot 01-02-2025
- Bronpublicatie:
20-11-2021, Trb. 2021, 71 (uitgifte: 25-11-2021, regelingnummer: MEPC.325(75))
- Inwerkingtreding
01-06-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-08-2022, Trb. 2022, 68 (uitgifte: 19-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Afdeling A. Algemene bepalingen
Voorschrift A-1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Bijlage wordt verstaan onder:
- 1.
‘verjaardatum’, de dag en maand van elk jaar die overeenkomen met de datum waarop het certificaat verloopt.
- 2.
‘ballastwatercapaciteit’, de totale inhoud van alle tanks, ruimten of compartimenten van een schip die worden gebruikt voor het vervoeren, innemen of lozen van ballastwater, met inbegrip van multifunctionele tanks, ruimten of compartimenten die zijn ontworpen om het vervoer van ballastwater mogelijk te maken.
- 3.
‘maatschappij’, de eigenaar van het schip of enige andere organisatie of persoon, bijvoorbeeld de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid betreffende de bedrijfsvoering aan boord van het schip heeft overgenomen van de eigenaar van het schip en die door de aanvaarding van die verantwoordelijkheid ermee heeft ingestemd alle plichten en verantwoordelijkheden die door de International Safety Management (ISM) Code1.) worden opgelegd, over te nemen.
- 4.
‘gebouwd’, met betrekking tot een schip een stadium in de bouw waarin:
- 1.
de kiel wordt gelegd; of
- 2.
de bouw specifiek voor een bepaald schip aanvangt; of
- 3.
is aangevangen met de montage van dat schip, dat ten minste 50 ton of 1 percent van de geschatte massa van alle bouwmateriaal omvat, naar gelang van welke van beide het minst is; of
- 4.
het schip een belangrijke verbouwing ondergaat.
- 5.
‘belangrijke verbouwing’, de verbouwing van een schip:
- 1.
waarbij de ballastwatercapaciteit met 15 percent of meer wordt gewijzigd, of
- 2.
waarbij het scheepstype verandert, of
- 3.
waarbij, naar het oordeel van de Administratie, beoogd wordt de levensduur met ten minste tien jaar te verlengen, of
- 4.
die leidt tot veranderingen in het ballastwatersysteem anders dan vervanging van onderdelen met soortgelijke onderdelen. Verbouwing van een schip teneinde te voldoen aan de bepalingen van voorschrift D-1 wordt voor de toepassing van deze Bijlage niet aangemerkt als een belangrijke verbouwing.
- 6.
‘van het dichtstbijzijnde land’, van de basislijn van waaruit de territoriale zee van het betrokken gebied wordt bepaald overeenkomstig het internationale recht, behoudens dat, voor de toepassing van het Verdrag ‘van het dichtstbijzijnde land’ onder de noordoostkust van Australië betekent: ‘van een lijn getrokken van een punt op de kust van Australië gelegen op:
11°00′ zuiderbreedte en 142°08′ oosterlengte
naar een punt op 10°35′ zuiderbreedte en 141°55′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 10°00′ zuiderbreedte en 142°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 9°10′ zuiderbreedte en 143°52′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 9°00′ zuiderbreedte en 144°30′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 10°41′ zuiderbreedte en 145°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 13°00′ zuiderbreedte en 145°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 15°00′ zuiderbreedte en 146°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 17°30′ zuiderbreedte en 147°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 21°00′ zuiderbreedte en 152°55′ oosterlengte
vandaar naar een punt op 24°30′ zuiderbreedte en 154°00′ oosterlengte
vandaar naar een punt op de kust van Australië
op 24°42′ zuiderbreedte en 153°15′ oosterlengte.
- 7.
‘actieve stof’, een stof die of organisme, virussen of schimmels daaronder begrepen, dat een algemeen of specifiek effect heeft op schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen.
- 8.
BWMS Code, de Code voor de goedkeuring van ballastwaterbeheersystemen, aangenomen bij resolutie MEPC.300(72), eventueel als gewijzigd door de Organisatie, op voorwaarde dat deze wijzigingen worden aangenomen en van kracht worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van dit Verdrag betreffende de procedure voor wijziging die van toepassing is op deze Bijlage.
Voorschrift A-2. Algemene toepasbaarheid
Tenzij uitdrukkelijk anders voorzien, mag het lozen van ballastwater alleen geschieden in het kader van ballastwaterbeheer in overeenstemming met de bepalingen van deze Bijlage.
Voorschrift A-3. Uitzonderingen
De vereisten van voorschrift B-3 of maatregelen aangenomen door een Partij uit hoofde van artikel 2, derde lid, en Afdeling C, zijn niet van toepassing op:
- 1.
het innemen of lozen van ballastwater en sedimenten ten behoeve van de waarborging van de veiligheid van een schip in noodsituaties of voor het redden van mensenlevens op zee; of
- 2.
de onbedoelde lozing of inname van ballastwater en sedimenten als gevolg van beschadiging van een schip of zijn uitrusting:
- 1.
mits voor en na het ontstaan van de schade of na het ontdekken van de schade of de lozing alle redelijke voorzorgen zijn getroffen om de lozing te voorkomen of tot een minimum te beperken; en
- 2.
tenzij de eigenaar, Maatschappij of de verantwoordelijke officier de schade opzettelijk of door roekeloosheid veroorzaakt heeft; of
- 3.
het innemen en lozen van ballastwater en sedimenten wanneer dit geschiedt teneinde voorvallen van verontreiniging door het schip te voorkomen of tot een minimum te beperken; of
- 4.
het innemen en vervolgens lozen op volle zee van datzelfde ballast-water en dezelfde sedimenten; of
- 5.
het lozen van ballastwater en sedimenten door een schip op dezelfde locatie waar dat ballastwater en die sedimenten geheel van afkomstig zijn en mits er geen vermenging met onbeheerd ballastwater uit andere gebieden heeft plaatsgevonden. Indien vermenging heeft plaatsgevonden, valt het ballastwater afkomstig van andere gebieden onder ballastwaterbeheer in overeenstemming met deze Bijlage.
Voorschrift A-4. Ontheffingen
1
‘Een Partij kan of Partijen kunnen in de wateren onder haar of hun rechtsmacht, naast de ontheffingen vervat in dit Verdrag, tevens ontheffing verlenen van de vereisten voor de toepassing van voorschriften B-3 of C-1, evenwel uitsluitend indien deze
- 1.
worden verleend aan een schip of aan schepen op reis tussen aangegeven havens of locaties, of aan een schip dat uitsluitend vaart tussen aangegeven havens of locaties;
- 2.
gelden voor een termijn van ten hoogste vijf jaar, onder voorbehoud van tussentijdse herziening;
- 3.
zijn verleend aan schepen die geen ballastwater of sedimenten vermengen anders dan tussen de havens of locaties omschreven in punt 1.1; en
- 4.
zijn verleend op grond van de door de Organisatie opgestelde richtlijnen voor risicoanalyse.
2
Ontheffingen verleend uit hoofde van punt 1 worden pas van kracht na mededeling aan de Organisatie en toezending van de desbetreffende informatie aan de Partijen.
3
Ontheffingen verleend uit hoofde van dit voorschrift mogen niet ten koste gaan van of leiden tot schade aan het milieu, de gezondheid van de mens, of aan goederen of hulpbronnen in aangrenzende of andere Staten. Een Staat die naar het oordeel van de Partij nadelige gevolgen kan ondervinden wordt geraadpleegd teneinde gesignaleerde problemen te verhelpen.
4
Ontheffingen verleend uit hoofde van dit voorschrift worden vastgelegd in het ballastwaterjournaal.
Voorschrift A-5. Naleving van gelijkwaardige voorschriften
Of een pleziervaartuig dat uitsluitend wordt gebruikt voor recreatie of wedstrijden of vaartuigen die primair worden gebruikt ten behoeve van opsporing en redding, met een totale lengte van ten hoogste 50 meter en een ballastwatercapaciteit van ten hoogste 8 m3 voldoet aan voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die in deze Bijlage, wordt vastgesteld door de Administratie, waarbij rekening wordt gehouden met door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
Afdeling B. Vereisten voor schepen ten aanzien van beheer en controle
Voorschrift B-1. Ballastwaterbeheersplan
Aan boord van elk schip dient een ballastwaterbeheersplan te zijn en te worden geïmplementeerd. Een dergelijk plan dient te worden goedgekeurd door de Administratie, rekening houdend met door de Organisatie op te stellen richtlijnen. Elk schip heeft een eigen ballastwaterbeheersplan, dat ten minste:
- 1.
gedetailleerde veiligheidsprocedures voor schip en bemanning bevat ter zake van ballastwaterbeheer zoals vereist door dit Verdrag;
- 2.
voorziet in een gedetailleerde beschrijving van de te treffen maatregelen om het ballastwaterbeheersplan te implementeren alsmede aanvullende praktijken voor ballastwaterbeheer zoals vervat in dit Verdrag;
- 3.
details dient te vermelden van de procedures voor het verwijderen van sedimenten:
- 1.
op zee; en
- 2.
aan de wal;
- 4.
de procedures bevat voor de afstemming van ballastwaterbeheer aan boord inzake het lozen op zee, met de autoriteiten van de Staat in de wateren waarvan de lozing zal plaatsvinden;
- 5.
de officier aan boord aanwijst die verantwoordelijk is voor het waarborgen dat het plan naar behoren wordt geïmplementeerd;
- 6.
de rapportagevereisten bevat voor de schepen voorzien in dit Verdrag; en
- 7.
opgesteld is in de werktaal van het schip. Ingeval de gebruikte taal een andere is dan de Engelse, de Franse of de Spaanse taal dient een vertaling in één van deze talen te zijn opgenomen.
Voorschrift B-2. Ballastwaterjournaal
1
Aan boord van ieder schip dient een ballastwaterjournaal te zijn dat een elektronisch bestand kan zijn of opgenomen kan zijn in een ander journaal of systeem en ten minste de in Aanhangsel II omschreven informatie bevat.
2
De notities in het ballastwaterjournaal dienen ten minste twee jaar nadat de laatste notitie heeft plaatsgevonden aan boord te blijven en daarna ten minste gedurende drie jaar in de macht te blijven van de Maatschappij.
3
Lozingen van ballastwater uit hoofde van de voorschriften A-3, A-4 of B-3.6 of in het geval van andere onbedoelde of uitzonderlijke lozingen van ballastwater waarvoor uit hoofde van dit Verdrag geen ontheffing geldt, worden genoteerd in het ballastwaterjournaal waarbij de omstandigheden en de reden voor de lozing worden beschreven.
4
Het ballastwaterjournaal dient op redelijke tijdstippen onmiddellijk beschikbaar te zijn voor inzage en in het geval van een onbemand schip op sleep kan het aan boord van de sleepboot worden bewaard.
5
Elke ballastwateroperatie dient onverwijld en volledig in het ballastwaterjournaal te worden genoteerd. Elke notitie dient te worden ondertekend door de voor de desbetreffende operatie verantwoordelijke officier en elke ingevulde pagina dient te worden ondertekend door de kapitein. De notities in het ballastwaterjournaal dienen te worden opgesteld in de werktaal van het schip. Ingeval die taal een andere is dan de Engelse, de Franse of de Spaanse taal dienen de notities te zijn voorzien van een vertaling in één van deze talen. Wanneer de notities tevens zijn gesteld in een officiële taal van de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren, zijn deze doorslaggevend in geval van een geschil of een tegenstrijdigheid.
6
Functionarissen die naar behoren zijn gemachtigd door een Partij mogen het ballastwaterjournaal aan boord van een schip waarop dit voorschrift van toepassing is terwijl het schip zich in haar haven of bij een laad- of losplaats buitengaats bevindt controleren en een afschrift maken van notities en van de kapitein verlangen dat deze het afschrift voor eensluidend waarmerkt. Een aldus gewaarmerkt afschrift dient in gerechtelijke procedures toegelaten te worden als bewijs van de feiten weergegeven in de notitie. De controle van een ballastwaterjournaal en het maken van een gewaarmerkt afschrift dienen zo spoedig mogelijk plaats te vinden zonder te leiden tot onnodige vertraging van het schip.
Voorschrift B-3. Ballastwaterbeheer voor schepen
1
Op schepen gebouwd vóór 2009:
- 1.
met een ballastwatercapaciteit van 1.500 tot en met 5.000 kubieke meter, dient het ballastwater tot de herkeuring omschreven in punt 10 te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-1 of in voorschrift D-2, en nadien ten minste aan de normen beschreven in voorschrift D-2;
- 2.
met een ballastwatercapaciteit van minder dan 1.500 of meer dan 5.000 kubieke meter, dient het ballastwater tot de herkeuring beschreven in punt 10 te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-1 of in voorschrift D-2 en nadien ten minste aan de normen beschreven in voorschrift D-2.
2
Op schepen gebouwd in of na 2009 en vóór 8 september 2017 met een ballastwatercapaciteit van minder dan 5.000 kubieke meter dient het ballastwater vanaf de datum van de herkeuring beschreven in punt 10 te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2.
3
Op schepen gebouwd in of na 2009, maar vóór 2012, met een ballastwatercapaciteit van 5.000 kubieke meter of meer dient het ballastwater te worden beheerd in overeenstemming met punt 1.2.
4
Op schepen gebouwd in of na 2012 en vóór 8 september 2017 met een ballastwatercapaciteit van 5.000 kubieke meter of meer dient het ballastwater vanaf de datum van de herkeuring beschreven in punt 10 te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2.
5
Op schepen gebouwd op of na 8 september 2017 dient het ballastwater te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2.
6
De vereisten van dit voorschrift zijn niet van toepassing op schepen die ballastwater lozen bij een ontvangstinrichting die overeenkomstig de door de Organisatie voor dergelijke inrichtingen opgestelde richtlijnen is ontworpen.
7
Andere methoden voor ballastwaterbeheer kunnen worden aanvaard als alternatief voor de vereisten beschreven in de punten 1 tot en met 5 en punt 8, mits deze methoden ten minste dezelfde mate van bescherming van het milieu, de gezondheid van de mens, van goederen of hulpbronnen waarborgen en deze in beginsel zijn goedgekeurd door de Commissie.
8
Op schepen gebouwd vóór 8 september 2017 waarop de in punt 10 beschreven herkeuring niet van toepassing is, dient het ballastwater te worden beheerd op een wijze die ten minste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2 vanaf de door de Administratie te bepalen datum, maar niet later dan 8 september 2024.
9
Schepen waarop de punten 2, 4 of 8 van toepassing zijn dienen te voldoen aan hetzij voorschrift D-1, hetzij voorschrift D-2 tot het moment waarop zij dienen te voldoen aan voorschrift D-2.
10
Niettegenstaande voorschrift E-1.1.2 wordt onder de in de punten 1.1, 1.2, 2 en 4 bedoelde herkeuring verstaan:
- .1.
de eerste herkeuring, zoals bepaald door de Commissie, op of na 8 september 2017 indien:
- .1.
deze is voltooid op of na 8 september 2019; of
- .2.
een herkeuring is voltooid op of na 8 september 2014 maar vóór 8 september 2017; en
- .2.
de tweede herkeuring, zoals bepaald door de Commissie, op of na 8 september 2017 indien de eerste herkeuring op of na 8 september 2017 is voltooid vóór 8 september 2019, mits niet is voldaan aan de voorwaarden van punt 10.1.2.
Voorschrift B-4. Wisseling van ballastwater
1
Schepen die ballastwater wisselen teneinde te voldoen aan de normen in voorschrift D-1, dienen:
- 1.
het ballastwater waar mogelijk te wisselen ten minste op 200 zeemijl van het dichtstbijzijnde land en in water met een diepte van ten minste 200 meter, rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen;
- 2.
in gevallen waarin het schip geen ballastwater kan wisselen in overeenstemming met punt 1.1, dient dit te geschieden met inachtneming van de richtlijnen beschreven in punt 1.1 en zo ver mogelijk verwijderd van het dichtstbijzijnde land, en in alle gevallen ten minste 50 zeemijl van het dichtstbijzijnde land en in water met een diepte van ten minste 200 meter.
2
In zeegebieden op een afstand van het dichtstbijzijnde land of met een diepte die niet overeenkomen met de parameters omschreven in de punten 1.1 of 1.2, kan de havenstaat in overleg met aangrenzende of andere Staten, naar gelang hetgeen van toepassing is, gebieden aanwijzen waar een schip ballastwater kan wisselen met inachtneming van de richtlijnen omschreven in punt 1.1.
3
Van schepen zal niet verlangd worden dat zij afwijken van de beoogde reis of deze vertragen teneinde te voldoen aan een specifiek vereiste van punt 1.
4
Van schepen die ballastwater wisselen wordt niet verlangd dat zij voldoen aan punt 1 of 2, naar gelang hetgeen van toepassing is, indien de kapitein redelijkerwijs oordeelt dat een dergelijke wisseling de veiligheid of stabiliteit van het schip, zijn bemanning of passagiers in gevaar zou brengen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden, het ontwerp van of krachten op het schip, uitval van uitrusting of andere uitzonderlijke omstandigheden.
5
Indien een schip ballastwater dient te wisselen en zulks nalaat in strijd met dit voorschrift, worden de redenen vermeld in het ballastwaterjournaal.
Voorschrift B-5. Sedimentenbeheer voor schepen
1
Alle schepen dienen sedimenten uit de ruimten bestemd voor het vervoer van ballastwater in overeenstemming met de bepalingen van hun ballastwaterbeheersplan te verwijderen en af te voeren.
2
De schepen omschreven in de voorschriften B-3.3 tot en met B-3.5 dienen zonder afbreuk te doen aan de veiligheid of operationele doelmatigheid, zodanig te zijn ontworpen en gebouwd dat de inname en het ongewenst achterblijven van sedimenten tot een minimum wordt beperkt, de verwijdering van sedimenten wordt vergemakkelijkt en dat veilig toegang kan worden verkregen om sedimenten te verwijderen en te bemonsteren, rekening houdend met door de Organisatie opgestelde richtlijnen. De schepen omschreven in voorschrift B-3.1 dienen voor zover mogelijk te voldoen aan dit punt.
Voorschrift B-6. Taken van offıcieren en bemanning
Officieren en bemanning dienen vertrouwd te zijn met hun taken bij de implementatie van het ballastwaterbeheersplan dat geldt voor het schip waarop zij werkzaam zijn, en dienen overeenkomstig hun taken vertrouwd te zijn met het ballastwaterbeheersplan van het schip.
Afdeling C. Speciale vereisten in bepaalde gebieden
Voorschrift C-1. Aanvullende maatregelen
1
Indien een Partij afzonderlijk of gezamenlijk met andere Partijen bepaalt dat naast de maatregelen vervat in Afdeling B aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen via het ballastwater en de sedimenten van schepen te voorkomen, te beperken of uit te bannen, kan een dergelijke Partij of kunnen dergelijke Partijen, in overeenstemming met het internationale recht verlangen dat schepen voldoen aan een specifieke norm of aan specifieke vereisten.
2
Alvorens uit hoofde van punt 1 normen of vereisten vast te stellen, dient een Partij of dienen Partijen te overleggen met de aangrenzende of andere Staten die van deze normen of vereisten gevolgen kunnen ondervinden.
3
Een Partij die beoogt of Partijen die beogen aanvullende maatregelen in overeenstemming met punt 1 in te voeren:
- 1.
houden rekening met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
- 2.
geven hun voornemen aanvullende maatregelen te treffen ten minste zes maanden voorafgaand aan de beoogde datum van implementatie door aan de Organisatie, behalve in noodsituaties of in geval van epidemieën. Daarbij dienen te worden vermeld:
- 1.
de precieze coördinaten van de gebieden waar de aanvullende maatregel(en) van toepassing is (zijn);
- 2.
de noodzaak en redenen voor de toepassing van de aanvullende maatregel(en), zo mogelijk met inbegrip van het nut ervan;
- 3.
een beschrijving van de aanvullende maatregel(en); en
- 4.
eventuele regelingen die kunnen worden getroffen teneinde te bevorderen dat schepen kunnen voldoen aan de aanvullende maatregel(en).
- 3.
verkrijgen voorzover vereist op grond van het internationaal gewoonterecht, zoals vervat in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, indien van toepassing, toestemming van de Organisatie.
4
Bij de invoering van dergelijke aanvullende maatregelen dient een Partij of dienen Partijen te trachten alle nodige diensten beschikbaar te stellen, waaronder, maar niet beperkt tot kennisgeving aan zeelieden inzake gebieden, beschikbare en alternatieve routes of havens, voorzover praktisch uitvoerbaar, teneinde de overlast voor het schip te beperken.
5
Eventuele aanvullende maatregelen die door een Partij of Partijen zijn genomen mogen niet ten koste gaan van de veiligheid van het schip en in geen geval in strijd zijn met eventuele andere verdragen waaraan het schip moet voldoen.
6
Partijen die aanvullende maatregelen nemen kunnen deze gedurende een periode of onder bepaalde voorwaarden opschorten, indien zij dit opportuun achten.
Voorschrift C-2. Waarschuwingen betreffende het innemen van ballastwater in bepaalde gebieden en de desbetreffende maatregelen van de vlaggenstaat
1
Een Partij dient te trachten zeelieden in kennis te stellen van gebieden onder hun rechtsmacht waarin schepen vanwege hun bekende omstandigheden geen ballastwater dienen in te nemen. Een Partij moet in deze kennisgevingen de precieze coördinaten van het gebied of de gebieden opnemen en waar mogelijk de locatie van een alternatief gebied of alternatieve gebieden voor het innemen van ballastwater. Waarschuwingen kunnen worden afgegeven voor:
- 1.
gebieden waarvan bekend is dat er uitbraken, plagen of populaties van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen zijn (bijvoorbeeld toxisch algenschuim) die mogelijk van belang zijn voor de inname of lozing van ballastwater;
- 2.
gebieden nabij rioolmondingen; of
- 3.
gebieden waar sprake is van weinig spoeling door de getijden of tijdstippen waarop een getijdestroming meer modder met zich meebrengt.
2
Behalve zeelieden in kennis stellen van gebieden overeenkomstig het bepaalde in punt 1, dienen Partijen tevens de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van kunnen ondervinden in kennis te stellen van gebieden als bedoeld in punt 1 en de termijn gedurende welke deze waarschuwing mogelijk van kracht is. De kennisgeving aan de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van kunnen ondervinden dient de precieze coördinaten van het gebied of de gebieden en waar mogelijk de locatie van alternatieve gebieden voor het innemen van ballastwater te bevatten. De kennisgeving dient adviezen te omvatten aan schepen die in het gebied ballastwater moeten innemen, met beschrijvingen van getroffen regelingen voor alternatieve inname. De Partij dient tevens zeelieden, de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van ondervinden in kennis te stellen zodra haar waarschuwing niet langer geldt.
Voorschrift C-3. Doorgeven van informatie
De Organisatie stelt met behulp van passende middelen de aan haar uit hoofde van de voorschriften C-1 en C-2 doorgegeven informatie beschikbaar.
Afdeling D. Normen voor ballastwaterbeheer
Voorschrift D-1. Norm voor de wisseling van ballastwater
1
Schepen die in overeenstemming met dit voorschrift ballastwater wisselen dienen zulks te doen met een efficiëntie van ten minste 95% aan volumetrische wisseling van ballastwater.
2
Schepen die ballastwater wisselen door in- en uitpompen, waarbij het volume van elke ballastwatertank driemaal in en uit wordt gepompt worden geacht te voldoen aan de norm omschreven in punt 1. Minder dan driemaal het volume in- en uitpompen kan worden aanvaard, mits aangetoond kan worden dat voldaan wordt aan ten minste 95 percent van de volumetrische wisseling.
Voorschrift D-2. Norm voor de behandeling van ballastwater
1
Schepen die hun ballastwater beheren in overeenstemming met dit voorschrift lozen minder dan 10 levensvatbare organismen per kubieke meter met een minimumafmeting groter dan of gelijk aan 50 μ en minder dan 10 levensvatbare organismen per milliliter met een minimum-afmeting van minder dan 50 μ en groter dan of gelijk aan 10 μ en de lozing van de indicatiemicroben mag de gespecificeerde concentraties vastgelegd in punt 2 niet overschrijden.
2
Indicatiemicroben als norm voor de gezondheid van de mens zijn onder meer:
- 1.
Toxicogene Vibrio cholerae (O1 en O139) met minder dan 1 kolonievormende eenheid (kve of cfu) per 100 milliliter of minder dan 1 kve per gram (nat gewicht) zoöplanktonmonster;
- 2.
Escherichia coli minder dan 250 kve per 100 milliliter;
- 3.
Intestinale enterococcen minder dan 100 kve per 100 milliliter.
Voorschrift D-3. Goedkeuringsvereisten voor ballastwaterbeheersystemen
1
Behalve in het geval omschreven in punt 2, worden ballastwaterbeheersystemen die worden gebruikt om te voldoen aan dit Verdrag als volgt goedgekeurd door de Administratie:
- .1.
ballastwaterbeheersystemen die op of na 28 oktober 2020 worden geïnstalleerdworden goedgekeurd in overeenstemming met de BWMS-Code, eventueel zoals gewijzigd; en
- .2.
ballastwaterbeheersystemen die vóór 28 oktober 2020 zijn geïnstalleerd worden goedgekeurd rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen of de BWMS-Code, eventueel als gewijzigd.
2
Ballastwaterbeheersystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van actieve substanties of preparaten die een of meer actieve substanties bevatten teneinde te voldoen aan dit Verdrag dienen op grond van een door de Organisatie opgestelde procedure te worden goedgekeurd door de Organisatie. In deze procedure wordt de goedkeuring en intrekking van de goedkeuring van actieve substanties beschreven alsmede de voorgestelde wijze van toepassing. Bij intrekking van de goedkeuring wordt het gebruik van de desbetreffende actieve substantie of substanties binnen een jaar na de datum van de intrekking verboden.
3
Ballastwaterbeheersystemen die worden gebruikt om te voldoen aan dit Verdrag moeten veilig zijn voor het schip, zijn uitrusting en de bemanning.
Voorschrift D-4. Prototype ballastwaterbehandelingstechnieken
1
Voor elk schip dat voorafgaand aan de datum waarop de norm in voorschrift D-2 ervoor van kracht zou worden, deelneemt aan een door de Administratie goedgekeurd programma voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwaterbehandelingstechnieken, wordt de norm in voorschrift D-2 niet eerder van kracht dan vijf jaar na de datum waarop het schip anders had moeten voldoen aan die norm.
2
Voor elk schip dat, na de datum waarop de norm in voorschrift D-2 ervoor van kracht is geworden, deelneemt aan een door de Administratie goedgekeurd programma, rekening houdend met door de Organisatie opgestelde richtlijnen, voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwatertechnieken die mogelijk kunnen resulteren in behandelingstechnieken waarmee een hogere norm wordt verwezenlijkt dan die vervat in voorschrift D-2, houdt de norm vervat in voorschrift D-2 gedurende vijf jaar vanaf de datum van de installatie van die techniek op voor dat schip van kracht te zijn.
3
Bij het vaststellen en uitvoeren van programma's voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwatertechnieken:
- 1.
houden de Partijen rekening met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen, en
- 2.
staan de Partijen deelname uitsluitend toe door het minimum aantal schepen dat nodig is om dergelijke technieken doeltreffend te kunnen testen.
4
Gedurende de gehele test- en beoordelingsperiode dient het behandelingssysteem op consistente wijze en overeenkomstig de opzet te worden bediend.
Voorschrift D-5. Herziening van normen door de Organisatie
1
Uiterlijk drie jaar voor de datum waarop de in voorschrift D-2 vervatte norm op zijn vroegst van kracht wordt, toetst de Commissie tijdens een vergadering onder meer of er passende technieken beschikbaar zijn waarmee de norm kan worden verwezenlijkt, beoordeelt zij de criteria vervat in punt 2 en worden de sociaal-economische gevolgen, in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkelingsbehoeften van ontwikkelingslanden, met name van kleine eilandstaten in ontwikkeling, beoordeeld. Zonodig verricht de Commissie ook periodieke herzieningen, teneinde de toepasselijke vereisten voor schepen omschreven in voorschrift B-3.1 alsmede andere aspecten van ballastwaterbeheer die in deze Bijlage aan de orde komen, met inbegrip van eventuele door de Organisatie opgestelde richtlijnen te onderzoeken.
2
Bij dergelijke herzieningen van passende technieken wordt ook rekening gehouden met:
- 1.
veiligheidsoverwegingen met betrekking tot het schip en de bemanning;
- 2.
milieuveiligheid, d.w.z. dat er niet meer of groter milieueffecten veroorzaakt mogen worden dan ermee worden opgelost;
- 3.
praktische toepassing, d.w.z. of de techniek verenigbaar is met de bouw en exploitatie van het schip;
- 4.
kosteneffectiviteit, dus economisch verantwoord; en
- 5.
biologische effectiviteit wat betreft de verwijdering of het anderszins onschadelijk maken van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen in ballastwater.
3
De Commissie kan een groep of groepen vormen voor het verrichten van de herzieningen beschreven in punt 1. De Commissie bepaalt de samenstelling, het mandaat en de door dergelijke groepen te behandelen aangelegenheden. Dergelijke groepen kunnen voorstellen tot wijziging van deze Bijlage uitwerken en aanbevelen ter overweging door de Partijen. Uitsluitend Partijen mogen deelnemen aan het formuleren van aanbevelingen en door de Commissie genomen besluiten inzake wijzigingen.
4
Indien de Partijen op basis van de in dit voorschrift beschreven herzieningen besluiten wijzigingen van deze Bijlage aan te nemen, worden zij aangenomen en treden zij in werking in overeenstemming met de in artikel 19 van dit Verdrag vervatte procedures.
Afdeling E. Onderzoeks- en certificatievereisten voor ballastwaterbeheer
Voorschrift E-1. Onderzoeken
1
Schepen met een brutotonnage van 400 ton of meer waarop dit Verdrag van toepassing is, met uitzondering van drijvende platforms, FSU's en FPSO's worden onderworpen aan de onderstaand omschreven onderzoeken:
- 1.
een eerste onderzoek voordat het schip in dienst wordt gesteld of voordat het certificaat, vereist op grond van voorschrift E-2 of E-3 voor de eerste maal wordt afgegeven. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd of het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheersplan en de bijbehorende bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen volledig voldoen aan de vereisten van dit Verdrag. Bij dit onderzoek wordt bevestigd dat er een test is uitgevoerd bij de inbedrijfstelling om de installatie van een systeem voor ballastwaterbeheer te valideren door aan te tonen dat de mechanische, fysische, chemische en biologische processen daarvan naar behoren functioneren, rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
- 2.
Een herkeuring met door de Administratie voorgeschreven tussenpozen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer voorschrift E-5.2, E-5.5, E-5.6 of E-5.7 van toepassing is. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd of het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheersplan en de bijbehorende bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van dit Verdrag.
- 3.
Een tussentijds onderzoek binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde verjaardatum van het certificaat, in plaats van een van de jaarlijkse onderzoeken omschreven in punt 1.4. De tussentijdse onderzoeken dienen te waarborgen dat de uitrusting, de bijbehorende systemen en processen voor ballastwaterbeheer volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van deze Bijlage en in bedrijfsklare staat verkeren. Deze tussentijdse onderzoeken worden aangetekend op het certificaat, afgegeven krachtens voorschrift E-2 of E-3.
- 4.
Een jaarlijks onderzoek binnen drie maanden voor of na iedere verjaardatum, met inbegrip van een algemeen onderzoek van de bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen die deel uitmaken van het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheersplan om te waarborgen dat zij in overeenstemming met punt 9 worden onderhouden en in goede staat blijven verkeren voor de dienst waarvoor het schip bedoeld is. Deze jaarlijkse onderzoeken worden aangetekend op het certificaat, afgegeven krachtens voorschrift E-2 of E-3.
- 5.
Een aanvullend algemeen of deelonderzoek, afhankelijk van hetgeen de omstandigheden vereisen, vindt plaats na een wijziging, vervanging of ingrijpende reparatie van de bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen die nodig zijn teneinde volledig te kunnen voldoen aan dit Verdrag. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat een dergelijke wijziging, vervanging of ingrijpende reparatie doeltreffend is geschied, zodat het schip voldoet aan de vereisten van dit Verdrag. Indien een aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd voor de installatie van een systeem voor ballastwaterbeheer, wordt bij dit onderzoek bevestigd dat er een test is uitgevoerd bij de inbedrijfstelling om de installatie van het systeem te valideren door aan te tonen dat de mechanische, fysische, chemische en biologische processen daarvan naar behoren functioneren, rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
2
De Administratie stelt passende maatregelen vast voor schepen die niet onder de bepalingen van punt 1 vallen om te waarborgen dat voldaan wordt aan de toepasselijke bepalingen van dit Verdrag.
3
Onderzoeken van schepen aangaande de handhaving van de bepalingen van dit Verdrag worden uitgevoerd door functionarissen van de Administratie. De Administratie kan de onderzoeken evenwel toevertrouwen aan hetzij daartoe benoemde inspecteurs, hetzij door haar erkende organisaties.
4
Een Administratie die inspecteurs benoemt of organisaties erkent voor het verrichten van onderzoeken als omschreven in punt 3, verleent deze inspecteurs of organisaties1) ten minste de bevoegdheid:
- 1.
te vereisen dat het schip dat zij onderzoeken voldoet aan de bepalingen van dit Verdrag; en
- 2.
onderzoeken te verrichten indien zulks wordt verzocht door de desbetreffende autoriteiten van een havenstaat die Partij is.
5
De Administratie stelt de Organisatie in kennis van de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden voor de aan de benoemde inspecteurs of erkende organisaties gedelegeerde bevoegdheden die deze doorgeeft aan de Partijen ten behoeve van hun functionarissen.
6
Indien de Administratie, een benoemde inspecteur of een erkende organisatie bepaalt dat het ballastwaterbeheer van een schip niet overeenkomt met de gegevens op het ingevolge voorschrift E-2 of E-3 vereiste certificaat of zodanig is dat het schip niet naar zee kan zonder een bedreiging te vormen voor of schade te veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, aan goederen of hulpbronnen, dient de inspecteur of organisatie erop toe te zien dat onverwijld herstelmaatregelen worden getroffen opdat het schip alsnog aan de vereisten voldoet. Een inspecteur of organisatie dient onverwijld in kennis te worden gesteld en erop toe te zien dat het certificaat niet wordt afgegeven danwel wordt ingetrokken, naar gelang hetgeen van toepassing is. Indien het schip in een haven van een andere Partij ligt, dienen ook de bevoegde autoriteiten van de havenstaat onmiddellijk te worden ingelicht. Wanneer een functionaris van de Administratie, een aangewezen inspecteur of een erkende organisatie de bevoegde autoriteiten van de havenstaat, heeft ingelicht, dient de Regering van die havenstaat deze functionaris, inspecteur of organisatie alle nodige hulp te verlenen om hun verplichtingen uit hoofde van dit voorschrift te vervullen, met inbegrip van eventuele maatregelen bedoeld in artikel 9.
7
Wanneer een ongeval plaatsvindt met een schip of een defect wordt ontdekt waardoor de mogelijkheden op een schip om het ballastwater te beheren in overeenstemming met dit Verdrag wezenlijk worden aangetast, rapporteert de eigenaar, exploitant of een andere verantwoordelijke voor het schip dit zo spoedig mogelijk aan de Administratie, de erkende organisatie of de benoemde inspecteur die verantwoordelijk is voor de afgifte van het desbetreffende certificaat, die erop toeziet dat een onderzoek wordt ingesteld om te bepalen of een onderzoek als vereist op grond van punt 1 noodzakelijk is. Indien het schip zich bevindt in een haven van een andere Partij, meldt de eigenaar, exploitant of andere verantwoordelijke voor het schip dit tevens onverwijld aan de desbetreffende autoriteiten van de havenstaat en de benoemde inspecteur of erkende organisatie dient vast te stellen of deze melding heeft plaatsgevonden.
8
In alle gevallen staat de betrokken Administratie volledig garant voor de volledigheid en doeltreffendheid van het onderzoek en dient zij te waarborgen dat de nodige maatregelen worden getroffen om aan deze verplichting te voldoen.
9
De toestand van het schip en zijn uitrusting, systemen en processen dienen zodanig te worden onderhouden dat voldaan wordt aan de bepalingen van dit Verdrag om te waarborgen dat het schip in alle opzichten geschikt blijft om naar zee te gaan zonder een bedreiging te vormen voor of schade te veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, aan goederen of hulpbronnen.
10
Na afronding van een onderzoek van het schip uit hoofde van punt 1, mogen geen wijzigingen plaatsvinden aan de bouw, uitrusting, onderdelen, voorzieningen of materialen die behoren bij het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheersplan en geïnspecteerd zijn zonder sanctie van de Administratie, behalve bij directe vervanging van deze uitrusting of onderdelen.
Voorschrift E-2. Afgifte of aantekenen van een certificaat
1
De Administratie waarborgt dat aan een schip waarop voorschrift E-1 van toepassing is een certificaat wordt afgegeven na bevredigende afronding van een onderzoek verricht in overeenstemming met voorschrift E-1. Een certificaat afgegeven in opdracht van een Partij wordt door de andere Partijen aanvaard en voor alle doeleinden die vallen onder dit Verdrag behandeld als ware het door henzelf afgegeven.
2
Certificaten worden afgegeven of aangetekend hetzij door de Administratie, hetzij door een daartoe door haar naar behoren gemachtigde persoon of organisatie. In alle gevallen neemt de Administratie de volle verantwoordelijkheid voor het certificaat op zich.
Voorschrift E-3. Afgifte of aantekenen van een certificaat door een andere Partij
1
Op verzoek van de Administratie kan een andere Partij een schip doen onderzoeken en, indien zij ervan overtuigd is dat aan de bepalingen van dit Verdrag wordt voldaan, geeft zij het certificaat af of geeft zij toestemming voor afgifte van het certificaat aan het schip, en waar van toepassing viseert zij of geeft zij toestemming voor visering van dat certificaat van het schip in overeenstemming met deze Bijlage.
2
Een afschrift van het certificaat en een afschrift van het onderzoeksrapport worden zo spoedig mogelijk toegezonden aan de Administratie die het verzoek heeft gedaan.
3
Een aldus afgegeven certificaat dient een verklaring te bevatten inhoudende dat het is afgegeven op verzoek van de Administratie en heeft dezelfde waarde en wordt op dezelfde wijze erkend als een certificaat dat is afgegeven door de Administratie.
4
Geen certificaat wordt afgegeven aan een schip dat gerechtigd is de vlag te voeren van een Staat die geen Partij is.
Voorschrift E-4. Model van het certificaat
Het certificaat wordt opgesteld in de officiële taal van de Partij die het afgeeft in een vorm die overeenkomt met het model vervat in Aanhangsel 1. Indien de gebruikte taal Engels, Frans noch Spaans is, dient de tekst een vertaling in een van deze talen te omvatten.
Voorschrift E-5. Looptijd en geldigheid van het certificaat
1
Een certificaat wordt afgegeven voor een door de Administratie gespecificeerde termijn die evenwel niet langer is dan vijf jaar.
2
Voor herkeuringen:
- 1.
Onverminderd de vereisten van punt 1, indien de herkeuring wordt afgerond binnen drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herkeuring is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt.
- 2.
Indien de herkeuring wordt afgerond na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herkeuring is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt.
- 3.
Indien de herkeuring meer dan drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt wordt afgerond, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herkeuring is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de herkeuring is afgerond.
3
Indien een certificaat wordt afgegeven voor een kortere termijn dan vijf jaar, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen tot na de datum van het verstrijken ervan tot de maximumperiode genoemd in punt 1, mits de vereiste onderzoeken bedoeld in voorschrift E-1.1.3 indien een certificaat wordt afgegeven voor een termijn van vijf jaar naar behoren worden uitgevoerd.
4
Indien een herkeuring is afgerond en voor de datum van verstrijken van het bestaande certificaat geen nieuw certificaat kan worden afgegeven of aan boord van het schip kan worden genomen, kan de door de Administratie gemachtigde persoon of organisatie het bestaande certificaat viseren en een dergelijk certificaat dient te worden aanvaard als geldig voor een volgende periode die zich evenwel niet mag uitstrekken tot vijf maanden na de datum van verstrijken.
5
Indien een schip op het tijdstip waarop het certificaat verstrijkt zich niet in de haven bevindt waarin het dient te worden geïnspecteerd, kan de Administratie de geldigheid van het certificaat verlengen, maar verlenging mag alleen geschieden om het schip in staat te stellen de reis naar de haven waarin het dient te worden geïnspecteerd te voltooien en zulks uitsluitend in gevallen waarin dat passend en redelijk lijkt. Geen enkel certificaat wordt verlengd met meer dan drie maanden en een schip waarvan het certificaat wordt verlengd is, na aankomst in de haven waarin het dient te worden geïnspecteerd niet gerechtigd op grond van die verlenging de haven te verlaten zonder nieuw certificaat. Zodra de herkeuring is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd.
6
Voor een certificaat afgegeven aan een schip dat korte reizen maakt en dat niet is verlengd op grond van de voorgaande bepalingen van dit voorschrift kan door de Administratie ten hoogste een maand uitstel worden verleend vanaf de erop vermelde datum van verstrijken. Zodra de herkeuring is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd.
7
Onder bijzondere omstandigheden vast te stellen door de Administratie behoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd vanaf de datum van verstrijken van het bestaande certificaat zoals bepaald in punt 2.2, 5 of 6 van dit voorschrift. Onder deze bijzondere omstandigheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van afronding van de herkeuring.
8
Indien een jaarlijks of tussentijds onderzoek wordt afgerond voorafgaand aan de termijn vermeld in voorschrift E-1:
- 1.
wordt de verjaardatum op het certificaat door middel van een aantekening gewijzigd in een datum uiterlijk drie maanden na de datum waarop het onderzoek werd afgerond;
- 2.
wordt het volgende jaarlijkse of tussentijdse onderzoek vereist op grond van voorschrift E-1 verricht met de in dat voorschrift voorgeschreven tussenpozen uitgaande van de nieuwe verjaardatum;
- 3.
kan de datum van verstrijken ongewijzigd blijven, mits een of meer jaarlijkse of tussentijdse onderzoek, naar gelang hetgeen van toepassing is, zodanig worden verricht dat de maximumtermijnen tussen de onderzoeken als voorgeschreven in voorschrift E-1 niet worden overschreden.
9
Een certificaat afgegeven uit hoofde van voorschrift E-2 of E-3 is niet langer geldig in de volgende gevallen:
- 1.
bij overdracht van het schip onder de vlag van een andere Staat. Een nieuw certificaat wordt uitsluitend afgegeven wanneer de Partij die het nieuwe certificaat afgeeft er ten volle van overtuigd is dat het schip voldoet aan de vereisten van voorschrift E-1.
In het geval van een overdracht tussen Partijen zendt de Partij wier vlag het schip voordien gerechtigd was te voeren, indien zij daarom wordt verzocht binnen drie maanden nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, zo spoedig mogelijk aan de Administratie van de andere Partij afschriften van de certificaten die het schip aan boord had vóór de overdracht en, indien beschikbaar, afschriften van de desbetreffende onderzoeksrapporten.
- 2.
indien de desbetreffende onderzoeken niet zijn afgerond binnen de termijnen vermeld in voorschrift E-1.1; of
- 3.
indien het certificaat niet aangetekend is in overeenstemming met voorschrift E-1.1.
Aanhangsel I. Model van internationaal ballastwaterbeheercertificaat
Internationaal ballastwaterbeheercertificaat
afgegeven uit hoofde van de bepalingen van het Internationaal Verdrag voor controle en beheer van ballastwater en sedimenten van schepen (hierna te noemen ‘het Verdrag’) onder het gezag van de Regering van
…
(volledige offıciële aanduiding van het land)
door …
(volledige offıciële aanduiding van de bevoegde persoon of organisatie gemachtigd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag)
Gegevens van het schip1)
Naam van het schip … | |
Onderscheidingsnummer of -letters … | |
Haven van registratie … | |
Brutotonnage … | |
IMO-nummer1) … | |
Bouwdatum … | |
Ballastwatercapaciteit (in kubieke meter) … |
Gegevens van de gehanteerde methode(s) voor ballastwaterbeheer
Gehanteerde methode voor ballastwaterbeheer .....
Datum van installatie (indien van toepassing) …
Naam van fabrikant (indien van toepassing) …
De methode(n) voor ballastwaterbeheer die aan boord van dit schip voornamelijk wordt (worden) gehanteerd is (zijn):
- □
in overeenstemming met voorschrift D-1
- □
in overeenstemming met voorschrift D-2 (omschrijven)
…
- □
op het schip is voorschrift D-4 van toepassing
- □
andere aanpak in overeenstemming met voorschrift ......
Aantekening voor jaarlijkse en tussentijdse onderzoek(en)
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een onderzoek zoals vereist in voorschrift E-1 van de Bijlage bij het Verdrag werd geconstateerd dat het schip voldoet aan de daarop van toepassing zijnde bepalingen van het Verdrag:
Jaarlijks onderzoek: | Ondertekend door … |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) | |
Jaarlijks*/tussentijds* onderzoek: | Ondertekend door … |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) | |
Jaarlijks*/tussentijds* onderzoek: | Ondertekend door … |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) | |
Jaarlijks onderzoek: | Ondertekend door … |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Jaarlijks/tussentijds onderzoek in overeenstemming met voorschrift E-5.8.3
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een jaarlijks/tussentijds*onderzoek in overeenstemming met voorschrift E-5.8.3 van de Bijlage bij het Verdrag is geconstateerd dat het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag:
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Aantekening tot verlenging van het certificaat indien geldig gedurende minder dan 5 jaar indien voorschrift E-5.3 van toepassing is
Het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift E-5.3 van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot …
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Aantekening indien de herkeuring is afgerond en voorschrift E-5.4 van toepassing is
Het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift E-5.4 van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot …
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Aantekening tot verlenging van de geldigheid van het certificaat totdat de haven van onderzoek is bereikt of gedurende een termijn van uitstel indien voorschrift E-5.5 of E-5.6 van toepassing is
Dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift E-5.5 of E-5.6* van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot …
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Aantekening tot vervroeging van de verjaardatum indien voorschrift E-5.8 van toepassing is
In overeenstemming met voorschrift E-5.8 van de Bijlage bij het Ver-drag is de nieuwe verjaardatum:
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
In overeenstemming met voorschrift E-5.8 van de Bijlage bij het Verdrag is de nieuwe verjaardatum:
Ondertekend door … | |
(handtekening van bevoegde ambtenaar) | |
Plaats … | |
Datum … | |
(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is) |
Aanhangsel II. Model voor ballastwaterjournaal
Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen
Periode van: … tot …
Naam van het schip …
IMO-nummer …
Brutotonnage …
Varend onder de vlag van …
Totale ballastwatercapaciteit (in kubieke meter) …
Dit schip is voorzien van een ballastwaterbeheersplan | □ |
Schets van het schip met aanduiding van de ballasttanks
1. Inleiding
In overeenstemming met voorschrift B-2 van de Bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen dient een journaal te worden bijgehouden van alle ballastwateroperaties. Deze omvatten lozingen op zee en bij ontvangstvoorzieningen.
2. Ballastwater en ballastwaterbeheer
Onder ‘ballastwater’ wordt verstaan water met daarin zwevende deeltjes dat aan boord genomen wordt teneinde de trim, helling, diepgang, stabiliteit van of krachten op het schip te beheersen. Het beheer van ballastwater dient in overeenstemming te zijn met een goedgekeurd ballastwaterbeheersplan en dient rekening te houden met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.1)
3. Notities in het ballastwaterjournaal
Elk van de volgende gebeurtenissen dient te worden genoteerd in het ballastwaterjournaal:
- 3.1.
wanneer ballastwater wordt ingenomen:
- 1.
datum, tijd en plaats van haven of voorziening van inname (haven of coördinaten), diepte indien buiten haven.
- 2.
geschat volume van inname in kubieke meter
- 3.
handtekening van de officier verantwoordelijk voor de operatie.
- 3.2.
Wanneer ballastwater wordt rondgepompt of behandeld ten behoeve van ballastwaterbeheer:
- 1.
datum en tijdstip van operatie
- 2.
geschat rondgepompt of behandeld volume (in kubieke meter)
- 3.
al dan niet verricht in overeenstemming met het ballastwaterbeheersplan
- 4.
handtekening van de officier verantwoordelijk voor de operatie.
- 3.3.
Wanneer ballastwater wordt geloosd op zee:
- 1.
datum, tijd en plaats van haven of voorziening van lozing (haven of coördinaten).
- 2.
geschat geloosd volume in kubieke meter plus achtergebleven volume in kubieke meter
- 3.
of het goedgekeurde ballastwaterbeheersplan voorafgaand aan de lozing geïmplementeerd was
- 4.
handtekening van de officier verantwoordelijk voor de operatie.
- 3.4.
indien ballastwater wordt geloosd bij een ontvangstvoorziening:
- 1.
datum, tijd en locatie van inname
- 2.
datum, tijd en locatie van lozing
- 3.
haven of voorziening
- 4.
geschat volume van geloosd of ingenomen ballastwater, in kubieke meter
- 5.
of het goedgekeurde ballastwaterbeheersplan voorafgaand aan de lozing geïmplementeerd was
- 6.
handtekening van de officier verantwoordelijk voor de operatie.
- 3.5.
Gevallen van onbedoelde of anderszins uitzonderlijke lozing of inname van ballastwater:
- 1.
datum en tijdstip van deze gevallen
- 2.
haven of positie van het schip ten tijde van deze gevallen
- 3.
geschat volume van geloosd ballastwater
- 4.
omstandigheden van inname, lozing, ontsnapping of verlies, de redenen ervoor en algemene opmerkingen
- 5.
of het goedgekeurde ballastwaterbeheersplan voorafgaand aan de lozing geïmplementeerd was
- 6.
handtekening van de officier verantwoordelijk voor de operatie.
- 3.6.
Aanvullende operationele procedures en algemene opmerkingen
4. Volume van ballastwater
Het volume van het ballastwater aan boord dient te worden geschat in kubieke meter. Het ballastwaterjournaal bevat veel verwijzingen naar het geschatte volume van ballastwater. Onderkend wordt dat de accuratesse van de geschatte volumes aan ballast voor interpretatie vatbaar is.
Journaal van ballastwateroperaties
Voorbeeld van een pagina uit het ballastwaterjournaal
Naam van het schip …
Onderscheidingsnummer of -letters …
Datum | Categorie nummer | journaal van operaties/handtekening van verantwoordelijke officier |
---|---|---|
Handtekening van kapitein …
Voetnoten
Zie de ISM-code door de Organisatie bij resolutie A.741(18) aangenomen als gewijzigd.
Zie de door de Organisatie bij resolutie A.739(18) aangenomen richtlijnen, die door de Organisatie kunnen worden gewijzigd en de door de Organisatie bij resolutie A.789(19) aangenomen technische beschrijvingen die door de Organisatie kunnen worden gewijzigd.
De gegevens van het schip kunnen ook horizontaal worden vermeld in de vakjes.
Stelsel voor scheepsidentificatienummers van de IMO door de Organisatie aangenomen bij resolutie A.1117(30), eventueel als gewijzigd.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Zie de door de Organisatie bij resolutie A.868(20) aangenomen Richtlijnen voor controle en beheer van ballastwater van schepen teneinde de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen te beperken.