Rb. Amsterdam, 17-05-2018, nr. 17/4943
ECLI:NL:RBAMS:2018:5304
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
17-05-2018
- Zaaknummer
17/4943
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:5304, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 17‑05‑2018
ECLI:NL:RBAMS:2017:7355, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑10‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/5430
PS-Updates.nl 2017-0832
Uitspraak 17‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Klaagschrift 552a Sv niet-ontvankelijk. Geen sprake van strafrechtelijke beslag (94(a) Sv) maar van een zogeheten buitengebruikstelling van het voertuig als bedoeld in artikel 28b Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 17/4943
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
woonplaats kiezend op het adres van haar raadsman, mr. P.D. Popescu, [adres] ,
klaagster.
1. Procesgang
Het klaagschrift is op 4 augustus 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op klaagster noch haar raadsman noch de officier van justitie gehoord omdat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in haar klaagschrift en haar raadsman op voorhand meegedeeld dat zij klaagster zonder inhoudelijke behandeling van het klaagschrift niet-ontvankelijk zou verklaren tenzij de raadsman het daar niet mee eens zou zijn.
2. Inhoud klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave aan klaagster van de bij haar echtgenoot in beslag genomen BMW, type 5 serie met kenteken [kenteken] .
Het klaagschrift houdt het volgende in. Klaagster heeft op 31 juli 2017 het voertuig gekocht ad € 1.200,- van de heer [naam] . Op 1 augustus is het voertuig ten naam gesteld van klaagster. In de nacht van 1 augustus 2017 is het voertuig in beslag genomen onder de echtgenoot van klaagster omdat blijkbaar de voorgaande eigenaar (de heer [naam] ) boetes had openstaan. Nu het voertuig niet het eigendom was van de heer [naam] , maar van klaagster is er geen grondslag om het voertuig in beslag te nemen dan wel te vervreemden. Er is geen strafvorderlijk belang dat zich tegen de teruggave van het goed verzet.
3. Niet-ontvankelijk
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van het klaagschrift laten weten dat sprake is van inbeslagneming in verband met openstaande (Wet Mulder-)boetes (door het CJIB). Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat geen sprake is van strafrechtelijke beslag (op grond van artikel 94(a) Sv) maar van een zogeheten buitengebruikstelling van het voertuig als bedoeld in artikel 28b Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Gelet op het voorgaande kan klaagster niet in haar klaagschrift worden ontvangen.
4. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag.
Deze beslissing is gegeven op 17 mei 2018 door
mr. P.B. Martens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier.
Uitspraak 13‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht, verkeersongeval. Weigering uitkering van de geleden schade door de WAM verzekeraar wegens vermeende fraude.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 5743193 CV EXPL 17-4943
Uitspraak: 13 oktober 2017
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
1. [eiser sub 1] ,
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. C.J.M. Flinterman,
t e g e n
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht,
ALLIANZ BENELUX N.V. mede h.o.d.n. ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagde,
procederende in persoon,
Partijen zullen hierna eisers en Allianz worden genoemd. Eisers zullen afzonderlijk worden aangeduid als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 19 januari 2017 met producties,
- -
de herstelexploot van 9 februari 2017,
- -
de conclusie van antwoord,
- -
het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 13 maart 2017, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 mei 2017 met de daarin vermelde processtukken,
- -
de akte tot het in het geding brengen van stukken van eisers, met producties,
- -
de antwoordakte van Allianz.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Feiten en omstandigheden
1.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.2.
Op 15 oktober 2015 zijn eisers aangereden door mevrouw [naam 1] (hierna: de verzekerde). [eiser sub 1] (bestuurder) en [eiser sub 2] (bijrijder, achterop) reden op een scooter op een fietspad ter hoogte van de parkeergarage aan het Museumplein te Amsterdam, toen de verzekerde in haar auto rechts afsloeg om de parkeergarage in te rijden zonder voorrang te verlenen (hierna: de aanrijding).
1.3.
De auto van verzekerde was ten tijde van de aanrijding verzekerd bij Allianz op basis van de Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorvoertuigen (hierna: WAM).
1.4.
In een rapportage van [naam 2] , arts spoedeisende hulp, van 15 oktober 2015 staat voor zover van belang het volgende vermeld:
“Bovengenoemde patiënt (e) bezocht onze Spoedeisende Hulp op 15-10-2015 18:52:00, in verband met Knie.
(...)Onderzoek:
Rechter arm: Drukpijnlijk (...)Linker knie, enkele schaafwonden, (…)
Conclusie:
contuise knieen en rechter bovenarm.
(…)
Vervolg:
Huisarts en zo nodig huisarts
(...)”
1.5.
In een brief van [naam 3] , huisarts, van 18 november 2015 staat voor zover van belang het volgende:
“Patient is na het ongeval onderzocht op de afdeling SEH van het OLVG. Het verslag van dit bezoek treft u bijgaand aan.
Nadien heeft hij op 22 oktober en 13 november ons spreekuur bezocht.
Hij gaf aan last te hebben van zijn L borstkas, L knie en R schouder, waarbij hij op 13 november aangaf zelf enig herstel waar te nemen. Hem werden pijnstillers voorgeschreven, en bewegingsoefeningen. Hij heeft inmiddels ook een fysiotherapeut bezocht.(...)”
1.6.
In zijn rapportage van 18 november 2015 heeft [naam 4] , (hierna: [naam 4] ) werkzaam als schade-expert bij CED, de schade aan de scooter vastgesteld op € 1.103,00. De schade aan de kleding van eisers heeft [naam 4] bepaald op € 1.675,00.
1.7.
In opdracht van Allianz heeft Meeuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (MVOA) een toedrachtsonderzoek gedaan. In zijn rapportage van 14 juli 2016 concludeert J.L.M. Meuwissen, verkeersongevallendeskundige bij MVOA, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Resumé
Het voorgaande betekent dat ik de schade bij het linkerdeel van het voorwiel en de overige krassen en vegen aan de linkerzijde van de Vespa wel bij dit evenement kan plaatsen, waarbij ik ook een ontzetting van de voorvork niet uitsluit. De schade aan de rechterzijde van de Vespa is niet bij dit evenement te plaatsen.
(…)”
1.8.
In reactie op de rapportage van MVOA heeft [naam 4] bij e-mail van 29 september 2016, voor zover van belang, het volgende aangegeven:
“(…)
De schade aan de voor- en linkerzijde blijken het gevolg te zijn van het evenement.
Wij hebben de schade als volgt gesplitst:
Schade voor- en linkerzijde € 985,50 incl. BTW
Overige schade € 117,50 incl.
De grote deuk in de voorzijde van het frame is door ons al buiten beschouwing gelaten.
(…)”
1.9.
DEKRA Experts heeft onderzoek verricht naar de kleding van eisers. In de rapportage van 12 juni van de heer. [naam 5] , rapporteur bij DEKRA Experts, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
3. SAMENVATTING EN/OF CONCLUSIE(S)
Uit het onderzoek is gebleken dat de door tegenpartij en betrokkene geclaimde kledingstukken (Canada Goose jas, Gucci en Philipp Plein schoenen) origineel zijn. Dit blijkt uit de bezoeken aan de betreffende winkels en aan het onderzoek op internet.
(…)”
2. Vordering en verweer
2.1.
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
- 1.
voor recht te verklaren dat Allianz gehouden is de letselschade van [eiser sub 1] te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
- 2.
veroordeling van Allianz tot betaling:
a. aan [eiser sub 1] van de materiële schade ter hoogte van € 2.003,00, te vermeerderen met wettelijke rente;
b. aan [eiser sub 2] van de materiële schade ter hoogte van € 775,00, te vermeerderen met wettelijke rente;
c. aan eisers de kosten van de expertise van € 92,87;
d. aan eisers van de buitengerechtelijke kosten van € 5.026,00;
e. van de kosten van deze procedure.
2.2.
Eisers stellen – kort weergegeven – dat door de aanrijding de scooter van [eiser sub 1] op de grond is gevallen en eisers op de grond zijn gevallen. [eiser sub 1] is direct na het ongeval naar de eerste hulp gegaan. In het ziekenhuis is geconstateerd dat de knieën en ribben van [eiser sub 1] door het ongeval zwaar gekneusd waren. Ook heeft [eiser sub 1] een aantal schaafwonden opgelopen. [eiser sub 2] heeft geen noemenswaardige letselschade opgelopen. Daarnaast is er sprake van materiële schade. De scooter van [eiser sub 1] is door het ongeval beschadigd en de kleding van eisers is beschadigd. De schade aan de scooter is € 1.103,00 en de schade aan de kleding van eisers bedraagt € 1.675,00.
2.3.
Allianz voert verweer tegen de vordering.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3. Beoordeling
3.1.
Eisers vorderen uitkering uit hoofde van de WAM-verzekering van de verzekerde voor schade die zij stellen te hebben geleden door de aanrijding. In dit geval staat niet ter discussie dat een aanrijding heeft plaatsgevonden en dat hierdoor (enige) schade is ontstaan. Allianz stelt echter niet tot enige uitkering gehouden te zijn en betwist subsidiair de omvang van de schadeposten.
Opzettelijke misleiding, onrechtmatige daad en bedrog
3.2.
Allianz voert allereerst het verweer dat eisers geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van de door hun geleden schade. Allianz stelt hiervoor dat eisers haar opzettelijk hebben proberen te bewegen tot het vergoeden van schade die niet bestond, althans niet het gevolg is geweest van de aanrijding. Er is sprake van bedrog als bedoeld in artikel 3:44 van het Burgerlijke Wetboek (BW). Dit levert tevens een onrechtmatige daad op zoals bedoeld in artikel 6:162 BW. Allianz stelt dat artikel 7:941 lid 5 BW analoog kan worden toegepast op de verhouding tussen haar en eisers, dan wel dat de vergoedingsplicht op grond van artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 6:2 lid 2 BW achterwege dient te blijven. Dit betekent dat eisers geen aanspraak kunnen maken op de schadevergoeding omdat alle rechten daarop zijn komen te vervallen, aldus Allianz.
3.3.
Eisers betwisten dat sprake is van opzettelijke misleiding.
3.4.
Bij de beoordeling van dit verweer van Allianz is van belang dat zij niet de contractuele wederpartij van eisers is, maar slechts de WAM-verzekeraar van de jegens eisers uit onrechtmatige daad aansprakelijke partij. Naar het oordeel van de kantonrechter is (analoge) toepassing van artikel 7:941 lid 5 BW niet mogelijk. Eisers kunnen niet worden aangemerkt als de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde als bedoeld in artikel 7:941 BW. Daarmee wordt niet het gevonden slachtoffer zoals hier aan de orde bedoeld. Artikel 7:941 BW mist hier dan ook toepassing. Voor het analoog toepassen van dit artikel bestaat evenmin een juridische basis. Dit verhoudt zich ook niet tot kader van artikel 6 WAM. Het volgen van het standpunt van Allianz zou neerkomen op een afwijking van artikel 6 WAM, waarvoor de bevoegdheid ingevolge artikel 16 WAM uit de bepaling zelf zou moeten volgen. Een dergelijke bevoegdheid ontbreekt. Evenmin valt in te zien hoe in de onderhavige situatie – waarin vast staat dat schade door een aanrijding is ontstaan – het bepaalde in artikelen 6:248 en 6:2 BW kan leiden tot het door Allianz gewenste gevolg dat het recht op uitkering van eisers volledig komt te vervallen. Hiervoor heeft Allianz onvoldoende gesteld. Bij dit alles komt nog dat de stelling van Allianz dat eisers fraude hebben gepleegd door eisers gemotiveerd is betwist en door Allianz niet nader is onderbouwd.
3.5.
Het verweer van Allianz faalt daarom.
Schade
3.6.
Tussen partijen is daarnaast in geschil de omvang van de schade die Allianz aan eisers moet vergoeden als gevolg van de aanrijding.
3.7.
De kantonrechter zal hierna de verschillende schadeposten afzonderlijk bespreken.
Schade aan de scooter
3.8.
Allianz betwist de hoogte van de schade aan de scooter. Allianz voert daartoe aan dat het gaat om een lichte aanrijding, zodat de schade aan de scooter niet zo omvangrijk kan zijn als thans wordt geclaimd. Eisers stellen dat de scooter links voor is geraakt door de auto en als gevolg daarvan gevallen en is beschadigd. Ter onderbouwing van de schade aan de scooter beroepen eisers zich op de rapportage van het CED en de aanvullende e-mail van [naam 4] . Uit de aanvullende e-mail blijkt dat de schade aan de linkerkant en voorkant van de scooter het gevolg is van de aanrijding en dat slechts de schade aan de voorzijde en de linkerzijde van de scooter is meegeteld als schade. Uit het onderzoeksrapport, opgesteld door MVOA, blijkt eveneens dat het aannemelijk is dat de schade aan het linkerdeel van de scooter het gevolg is van de aanrijding. Gelet hierop hebben eisers naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de aanrijding schade hebben geleden aan de scooter. De kantonrechter zal de vergoeding van de schade aan de scooter ter hoogte van € 985,50 inclusief btw aan [eiser sub 1] toewijzen. De kantonrechter oordeelt dat de overige geclaimde schade ter hoogte van € 117,50 inclusief btw tegenover de betwisting niet voldoende is onderbouwd zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Schade aan de kleding
3.9.
Allianz voert aan dat niet is gebleken dat de schade aan de kleding van eisers het gevolg is van de aanrijding, nu eisers niet zijn gevallen bij het ongeval. Verder ontbreekt onafhankelijk bewijs dat eisers de kleding daadwerkelijk bij de aanrijding hebben gedragen en als gevolg daarvan is beschadigd. De kantonrechter stelt vast dat Allianz haar verweer dat de kleding niet echt zou zijn naar aanleiding van het rapport van DEKRA experts heeft losgelaten. Voor wat betreft de betwisting dat de schade aan de kleding het gevolg zou zijn van de aanrijding en dat de kleding is gedragen ten tijde van de aanrijding overweegt de kantonrechter als volgt. Eisers hebben hun stelling dat zij als gevolg van de aanrijding schade hebben geleden aan hun kleding voldoende onderbouwd. Uit de rapportage van CED en MVOA volgt dat aannemelijk is dat de schade aan de scooter het gevolg is van de aanrijding omdat deze op de grond gevallen is. Uit de rapportage van [naam 2] blijkt dat [eiser sub 1] schaafwonden heeft opgelopen als gevolg van de aanrijding. Dit duidt erop dat eisers ook zijn gevallen als gevolg van de aanrijding. De kantonrechter ziet aanleiding om aan te nemen dat de schade aan de kleding het gevolg is van de aanrijding. Een nadere onderbouwing hoeft van eisers niet worden verlangd. Gelet hierop zal de kantonrechter de vordering met betrekking tot de geleden schade aan de kleding van eisers toewijzen. Nu Allianz zich niet heeft uitgelaten over de schade aan de telefoons van eisers zal de kantonrechter ook de schadevergoeding hiervan toewijzen. Dit betekent dat een bedrag ter hoogte van € 1.675,- (inclusief eventuele btw) voor vergoeding in aanmerking komt. Dit bedrag wordt opgesplitst in € 775,00 voor [eiser sub 2] en € 900,00 voor [eiser sub 1] .
Letselschade
3.10.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat immateriële schade is geleden en de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat worden uitgesproken als de begroting van de omvang van de schade nog niet mogelijk is. Wel moeten eisers feiten stellen waaruit aannemelijk wordt dat er mogelijk schade is geleden. De kantonrechter is van oordeel dat het door [eiser sub 1] in geding gebrachte medisch dossier een te magere basis geeft om deze vraag bevestigend te beantwoorden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [eiser sub 1] na onderzoek op de eerste hulp is heen gezonden, zonder een verder behandelingsadvies. Uit de stukken van de huisarts blijkt dat [eiser sub 1] is doorverwezen naar de fysiotherapeut, maar verdere stukken over een eventuele behandeling zijn niet overgelegd. Ook uit de overige stukken blijkt geen onderbouwing van de door [eiser sub 1] gestelde letselschade. [eiser sub 1] heeft zijn stelling dat dat hij door het ongeval letselschade heeft opgelopen dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt. De kantonrechter zal de vordering onder 1 dan ook afwijzen.
Conclusie
3.11.
Het voorgaande in aanmerking nemende, is de kantonrechter van oordeel dat eisers aanspraak kunnen maken op vergoeding van de door hen geleden schade. De wettelijke rente zal als onvoldoende betwist worden toegewezen vanaf 15 oktober 2015. Ook de gevorderde expertisekosten van € 92,87 zijn niet (voldoende) betwist en toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
3.12.
Eisers hebben verzocht om vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 5.026,00. Eisers hebben hieraan ten grondslag gelegd dat Allianz heeft nagelaten haar standpunt helder en inzichtelijk uit de doeken te doen en daardoor de mogelijkheid op een vruchtbare discussie en de mogelijkheid om de zaak in de minne te schikken hebben belemmerd. Allianz hebben in reactie daarop aangevoerd dat niet gebleken is dat eisers voor de buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten betalingen hebben verricht nu zij zich hebben laten bijstaan door een rechtsbijstandsassuradeur.
3.13.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter dat door eisers niet is betwist dat zij een rechtsbijstandsverzekering hebben. De kantonrechter zal hier dan ook vanuit gaan. Gesteld noch gebleken is dat eisers geen, of niet onvoorwaardelijk, aanspraak kunnen maken op deze verzekering voor de eventuele buitengerechtelijke kosten, zodat zij onvoldoende hebben onderbouwd dat zij deze kosten hebben gemaakt. De kantonrechter zal deze vordering dan ook afwijzen.
Proceskosten
3.14.
Allianz zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van eisers. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 103,06
- griffierecht € 223,00
- salaris van de gemachtigde € 437,50 (2,5 punten x tarief € 175,00)
Totaal € 763,56
3.15.
Verder zal Allianz worden veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Allianz om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 1.885,50 inclusief btw (achttienhonderd vijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 oktober 2015 tot de dag van volledige betaling;
II. veroordeelt Allianz om aan [eiser sub 2] te betalen een bedrag van € 775,00 inclusief btw (zevenhonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 oktober 2015 tot de dag van volledige betaling;
III. veroordeelt Allianz om aan eisers te betalen een bedrag van € 92,87;
IV. veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 763,56;
V. veroordeelt Allianz in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Allianz niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C. Bakker, kantonrechter, bijgestaan door mr. A. Mol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2017.
De griffier De kantonrechter