Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1351 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, punt e), en artikel 79, lid 2, punten a), b) en c),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moet de Unie ervoor zorgen dat er geen personencontroles aan de binnengrenzen plaatsvinden en een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, immigratie en beheer van de buitengrenzen van de lidstaten uitstippelen op basis van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, op een wijze die billijk is ten aanzien van onderdanen van derde landen en staatlozen en die in overeenstemming is met het internationaal recht en het recht van de Unie, met inbegrip van de grondrechten.
- (2)
Om het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, is een alomvattende aanpak van asiel- en migratiebeheer nodig, die interne en externe componenten moet bundelen. De doeltreffendheid van een dergelijke aanpak staat of valt met het gezamenlijk aanpakken en consequent en geïntegreerd uitvoeren van alle componenten.
- (3)
Deze verordening moet bijdragen tot een dergelijke alomvattende aanpak door het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor het optreden van de Unie en de lidstaten, elk binnen hun respectieve bevoegdheden, op het gebied van het beleid inzake asiel- en relevant migratiebeheer, door handhaving en uitwerking van de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid, met inbegrip van de financiële effecten van die beginselen, tussen de lidstaten, die ten grondslag liggen aan het asiel- en migratiebeleid overeenkomstig artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid moeten het uitgangspunt zijn op basis waarvan de lidstaten gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het migratiebeheer delen, met name op het gebied waarvoor het gemeenschappelijk Europees asielstelsel geldt.
- (4)
De lidstaten moeten daarom alle noodzakelijke maatregelen nemen, onder meer om personen in nood toegang tot internationale bescherming en adequate opvangvoorzieningen te bieden, om legale trajecten te bevorderen, om de effectieve toepassing mogelijk te maken van de regels om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, om de terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor verblijf op het grondgebied van de lidstaten op doeltreffende wijze te beheren, om de irreguliere migratie en niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen en staatlozen tussen de lidstaten te voorkomen, om migrantensmokkel en mensenhandel te bestrijden en de daardoor veroorzaakte kwetsbaarheden te beperken, en om andere lidstaten te ondersteunen met solidariteitsbijdragen, om zo hun bijdrage aan de alomvattende aanpak te leveren.
- (5)
Om de samenwerking met derde landen op het gebied van asiel en migratie te versterken, ook wat overname en het aanpakken van de onderliggende oorzaken en drijvende krachten van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding betreft, moeten op maat gesneden en wederzijds voordelige partnerschappen met die landen worden bevorderd en opgezet. Dergelijke partnerschappen moeten een kader bieden voor betere coördinatie van de relevante beleidsmaatregelen en -instrumenten van de Unie in betrekkingen met derde landen, en gebaseerd zijn op mensenrechten, de rechtsstaat en de eerbiediging van de gemeenschappelijke waarden van de Unie. Voor wat betreft de externe componenten van de alomvattende aanpak, doet niets in deze verordening afbreuk aan de reeds bestaande verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaten en de Unie, of tussen de instellingen van de Unie. Die bevoegdheden zullen verder worden uitgeoefend met volledige inachtneming van de procedureregels van de Verdragen en in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, met name wat betreft niet-bindende instrumenten van de Unie.
- (6)
Het gemeenschappelijk kader is nodig om het groeiend verschijnsel van gemengde aankomsten van personen die internationale bescherming behoeven en van personen die die bescherming niet nodig hebben, doeltreffend aan te pakken, in het besef dat de verantwoordelijkheid voor irreguliere aankomsten van migranten en asielzoekers in de Unie niet moet worden gedragen door de afzonderlijke lidstaten alleen, maar door de Unie als geheel. Het toepassingsgebied van deze verordening moet ook toegelaten personen omvatten.
- (7)
Om te zorgen voor de samenhang en doeltreffendheid van de acties en maatregelen van de Unie en haar lidstaten, handelend binnen hun respectieve bevoegdheden is er behoefte aan geïntegreerde beleidsvorming en een alomvattende aanpak op het gebied van asiel- en migratiebeheer, met inbegrip van zowel de interne als de externe componenten ervan. De Unie en de lidstaten moeten, elk binnen hun respectieve bevoegdheden en in overeenstemming met het toepasselijke recht van de Unie en internationale verplichtingen, zorgen voor de samenhang en uitvoering van het asiel- en migratiebeleid.
- (8)
Om ervoor te zorgen dat hun asiel-, opvang- en migratiestelsels goed zijn voorbereid en dat elk onderdeel van die stelsels voldoende capaciteit heeft, moeten de lidstaten over de nodige personele, materiële en financiële middelen en infrastructuur beschikken om het asiel- en migratiebeleid doeltreffend uit te kunnen voeren en moeten zij hun bevoegde autoriteiten het nodige personeel toewijzen voor de uitvoering van deze verordening. De lidstaten moeten ook zorgen voor passende coördinatie tussen de betrokken nationale autoriteiten en met de nationale autoriteiten van de andere lidstaten.
- (9)
Vanuit een strategische aanpak moeten de lidstaten beschikken over nationale strategieën die hen in staat stellen hun asiel- en migratiebeheersystemen doeltreffend uit te voeren, met volledige nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van het Unie- en het internationaal recht. In die strategieën moeten preventieve maatregelen zijn opgenomen om het risico van migratiedruk te verminderen, alsook informatie over noodplannen, onder meer als voorzien in Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad (4) en relevante informatie over de in deze verordening vervatte beginselen van geïntegreerde beleidsvorming en van solidariteit en de billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende wettelijke verplichtingen op nationaal niveau. De Commissie en relevante organen, instanties en agentschappen van de Unie, in het bijzonder het Asielagentschap van de Europese Unie (het ‘Asielagentschap’), moeten in staat zijn de lidstaten te ondersteunen bij de vaststelling van hun nationale strategieën. Ook de raadpleging van lokale en regionale overheden door de lidstaten, in overeenstemming met het nationale recht en waar nodig, zou de nationale strategieën kunnen verbeteren en versterken. Om ervoor te zorgen dat de nationale strategieën met betrekking tot specifieke kernelementen vergelijkbaar zijn, moet door de Commissie een gemeenschappelijk model worden opgesteld.
- (10)
Om ervoor te zorgen dat er een doeltreffend monitoringsysteem is om de toepassing van het asielacquis van de Unie te waarborgen, moet in nationale strategieën van de lidstaten ook rekening worden gehouden met de resultaten van de monitoring door het Asielagentschap en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, en andere relevante organen, instanties, agentschappen of organisaties, de relevante delen van de evaluatie die is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2022/922 van de Raad (5) en de evaluaties die zijn uitgevoerd in lijn met artikel 10 van Verordening (EU) 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad (6). De lidstaten kunnen ook de resultaten van andere relevante toezichtmechanismen in aanmerking nemen.
- (11)
De Commissie dient een Europese langetermijnstrategie voor asiel- en migratiebeheer (de ‘strategie’) vast te stellen, met daarin de strategische aanpak om een consistente uitvoering van de nationale strategieën op het niveau van de Unie te waarborgen, in overeenstemming met de beginselen die in deze verordening en in het primaire recht van de Unie en het toepasselijke internationale recht zijn vastgelegd.
- (12)
Aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat de Unie voorbereid is op en in staat is zich aan te passen aan de zich ontwikkelende en evoluerende realiteit op het gebied van asiel- en migratiebeheer, moet de Commissie jaarlijks een Europees jaarverslag over asiel en migratie (het ‘verslag’) vaststellen. Het verslag moet een beoordeling bevatten van de situatie op het gebied van asiel, opvang en migratie in de voorafgaande twaalf maanden langs alle migratieroutes naar en in alle lidstaten, moet dienen als instrument voor vroegtijdige waarschuwing en bewustmaking voor de Unie op het gebied van migratie en asiel, en moet een strategisch situatieoverzicht en prognoses voor het volgende jaar bevatten. In het verslag moet onder meer worden aangegeven in hoeverre de Unie en de lidstaten voorbereid zijn om te reageren op en zich aan te passen aan de ontwikkeling van de migratiesituatie en wat de resultaten zijn van het toezicht door de betrokken organen, instanties en agentschappen van de Unie. De in het verslag opgenomen gegevens, informatie en beoordelingen moeten in aanmerking worden genomen in de besluitvormingsprocedures met betrekking tot het solidariteitsmechanisme als vernoemd in deel IV van deze verordening.
- (13)
Het verslag moet worden opgesteld in overleg met de lidstaten en de bevoegde organen, instanties en agentschappen van de Unie. Ten behoeve van dat verslag dient de Commissie gebruik te maken van bestaande rapportagemechanismen, hoofdzakelijk de geïntegreerde situatiekennis en -analyse, mits de geïntegreerde politieke crisisrespons wordt geactiveerd, en het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie dat is vastgesteld bij Aanbeveling (EU) 2020/1366 van de Commissie (7). Om ervoor te zorgen dat de Unie voorbereid is op en in staat is zich aan te passen aan de zich ontwikkelende en evoluerende realiteit op het gebied van asiel- en migratiebeheer, en bijgevolg voor het succesvol functioneren van de jaarlijkse asiel- en migratiecyclus en het solidariteitsmechanisme, is het van het grootste belang dat de lidstaten, de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en de relevante organen, instanties en agentschappen van de Unie bijdragen aan dergelijke bestaande rapportagemechanismen en waken over de adequate en tijdige uitwisseling van informatie en gegevens. Daarnaast moet rekening worden gehouden met informatie uit andere relevante bronnen, waaronder het Europees migratienetwerk, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen en de Internationale Organisatie voor Migratie. De Commissie mag de lidstaten alleen om extra informatie vragen als die informatie niet via die rapportagemechanismen en de relevante organen, instanties en agentschappen van de Unie beschikbaar is, teneinde dubbel werk te vermijden.
- (14)
Om ervoor te zorgen dat de nodige instrumenten voorhanden zijn om de lidstaten te helpen het hoofd te bieden aan uitdagingen die zich kunnen voordoen als gevolg van de aanwezigheid op hun grondgebied van onderdanen van derde landen of staatlozen, ongeacht hoe zij de buitengrenzen van de lidstaten hebben overschreden, moet het verslag vergezeld gaan van een besluit waarin wordt bepaald in welke lidstaten sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk in het komende jaar of een significante migratiesituatie (het ‘besluit’). Lidstaten waar sprake is van migratiedruk, moeten kunnen beschikken over de solidariteitsbijdragen uit de jaarlijkse solidariteitspool.
- (15)
Om de lidstaten waar sprake is van migratiedruk en de bijdragende lidstaten voorspelbaarheid te bieden, moeten het verslag en het besluit vergezeld gaan van een voorstel van de Commissie waarin concrete jaarlijkse solidariteitsmaatregelen worden vermeld, met inbegrip van herplaatsingen, financiële bijdragen en, waar nodig, alternatieve solidariteitsmaatregelen, alsook de becijferde orde van grootte daarvan die voor het komende jaar op Unieniveau waarschijnlijk nodig zullen zijn, waarbij moet worden erkend dat de diverse vormen van solidariteit gelijkwaardig zijn. De soorten en de becijferde orde van grootte van de in het voorstel van de Commissie genoemde maatregelen moeten ten minste overeenkomen met de jaarlijkse minimumdrempels voor herplaatsing en financiële bijdragen. Die drempels moeten in deze verordening worden vastgelegd teneinde de voorspelbare planning door de bijdragende lidstaten te waarborgen en minimumgaranties te bieden voor de begunstigde lidstaten. Waar dat nodig wordt geacht, zou de Commissie in haar voorstel hogere jaarlijkse aantallen voor herplaatsing of financiële bijdragen kunnen vastleggen. Om ervoor te zorgen dat solidariteitsmaatregelen gelijkwaardig blijven, moet de verhouding tussen de in deze verordening vastgestelde jaarlijkse aantallen worden gehandhaafd. In dezelfde geest moet het voorstel van de Commissie bij de vaststelling van de jaarlijkse aantallen rekening houden met uitzonderlijke situaties waarvoor volgens de prognoses het komende jaar geen behoefte aan solidariteit zou bestaan.
- (16)
Met het oog op een betere coördinatie op het niveau van de Unie en gezien de bijzondere kenmerken van het bij deze verordening ingestelde solidariteitsstelsel, dat gebaseerd is op door elke lidstaat in het kader van het EU-solidariteitsforum op hoog niveau (het ‘forum op hoog niveau’) gedane toezeggingen, waarbij de betrokken lidstaat volledig vrij is in de keuze van de vorm van solidariteit, moet de uitvoeringsbevoegdheid voor de vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool worden toegekend aan de Raad, handelend op basis van een voorstel van de Commissie. In de uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool moeten concrete jaarlijkse solidariteitsmaatregelen worden vermeld, met inbegrip van herplaatsingen, financiële bijdragen en, waar nodig, alternatieve solidariteitsmaatregelen, alsook de becijferde orde van grootte daarvan die voor het komende jaar op Unieniveau waarschijnlijk nodig zal zijn, waarbij moet worden erkend dat de diverse vormen van solidariteit gelijkwaardig zijn. De uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool moet ook de specifieke toezeggingen bevatten die elke lidstaat heeft gedaan.
- (17)
Begunstigde lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om acties uit te voeren in of met betrekking tot derde landen, overeenkomstig het toepassingsgebied en de doelstellingen van deze verordening en van Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad (8).
- (18)
De lidstaten en de Commissie dienen ervoor te zorgen dat de grondrechten en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het ‘Handvest’) geëerbiedigd worden bij de uitvoering van de acties die met de financiële bijdragen worden gefinancierd. De in artikel 15 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (9) vastgestelde randvoorwaarden, met inbegrip van de horizontale randvoorwaarde inzake de ‘doeltreffende toepassing en uitvoering van het Handvest van de grondrechten’, moeten van toepassing zijn op de programma's van de lidstaten die door de financiële bijdragen worden ondersteund. Bij het selecteren van de acties die met de financiële bijdragen worden ondersteund, moeten de lidstaten de bepalingen van artikel 73 van Verordening (EU) 2021/1060 toepassen, met inaanmerkingneming van het Handvest. Voor de acties die met de financiële bijdragen worden gefinancierd, moeten de lidstaten de beheers- en controlesystemen toepassen die voor hun programma's zijn vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/1060. De lidstaten moeten de begroting van de Unie beschermen en financiële correcties toepassen door de steun uit de financiële bijdragen geheel of gedeeltelijk in te trekken wanneer de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven onregelmatig blijken te zijn, in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/1060. De Commissie kan de betalingstermijn uitstellen, betalingen geheel of gedeeltelijk opschorten en financiële correcties toepassen in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060.
- (19)
In het kader van de operationalisering van de jaarlijkse solidariteitspool, moeten de bijdragende lidstaten over de mogelijkheid beschikken om op verzoek van een begunstigde lidstaat alternatieve solidariteitsbijdragen te leveren. Alternatieve solidariteitsbijdragen moeten praktische en operationele waarde hebben. Indien de Commissie, na overleg met de betrokken lidstaat, van oordeel is dat dergelijke maatregelen zoals aangegeven door de betrokken lidstaat nodig zijn, moeten die bijdragen worden vermeld in het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool. Het moet de bijdragende lidstaten toegestaan zijn voornoemde bijdragen toe te zeggen, zelfs wanneer zij niet in het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool zijn vermeld, en zij moeten als financiële solidariteit worden geteld, waarbij de financiële waarde ervan op realistische wijze moet worden beoordeeld en toegepast. Indien de begunstigde lidstaat in een bepaald jaar niet om die bijdragen verzoekt, moeten zij aan het einde van het jaar worden omgezet in financiële bijdragen.
- (20)
Om het besluitvormingsproces te vergemakkelijken, mag het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool niet openbaar worden gemaakt totdat het door de Raad is goedgekeurd.
- (21)
Met het oog op de doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijk kader en om lacunes vast te stellen, problemen aan te pakken en te voorkomen dat de druk op asiel-, opvang- en migratiestelsels toeneemt, moet de Commissie de migratiesituatie monitoren en informatie daarover verstrekken door middel van regelmatige verslagen.
- (22)
Om een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid, solidariteit zoals verankerd in artikel 80 VWEU en een evenwicht qua inspanningen tussen de lidstaten te waarborgen, moet een verplicht solidariteitsmechanisme worden ingesteld dat doeltreffende steun biedt aan lidstaten waar sprake is van migratiedruk en ervoor zorgt dat snel toegang wordt geboden tot billijke en doeltreffende procedures voor het verlenen van internationale bescherming. Een dergelijk mechanisme moet voorzien in verschillende soorten gelijkwaardige solidariteitsmaatregelen en moet flexibel zijn en in staat zijn zich snel aan te passen aan de veranderende aard van de uitdagingen in verband met migratie. De solidariteitsrespons moet per geval worden opgesteld zodat die op de behoeften van de betrokken lidstaat is toegesneden.
- (23)
Om erop toe te zien dat het solidariteitsmechanisme soepel wordt uitgevoerd, moet de Commissie een EU-solidariteitscoördinator benoemen. De EU-solidariteitscoördinator moet de praktische aspecten van het solidariteitsmechanisme controleren en coördineren en als centraal contactpunt fungeren. De EU-solidariteitscoördinator moet de communicatie tussen de lidstaten bij de uitvoering van deze verordening vergemakkelijken. De EU-solidariteitscoördinator moet, in samenwerking met het Asielagentschap, coherente werkmethoden bevorderen voor de identificatie van personen die voor herplaatsing in aanmerking komen en voor de koppeling van die personen aan de lidstaten van herplaatsing, met name om ervoor te zorgen dat betekenisvolle banden in aanmerking worden genomen. Om de rol van de EU-solidariteitscoördinator doeltreffend te kunnen vervullen, moet het bureau van de EU-solidariteitscoördinator beschikken over voldoende personeel en middelen en moet de EU-solidariteitscoördinator kunnen deelnemen aan bijeenkomsten van het forum op hoog niveau.
- (24)
Om de doeltreffende uitvoering van het bij deze verordening ingestelde solidariteitsmechanisme te waarborgen, dienen vertegenwoordigers van de lidstaten op ministerieel of ander hoog politiek niveau te worden bijeengeroepen in een forum op hoog niveau, dat het verslag, het besluit en het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool moet bespreken, de balans moet opmaken van de algemene situatie en tot een conclusie moet komen over de solidariteitsmaatregelen en de orde van grootte ervan die nodig zijn voor de oprichting van de jaarlijkse solidariteitspool en, zo nodig, andere migratieresponsmaatregelen. Om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse solidariteitspool soepel functioneert en operationeel is, moet een EU-solidariteitsforum op technisch niveau (het ‘forum op technisch niveau’), bestaande uit vertegenwoordigers op voldoende hoog niveau, zoals hooggeplaatste ambtenaren van de betrokken autoriteiten van de lidstaten, worden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de EU-solidariteitscoördinator namens de Commissie. Het Asielagentschap en, indien passend en indien zij door de EU-solidariteitscoördinator worden uitgenodigd, het Europese grens- en kustwacht agentschap en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, moeten deelnemen aan het forum op technisch niveau.
- (25)
Aangezien opsporings- en reddingsoperaties voortvloeien uit internationale verplichtingen, kunnen de lidstaten die te maken krijgen met aanhoudende ontschepingen ten gevolge van opsporings- en reddingsoperaties mogelijk in aanmerking komen voor solidariteitsmaatregelen. Er moet een indicatief percentage kunnen worden vastgesteld van de solidariteitsmaatregelen die voor de betrokken lidstaten mogelijk nodig kunnen blijken. Daarnaast moeten de lidstaten rekening houden met de kwetsbaarheden van personen die bij dergelijke ontschepingen aankomen.
- (26)
Om tijdig te kunnen reageren op de situatie van migratiedruk, moet de EU-solidariteitscoördinator steun verlenen aan de snelle herplaatsing van verzoekers om internationale bescherming en van personen die die bescherming reeds genieten die in aanmerking komen voor herplaatsing. De begunstigde lidstaat moet een lijst opstellen van personen die voor herplaatsing in aanmerking komen, desgevraagd met de hulp van het Asielagentschap, en moet gebruik kunnen maken van door de EU-solidariteitscoördinator ontwikkelde instrumenten. Te herplaatsen personen moeten in de gelegenheid worden gesteld om informatie te verstrekken over het bestaan van betekenisvolle banden met specifieke lidstaten, maar mogen niet het recht hebben om een specifieke lidstaat van herplaatsing te kiezen.
- (27)
Met het oog op een adequate solidariteitsrespons, en wanneer de bijdragen van de lidstaten ontoereikend zijn in verhouding tot de vastgestelde behoeften, moet de Raad het forum op hoog niveau opnieuw bijeen kunnen roepen om de lidstaten in staat te stellen aanvullende solidariteitsbijdragen toe te zeggen.
- (28)
Bij de beoordeling of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie, moet de Commissie, op basis van een brede kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling, rekening houden met een breed scala van factoren, waaronder de relevante aanbevelingen van het Asielagentschap en informatie die is verzameld op grond van het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie. Dergelijke factoren moeten het volgende omvatten: het aantal verzoeken om internationale bescherming, irreguliere grensoverschrijdingen, ongeoorloofde bewegingen van onderdanen van derde landen en staatlozen tussen de lidstaten, uitgevaardigde en uitgevoerde terugkeerbesluiten, uitgevaardigde en uitgevoerde overdrachtsbesluiten, het aantal aankomsten over zee onder meer door ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties, de kwetsbaarheid van asielzoekers en de mate waarin een lidstaat zijn asiel- en opvangcijfer kan beheren, de specifieke kenmerken van de geografische ligging van de lidstaten en hun betrekkingen met relevante derde landen en mogelijke situaties waarin migranten worden geïnstrumentaliseerd.
- (29)
Er moet worden voorzien in een mechanisme met behulp waarvan de lidstaten die in het besluit worden genoemd als lidstaten waar sprake is van migratiedruk of die zichzelf als zodanig beschouwen, gebruik kunnen maken van de jaarlijkse solidariteitspool. De lidstaten die in het besluit worden genoemd als lidstaten die onder druk staan, moeten gebruik kunnen maken van de jaarlijkse solidariteitspool op eenvoudige wijze kunnen doen door gewoon de Commissie en de Raad op de hoogte te stellen van hun voornemen om ervan gebruik te maken, waarna de EU-solidariteitscoördinator namens de Commissie het forum op technisch niveau bijeen moet roepen. De lidstaten die van zichzelf menen dat er sprake is van migratiedruk, moeten, om gebruik te kunnen maken van de pool, een naar behoren onderbouwde motivering van het bestaan en de omvang van de migratiedruk en andere relevante informatie verstrekken in de vorm van een kennisgeving die de Commissie onverwijld moet beoordelen. De begunstigde lidstaten moeten op redelijke en evenredige wijze gebruikmaken van de jaarlijkse solidariteitspool, rekening houdend met de solidariteitsbehoeften van de andere lidstaten waar sprake is van migratiedruk. De EU-solidariteitscoördinator moet ervoor zorgen dat de beschikbare solidariteitsbijdragen evenwichtig worden verdeeld over de begunstigde lidstaten. Wanneer een lidstaat van zichzelf meent zich in een crisissituatie te bevinden, moet de procedure van Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing zijn.
- (30)
Wanneer de lidstaten zelf begunstigde zijn, mogen zij niet ertoe worden verplicht hun toegezegde bijdragen aan de jaarlijkse solidariteitspool daadwerkelijk te leveren. Tegelijkertijd moet het voor een lidstaat waar sprake is van migratiedruk of een significante migratiesituatie, of voor een lidstaat die van zichzelf meent dat er sprake is van migratiedruk of een significante migratiesituatie, waardoor zijn vermogen om zijn toegezegde bijdrage daadwerkelijk te leveren in het gedrang zou kunnen komen als gevolg van uitdagingen die die lidstaat moet aangaan, mogelijk zijn om te verzoeken om een volledige of gedeeltelijke vermindering van zijn toegezegde bijdrage.
- (31)
Er moet een referentiesleutel op basis van de omvang van de bevolking en van het bbp van de lidstaten worden toegepast in overeenstemming met het als verplichting geldende beginsel van een billijke verdeling voor de werking van het solidariteitsmechanisme, aan de hand waarvan de totale bijdrage van elke lidstaat kan worden vastgesteld. Een lidstaat kan op vrijwillige basis een totale bijdrage leveren die hoger is dan zijn verplichte billijk aandeel, om zo lidstaten waar sprake is van migratiedruk bij te staan. Voor de operationalisering van de jaarlijkse solidariteitspool moeten de bijdragende lidstaten hun toezeggingen nakomen in verhouding tot hun totale toezegging, zodat telkens als de solidariteitspool wordt aangesproken, die lidstaten volgens hun billijk aandeel bijdragen. Om de werking van deze verordening te waarborgen, mogen de bijdragende lidstaten niet worden verplicht hun solidariteitstoezeggingen ten aanzien van de begunstigde lidstaat na te komen wanneer de Commissie in die begunstigde lidstaat systemische tekortkomingen met betrekking tot de regels van deel III van deze verordening heeft vastgesteld die ernstige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werking van deze verordening.
- (32)
Naast de jaarlijkse solidariteitspool beschikken de lidstaten, met name wanneer er sprake is van migratiedruk of een significante migratiesituatie, evenals de Unie, over de permanente EU-toolbox voor migratiesteun de ‘toolbox’), die maatregelen omvat die kunnen helpen om aan de behoeften tegemoet te komen en de druk op de lidstaten te verlichten, en die deel uitmaken van het acquis of de beleidsinstrumenten van de Unie. Teneinde te garanderen dat alle relevante instrumenten doeltreffend worden gebruikt om het hoofd te bieden aan specifieke uitdagingen in verband met migratie, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om te bepalen welke maatregelen uit de toolbox nodig zijn, onverminderd de toepasselijke Uniewetgeving, indien van toepassing. De lidstaten moeten ernaar streven onderdelen van de toolbox te gebruiken in combinatie met de jaarlijkse solidariteitspool. Het gebruik van maatregelen uit de toolbox mag echter geen voorwaarde zijn om in aanmerking te komen voor solidariteitsmaatregelen.
- (33)
Als solidariteitsmaatregel op secundair niveau moeten er verantwoordelijkheidscompensaties worden ingevoerd, op grond waarvan de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek wordt overgedragen aan de bijdragende lidstaat, afhankelijk van de vraag of de herplaatsingstoezeggingen bepaalde in deze verordening vastgelegde drempels bereiken. In bepaalde omstandigheden wordt de toepassing van verantwoordelijkheidscompensaties verplicht om de begunstigde lidstaten voldoende voorspelbaarheid te bieden. Bijdragen aan solidariteit door middel van verantwoordelijkheidscompensaties moeten worden meegeteld als onderdeel van het verplichte billijk aandeel van de bijdragende lidstaat. Er moet een systeem van waarborgen worden ingesteld om stimulansen voor irreguliere migratie naar de Unie en niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen en staatlozen tussen lidstaten zoveel mogelijk te voorkomen en de vlotte werking van de regels voor het bepalen van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming te ondersteunen. Wanneer de toepassing van de verantwoordelijkheidscompensaties verplicht wordt, blijft een bijdragende lidstaat die herplaatsingen heeft toegezegd en die geen verzoeken om internationale bescherming in behandeling heeft genomen waarvoor de begunstigde lidstaat is bepaald als verantwoordelijke lidstaat, ter compensatie verplicht om zijn herplaatsingstoezegging uit te voeren.
- (34)
Hoewel herplaatsing in de eerste plaats van toepassing moet zijn op verzoekers om internationale bescherming, en aangezien bijzondere aandacht moet worden besteed aan kwetsbare personen, dient de toepassing ervan flexibel te blijven. Gezien het vrijwillige karakter ervan moeten bijdragende en begunstigde lidstaten hun voorkeuren kenbaar kunnen maken wat betreft de personen die voor herplaatsing in aanmerking komen. Die voorkeuren moeten redelijk zijn in het licht van de vastgestelde behoeften en de in de begunstigde lidstaat beschikbare profielen, opdat de toegezegde herplaatsingen daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd.
- (35)
Organen, instanties en agentschappen van de Unie op het gebied van asiel-, grens- en migratiebeheer moeten op verzoek de lidstaten en de Commissie kunnen helpen bij de uitvoering van de verordening door expertise en operationele ondersteuning zoals voorzien in hun respectieve mandaten te leveren.
- (36)
Het gemeenschappelijke Europees Asielstelsel is geleidelijk tot stand gebracht als een gemeenschappelijke ruimte waarin bescherming wordt geboden en die stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (het ‘Verdrag van Genève’), waardoor, in overeenstemming met het beginsel van non-refoulement, wordt gewaarborgd dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd. Onverminderd de verantwoordelijkheidscriteria die in deze verordening zijn opgenomen, worden de lidstaten, die alle het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, in dat opzicht beschouwd als veilige landen voor onderdanen van derde landen.
- (37)
Het is wenselijk dat een duidelijke en werkbare methode om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming wordt opgenomen in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zoals aangegeven door de Europese Raad tijdens zijn bijzondere bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999. Die methode moet zijn gebaseerd op objectieve en zowel voor de lidstaten als voor de betrokken personen eerlijke criteria. Met de methode moet met name snel kunnen worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is, teneinde de vlotte en daadwerkelijke toegang tot billijke en doeltreffende procedures voor het verlenen van internationale bescherming te waarborgen en de doelstelling om verzoeken om internationale bescherming snel te behandelen, niet te ondermijnen.
- (38)
Om het begrip van de toepasselijke procedures aanzienlijk te vergroten, moeten de lidstaten aan personen op wie deze verordening van toepassing is, zo spoedig mogelijk en in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht kunnen worden te begrijpen, alle relevante informatie verstrekken over de toepassing van deze verordening, met name informatie over de criteria ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, de respectieve procedures en informatie over hun rechten en verplichtingen uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van de gevolgen van niet-naleving. Om er zeker van te zijn dat het belang van het kind wordt gevrijwaard en om te waarborgen dat minderjarigen worden betrokken bij de in deze verordening beschreven procedures, dienen de lidstaten minderjarigen op een kindvriendelijke manier informatie te verstrekken, rekening houdend met hun leeftijd en mate van volwassenheid. Het Asielagentschap moet daartoe, in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten, gemeenschappelijk informatiemateriaal ontwikkelen, alsook specifieke informatie voor niet-begeleide minderjarigen en kwetsbare verzoekers.
- (39)
Het verstrekken van kwaliteitsvolle informatie en juridische ondersteuning met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is en met betrekking tot de rechten en plichten van de verzoekers in die procedure is in het belang van zowel de lidstaten als de verzoekers. Om de doeltreffendheid van de procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat te vergroten en een correcte toepassing van de verantwoordelijkheidscriteria van deze verordening te waarborgen, moet juridische counseling worden opgenomen als een volwaardig onderdeel van het systeem ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat. Daartoe moet op verzoek juridische counseling ter beschikking worden gesteld van verzoekers, teneinde hen te begeleiden en bij te staan bij de toepassing van de criteria en de mechanismen ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat.
- (40)
Deze verordening moet voortbouwen op de beginselen in Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), en daarnaast de vastgestelde uitdagingen aanpakken en het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid ontwikkelen als onderdeel van het gemeenschappelijk kader, in lijn met artikel 80 VWEU. Daartoe moet een nieuw verplicht solidariteitsmechanisme het mogelijk maken dat de lidstaten beter voorbereid zijn om migratie te beheren, situaties aan te pakken waarin lidstaten met migratiedruk worden geconfronteerd en regelmatige solidaire bijstand tussen de lidstaten te bevorderen. De doeltreffende uitvoering van een dergelijk solidariteitsmechanisme is, samen met een doeltreffend systeem ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, een essentiële voorwaarde voor het goed functioneren van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel als geheel.
- (41)
Deze verordening moet van toepassing zijn op verzoekers om subsidiaire bescherming en personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, teneinde te zorgen voor gelijke behandeling van alle verzoekers om internationale bescherming en alle personen die internationale bescherming genieten en voor samenhang met het huidige asielacquis van de Unie, in het bijzonder met Verordening (EU) 2024/1347 van het Europees Parlement en de Raad (12).
- (42)
Om ervoor te zorgen dat onderdanen van derde landen en staatlozen die worden hervestigd of toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad (13) of aan wie internationale bescherming of een humanitaire status is verleend in het kader van een nationale hervestigingsregeling, worden teruggebracht naar de lidstaat die hen heeft toegelaten of hervestigd, dient deze verordening ook van toepassing te zijn op toegelaten personen die zonder toestemming aanwezig zijn op het grondgebied van een andere lidstaat.
- (43)
Om redenen van efficiëntie en rechtszekerheid is het van essentieel belang dat deze verordening wordt gebaseerd op het beginsel dat de verantwoordelijkheid slechts eenmaal wordt bepaald, tenzij een van de in deze verordening genoemde gronden voor beëindiging van toepassing is.
- (44)
Richtlijn (EU) 2024/1346 moet van toepassing zijn op alle procedures waarbij verzoekers uit hoofde van deze verordening betrokken zijn, met inachtneming van de beperkingen bij de toepassing van die richtlijn.
- (45)
Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad (14) moet van toepassing zijn naast en onverminderd de procedurele waarborgen uit hoofde van deze verordening, met inachtneming van de beperkingen bij de toepassing van die verordening.
- (46)
Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Handvest, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening het belang van het kind de eerste overweging te vormen. Bij het beoordelen van het belang van het kind dienen de lidstaten met name het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige op de korte, middellange en lange termijn, overwegingen van veiligheid en de opvattingen van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd en mate van volwassenheid, alsook met diens achtergrond, terdege in aanmerking te nemen. Voorts dienen voor niet-begeleide minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen te worden vastgelegd, waaronder de aanstelling van een vertegenwoordiger.
- (47)
Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening vastgestelde waarborgen voor minderjarigen daadwerkelijk worden toegepast, moeten de lidstaten erop toezien dat het personeel van de bevoegde autoriteiten aan wie verzoeken betreffende niet-begeleide minderjarigen worden voorgelegd, de nodige opleiding krijgt, bijvoorbeeld overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van het Asielagentschap, op gebieden zoals de rechten en individuele behoeften van de minderjarige, vroegtijdige opsporing van slachtoffers van mensenhandel of misbruik, alsook beste praktijken om verdwijning van de minderjarige te voorkomen.
- (48)
Overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven een eerste overweging te vormen.
- (49)
Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten inzake nationaliteitsverkrijging en onverminderd het feit dat het uit hoofde van het internationaal recht aan elke lidstaat staat om, met inachtneming van het recht van de Unie, de voorwaarden voor de verkrijging en het verlies van de nationaliteit vast te stellen, dienen de lidstaten bij de toepassing van deze verordening hun internationale verplichtingen jegens staatlozen na te komen in overeenstemming met de internationale mensenrechteninstrumenten, inclusief, indien toepasselijk, uit hoofde van het Verdrag betreffende de status van staatlozen dat op 28 september 1954 te New York is aangenomen. Waar nodig moeten de lidstaten ernaar streven staatlozen te identificeren en hun bescherming te versterken, zodat staatlozen fundamentele grondrechten kunnen genieten en het risico op discriminatie of ongelijke behandeling wordt verkleind.
- (50)
Om te voorkomen dat personen die een veiligheidsrisico vormen, worden overgedragen tussen de lidstaten, is het nodig ervoor te zorgen dat de lidstaat waar het eerst een verzoek wordt geregistreerd de verantwoordelijkheidscriteria niet toepast of de begunstigde lidstaat de herplaatsingsprocedure niet toepast wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de betrokken persoon een bedreiging vormt voor de binnenlandse veiligheid.
- (51)
Om te waarborgen dat verzoeken om internationale bescherming van de leden van een gezin grondig worden behandeld door één enkele lidstaat, de beslissingen daarover coherent zijn en gezinsleden niet van elkaar worden gescheiden, moet het mogelijk zijn de procedures ter bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van die verzoeken gezamenlijk af te handelen.
- (52)
De definitie van gezinslid moet de realiteit van de huidige migratietrends weerspiegelen, waarbij verzoekers vaak op het grondgebied van de lidstaten aankomen na een langere periode van doorreis. De definitie moet bijgevolg ook gezinnen die buiten het land van herkomst, maar vóór de aankomst op het grondgebied van de lidstaat zijn gevormd, omvatten.
- (53)
Om ervoor te zorgen dat het beginsel van de eenheid van het gezin en het belang van het kind volledig worden nageleefd, dient het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie tussen een verzoeker en zijn of haar kind, broer of zus, of ouder vanwege zwangerschap of moederschap, de gezondheidssituatie of de hoge leeftijd van de verzoeker een bindend verantwoordelijkheidscriterium te zijn. Indien de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, dient de aanwezigheid van een gezinslid, broer of zus, of familielid op het grondgebied van een andere lidstaat die voor de niet-begeleide minderjarige kan zorgen, eveneens een bindend verantwoordelijkheidscriterium te worden. Ter ontmoediging van niet-toegestane verplaatsingen van niet-begeleide minderjarigen bij ontstentenis van een gezinslid, broer of zus, of familielid, die niet in het belang van het kind zijn, moet de verantwoordelijke lidstaat de lidstaat zijn waar het verzoek om internationale bescherming van de niet-begeleide minderjarige het eerst is geregistreerd indien dat in het belang van het kind is. Indien de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten om internationale bescherming heeft verzocht en een lidstaat van mening is dat het niet in het belang van het kind is om dat kind op basis van een individuele beoordeling over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat, moet die lidstaat verantwoordelijk worden voor de behandeling van het nieuwe verzoek.
- (54)
De regels inzake bewijs moeten een gezinshereniging sneller mogelijk maken dan uit hoofde van Verordening (EU) nr. 604/2013. Daarom moet worden verduidelijkt dat formele bewijsmiddelen, zoals originele bewijsstukken en DNA-onderzoek, niet nodig mogen worden geacht wanneer de indirecte bewijzen samenhangend, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd zijn om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming vast te stellen. De autoriteiten van de lidstaten moeten alle beschikbare informatie in overweging nemen, zoals foto's, bewijs van contact en getuigenverklaringen, om zich een billijk oordeel te vormen van de verwantschap. Om de vroegtijdige vaststelling van mogelijke gevallen waarbij gezinsleden betrokken zijn, te vergemakkelijken, moet de verzoeker een door het Asielagentschap ontwikkeld modelformulier ontvangen. Indien mogelijk vult de verzoeker het modelformulier in vóór het persoonlijk onderhoud. Rekening houdend met het belang van gezinsbanden binnen de hiërarchie van de verantwoordelijkheidscriteria, moet bij de relevante procedures van deze verordening prioriteit worden gegeven aan alle gevallen waarbij gezinsleden betrokken zijn.
- (55)
Wanneer verzoekers in het bezit zijn van een diploma of andere kwalificatie, dient de lidstaat waar het diploma is afgegeven, verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van hun verzoek, mits het verzoek minder dan zes jaar na de afgifte van het diploma of de kwalificatie is geregistreerd, wat zorgt voor een snelle behandeling van het verzoek in de lidstaat waarmee de verzoeker op basis van een dergelijk diploma betekenisvolle banden heeft.
- (56)
Aangezien een lidstaat verantwoordelijk moet blijven voor een persoon die irregulier zijn grondgebied is binnengekomen, is het ook nodig te voorzien in de situatie waarin de persoon het grondgebied binnenkomt na een opsporings- en reddingsoperatie. Er moet worden voorzien in een uitzondering op het verantwoordelijkheidscriterium voor de situatie waarin een lidstaat personen heeft herplaatst die de buitengrens van een andere lidstaat op irreguliere wijze of na een opsporings- en reddingsoperatie hebben overschreden. In een dergelijke situatie moet de lidstaat van herplaatsing de verantwoordelijke lidstaat zijn wanneer de betrokken persoon om internationale bescherming verzoekt.
- (57)
Een lidstaat moet echter naar eigen goeddunken om humanitaire, sociale of culturele redenen of uit mededogen kunnen afwijken van de verantwoordelijkheidscriteria om gezinsleden, familieleden of andere familierelaties bijeen te brengen en een verzoek om internationale bescherming dat bij die lidstaat of bij een andere lidstaat is geregistreerd, te behandelen, ook al is hij volgens de criteria van deze verordening niet verantwoordelijk voor de behandeling.
- (58)
Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening vastgelegde procedures worden nageleefd en om belemmeringen voor de doeltreffende toepassing ervan te voorkomen, en in het bijzonder om onderduiking van onderdanen van derde landen en staatlozen en hun niet-toegestane verplaatsingen tussen de lidstaten te vermijden, is het nodig duidelijke verplichtingen vast te stellen voor de verzoeker in het kader van de procedure en waarvan die tijdig en naar behoren in kennis moet worden gesteld. Niet-naleving van dergelijke verplichtingen moet leiden tot passende en evenredige procedurele gevolgen voor de verzoeker en tot passende en evenredige gevolgen wat betreft zijn opvangvoorzieningen. Wanneer de lidstaten nagaan of de verzoeker zijn of haar verplichtingen naleeft en of hij of zij meewerkt met de bevoegde autoriteitenmoeten zij, in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening, rekening houden met de individuele omstandigheden van de verzoeker. Conform het Handvest moet de lidstaat waar een dergelijke verzoeker aanwezig is, er in elk geval voor zorgen dat in de dringende materiële behoeften van die verzoeker wordt voorzien.
- (59)
Om de mogelijkheid te beperken dat het gedrag van verzoekers kan leiden tot beëindiging van de verantwoordelijkheid of tot verschuiving ervan naar een andere lidstaat, moeten de termijnen die leiden tot beëindiging of de verschuiving van verantwoordelijkheid indien de persoon het grondgebied van de lidstaten tijdens de behandeling van het verzoek verlaat of onderduikt om zich aan een overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat te onttrekken, worden verlengd. Daarnaast moet de verschuiving van de verantwoordelijkheid wanneer de kennisgevende lidstaat de termijn voor het verzenden van een kennisgeving inzake terugname niet in acht heeft genomen, worden geschrapt om omzeiling van de regels en belemmering van de procedure te ontmoedigen. Wanneer een persoon op irreguliere wijze een lidstaat is binnengekomen zonder asiel aan te vragen, moet de periode waarna de verantwoordelijkheid van die lidstaat eindigt en een andere lidstaat waar die persoon vervolgens een verzoek indient, verantwoordelijk wordt, worden verlengd om personen verder aan te sporen de regels na te leven en een verzoek in te dienen in de eerste lidstaat van binnenkomst en aldus niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen en staatlozen tussen de lidstaten te beperken en de algehele efficiëntie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verhogen.
- (60)
Er dient een persoonlijk onderhoud met de verzoeker plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, tenzij de verzoeker is ondergedoken, het persoonlijk onderhoud niet heeft bijgewoond zonder gegronde redenen of de door de verzoeker verstrekte informatie toereikend is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Om er zeker van te zijn dat alle relevante informatie van de verzoeker wordt verkregen om correct vast te kunnen stellen welke lidstaat verantwoordelijk is, moet een lidstaat die het persoonlijk onderhoud achterwege laat de verzoeker de mogelijkheid bieden om alle aanvullende informatie te overleggen, met inbegrip van naar behoren gemotiveerde redenen op basis waarvan de autoriteit de noodzaak van een persoonlijk onderhoud kan overwegen. Zodra het verzoek om internationale bescherming wordt geregistreerd, moet de verzoeker met name in kennis worden gesteld van de toepassing van deze verordening, van het feit dat op basis van objectieve criteria is bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn of haar verzoek om internationale bescherming, van zijn of haar rechten en verplichtingen uit hoofde van deze verordening en van de gevolgen van niet-naleving van de verplichtingen.
- (61)
Om ervoor te zorgen dat het persoonlijk onderhoud zoveel mogelijk bijdraagt tot de snelle en efficiënte vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat, moet het personeel dat de verzoekers ondervraagt voldoende zijn opgeleid, met inbegrip van algemene kennis over problemen die het vermogen van de verzoeker om te worden ondervraagd negatief kunnen beïnvloeden, zoals aanwijzingen dat de verzoeker mogelijk het slachtoffer is geweest van foltering of mensenhandel.
- (62)
Teneinde de grondrechten van verzoekers op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de rechten van het kind en de bescherming tegen onmenselijke en vernederende behandeling als gevolg van een overdracht daadwerkelijk te beschermen, dienen verzoekers te kunnen beschikken over het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, beperkt tot die rechten, overeenkomstig met name artikel 47 van het Handvest en de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
- (63)
Met het oog op een vlotte toepassing van deze verordening moeten de lidstaten in alle gevallen in Eurodac aangeven welke lidstaat verantwoordelijk is nadat de procedures ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat zijn afgerond, met inbegrip in gevallen waarin de verantwoordelijkheid voortvloeit uit het niet naleven van de termijnen voor het verzenden of beantwoorden van overnameverzoeken of voor het uitvoeren van een overdracht, en in gevallen waarin de lidstaat waar het eerste verzoek is ingediend, verantwoordelijk wordt of het onmogelijk is de overdracht naar de in de eerste plaats verantwoordelijke lidstaat uit te voeren vanwege een reëel risico voor de verzoeker op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest als gevolg van de overdracht aan die lidstaat en vervolgens wordt bepaald dat een andere lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is.
- (64)
Met het oog op een snelle vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat moeten de termijnen voor het indienen en beantwoorden van overnameverzoeken, voor het doen van kennisgevingen inzake terugname en voor het instellen van en het beslissen over beroepen, worden gestroomlijnd en ingekort, onverminderd de grondrechten van de verzoekers.
- (65)
De bewaring van verzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat een persoon niet in bewaring mag worden gehouden om de enkele reden dat hij of zij internationale bescherming zoekt. De bewaring dient zo kort mogelijk te duren en te beantwoorden aan het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel, en mag alleen als uiterste maatregel worden toegestaan. De bewaring van verzoekers moet in het bijzonder in overeenstemming zijn met artikel 31 van het Verdrag van Genève. De procedures waarin deze verordening voorziet met betrekking tot een in bewaring gehouden persoon moeten bij voorrang en binnen zo kort mogelijke termijnen worden uitgevoerd. Wat de algemene waarborgen met betrekking tot bewaring en, indien passend, de bewaringsvoorwaarden betreft, moeten de lidstaten ook ten aanzien van personen die op basis van deze verordening in bewaring worden gehouden, de bepalingen van Richtlijn (EU) 2024/1346 toepassen. Minderjarigen mogen in de regel niet in bewaring worden gehouden en er moeten inspanningen worden geleverd om hen in een opvang te plaatsen met speciale voorzieningen voor minderjarigen. In uitzonderlijke omstandigheden, bij wijze van laatste toevluchtsmaatregel, nadat is vastgesteld dat andere minder dwingende alternatieve maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast en nadat is geoordeeld dat bewaring in het belang van het kind is, kunnen minderjarigen in de omstandigheden zoals voorzien in Richtlijn (EU) 2024/1346 in bewaring worden gesteld.
- (66)
Tekortkomingen in, of het instorten van, asielstelsels, vaak verergerd door bijzondere druk, zouden de soepele werking van het bij deze verordening ingevoerde stelsel in gevaar kunnen brengen, waardoor schending dreigt van de rechten van verzoekers, zoals die zijn verankerd in het asielacquis van de Unie en in het Handvest, en van andere internationale mensenrechten en vluchtelingenrechten.
- (67)
Loyale samenwerking tussen de lidstaten is van essentieel belang voor de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Een dergelijke samenwerking houdt onder meer in dat de in deze verordening vastgestelde procedureregels naar behoren worden toegepast, met name door ervoor te zorgen dat de passende praktische regelingen worden getroffen en uitgevoerd die nodig zijn om te waarborgen dat de overdrachten daadwerkelijk plaatsvinden.
- (68)
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (15) kunnen overdrachten naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, plaatsvinden op basis van vrijwilligheid, in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide. De lidstaten dienen vrijwillige overdrachten te bevorderen door passende informatie aan de betrokken persoon te verstrekken, en erop toe te zien dat overdrachten in de vorm van gecontroleerd vertrek of onder geleide op humane wijze plaatsvinden, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid, en geheel in het belang van het kind, en met de grootst mogelijke consideratie voor de ontwikkelingen in de desbetreffende jurisprudentie, in het bijzonder wat overdrachten op humanitaire gronden betreft.
- (69)
Mits dat noodzakelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, moeten de lidstaten specifieke informatie die relevant is voor dat doel kunnen delen zonder de toestemming van de verzoeker, indien die informatie noodzakelijk is voor de bevoegde autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat om hun verplichtingen na te komen, met name die welke voortvloeien uit Verordening (EU) 2024/1348.
- (70)
Om een duidelijke en doeltreffende herplaatsingsprocedure te waarborgen, moeten specifieke regels voor begunstigde en bijdragende lidstaten worden vastgesteld. Indien de verantwoordelijkheid niet vóór de herplaatsing werd vastgesteld, moet de lidstaat van herplaatsing verantwoordelijk worden, behalve in de gevallen waarin de gezinsgerelateerde criteria van toepassing zijn. De regels en waarborgen met betrekking tot overdrachten in deze verordening moeten, indien relevant, ook van toepassing zijn op overdrachten ten behoeve van herplaatsing. Zulke regels moeten ervoor zorgen dat de eenheid van het gezin bewaard blijft en dat personen die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de binnenlandse veiligheid niet worden herplaatst.
- (71)
Als lidstaten herplaatsing als solidariteitsbijdrage uitvoeren, moet passende en evenredige financiële steun uit de Uniebegroting worden verleend. Om de lidstaten ertoe aan te zetten prioriteit te geven aan de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen moet een hogere stimuleringsbijdrage worden verstrekt met betrekking tot niet-begeleide minderjarigen.
- (72)
Het moet mogelijk zijn de middelen van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, opgericht bij Verordening (EU) 2021/1147, en van andere relevante fondsen van de Unie (de ‘fondsen’), beschikbaar te maken om de lidstaten ondersteuning te bieden bij de toepassing van deze verordening, strokend met de regels voor het gebruik van de fondsen en onverminderd andere door de fondsen ondersteunde prioriteiten. In dat verband moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van de toewijzingen in het kader van hun respectieve programma's, met inbegrip van de bedragen die beschikbaar worden gesteld na de tussentijdse evaluatie. Het moet mogelijk zijn aanvullende steun in het kader van thematische faciliteiten beschikbaar te stellen, in het bijzonder voor lidstaten die hun capaciteit aan de buitengrenzen mogelijk moeten vergroten of die worden geconfronteerd met specifieke druk op of behoeften van hun asiel- en opvangstelsels en hun buitengrenzen.
- (73)
Verordening (EU) 2021/1147 moet worden gewijzigd om te waarborgen dat de Uniebegroting volledig bijdraagt aan de totale subsidiabele uitgaven voor solidariteitsacties, en om specifieke rapportageverplichtingen met betrekking tot die acties in te voeren, als onderdeel van de bestaande rapportageverplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de fondsen.
- (74)
Bij de vaststelling van de subsidiabiliteitsperiode voor de uitgaven voor solidariteitsacties moet rekening worden gehouden met de noodzaak om solidariteitsacties tijdig uit te voeren. Gezien het solidaire karakter van de financiële overdrachten uit hoofde van deze verordening moeten dergelijke overdrachten bovendien volledig worden gebruikt voor de financiering van solidariteitsacties.
- (75)
De toepassing van deze verordening kan eenvoudiger en doeltreffender worden gemaakt door middel van bilaterale regelingen tussen de lidstaten om de communicatie tussen de bevoegde diensten te verbeteren, de proceduretermijnen te verkorten, de behandeling van overnameverzoeken of kennisgevingen inzake terugname te vereenvoudigen, of door praktische regels vast te stellen voor de overdracht van verzoekers en om die doeltreffender uit te voeren.
- (76)
De continuïteit tussen het systeem ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat dat bij Verordening (EU) nr. 604/2013 was ingesteld, en het systeem dat nu bij deze verordening wordt vastgesteld, moet worden gewaarborgd. Evenzo moet worden gezorgd voor samenhang tussen deze verordening en Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad (16).
- (77)
Één of meer netwerken van bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet worden opgezet en gefaciliteerd door het Asielagentschap teneinde de praktische samenwerking en uitwisseling van informatie over alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening te verbeteren, met inbegrip van de ontwikkeling van praktische instrumenten en richtsnoeren. Die netwerken moeten ernaar streven regelmatig bijeen te komen om het vertrouwen en een gemeenschappelijk inzicht in eventuele uitdagingen die gepaard gaan met de uitvoering van deze verordening in de lidstaten, te vergroten.
- (78)
De werking van het Eurodac-systeem, zoals ingesteld bij Verordening (EU) 2024/1358, moet de toepassing van deze verordening vergemakkelijken.
- (79)
De toepassing van het visuminformatiesysteem (VIS), dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (17), en in het bijzonder de uitvoering van de artikelen 21 en 22 daarvan, moet de toepassing van deze verordening vergemakkelijken.
- (80)
Wat betreft de behandeling van personen die onder deze verordening vallen, zijn de lidstaten gebonden aan hun verplichtingen uit hoofde van instrumenten van internationaal recht, waaronder de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.
- (81)
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (18) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten uit hoofde van deze verordening. De lidstaten moeten alle passende technische en organisatorische maatregelen uitvoeren om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking wordt uitgevoerd overeenkomstig die verordening en de in deze verordening opgenomen nadere voorschriften ter zake. Die maatregelen moeten met name zorgen voor de beveiliging van de uit hoofde van deze verordening verwerkte persoonsgegevens en moeten in het bijzonder onwettige of ongeoorloofde toegang tot of vrijgave, wijziging of verlies van verwerkte persoonsgegevens voorkomen. De bevoegde toezichthoudende autoriteit of autoriteiten van elke lidstaat moet of moeten toezien op de wettigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de betrokken autoriteiten, met inbegrip van de verzending ervan naar de met veiligheidscontroles belaste autoriteiten. In het bijzonder moeten personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt zonder onnodige vertraging ervan op de hoogte worden gesteld wanneer een inbreuk in verband met persoonsgegevens waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor hun rechten en vrijheden uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679.
- (82)
Bij de uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten en de organen, instanties en agentschappen van de Unie alle passende en nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat gegevens op een veilige manier worden bewaard.
- (83)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie bepaalde uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19), met uitzondering van uitvoeringsbesluiten van de Commissie waarin wordt bepaald of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie.
- (84)
Teneinde te voorzien in aanvullende regels moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van: de identificatie van gezinsleden, broers of zussen, of familieleden van niet-begeleide minderjarigen, de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie met betrekking tot niet-begeleide minderjarigen; de criteria ter beoordeling van het vermogen van een familielid om voor een niet-begeleide minderjarige te zorgen, ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers of zussen, of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven; de elementen waar rekening mee gehouden moet worden ter beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie; de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie met betrekking tot afhankelijke personen; de criteria ter beoordeling van het vermogen van de betrokken persoon om voor de afhankelijke persoon te zorgen en de elementen waarmee rekening moet worden gehouden ter beoordeling van het onvermogen om gedurende een significante tijdsspanne te reizen, met volledige inachtneming van het belang van het kind zoals bepaald in deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(20). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (85)
Verordening (EU) nr. 604/2013 moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient die verordening te worden ingetrokken.
- (86)
Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening moeten regelmatig evaluaties worden verricht.
- (87)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die worden gewaarborgd in het Unie- en het internationaal recht, waaronder het Handvest. Deze verordening is met name gericht op volledige waarborging van het recht op asiel dat wordt gegarandeerd door artikel 18 van het Handvest, en van de rechten die worden erkend uit hoofde van de artikelen 1, 4, 7, 24 en 47 daarvan. De lidstaten moeten deze verordening derhalve dienovereenkomstig toepassen, met volledige inachtneming van die grondrechten.
- (88)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vaststelling van criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze dat in een van de lidstaten is geregistreerd, en de vaststelling van een solidariteitsmechanisme om lidstaten te ondersteunen bij de aanpak van situaties van migratiedruk, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en daarom wegens de omvang en de gevolgen van deze verordening beter op het niveau van de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
- (89)
Met het oog op de consistente uitvoering van deze verordening op het moment dat zij van toepassing wordt, moeten uitvoeringsplannen op het niveau van de Unie en op nationaal niveau worden ontwikkeld en uitgevoerd, waarin voor elke lidstaat lacunes en operationele stappen worden vermeld.
- (90)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien de delen III, V en VII van deze verordening wijzigingen inhouden in de zin van artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van de doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (21), moet Denemarken, op het ogenblik van de aanneming van de wijzigingen of binnen een termijn van 30 dagen daarna, de Commissie in kennis stellen van zijn besluit om de inhoud van die wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.
- (91)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2, en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Ierland.
- (92)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormen de delen III, V en VII van deze verordening nieuwe wettelijke bepalingen op een gebied waarvan sprake is in de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (22).
- (93)
Wat Zwitserland betreft, vormen de delen III, V en VII van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (23).
- (94)
Wat Liechtenstein betreft, vormen de delen III, V en VII van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, waarnaar wordt verwezen in artikel 3 van het protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend(24),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 155 van 30.4.2021, blz. 58.
PB C 175 van 7.5.2021, blz. 32.
Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 mei 2024.
Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L, 2024/1346, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1346/oj).
Verordening (EU) 2022/922 van de Raad van 9 juni 2022 betreffende de instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013 (PB L 160 van 15.6.2022, blz. 1).
Verordening (EU) 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot invoering van de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/817 (PB L, 2024/1356, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1356/oj).
Aanbeveling (EU) 2020/1366 van de Commissie van 23 september 2020 over een EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie) (PB L 317 van 1.10.2020, blz. 26).
Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (PB L 251 van 15.7.2021, blz. 1).
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147 (PB L, 2024/1359, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj).
Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
Verordening (EU) 2024/1347 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, en voor de inhoud van de verleende bescherming, tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L, 2024/1347, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1347/oj).
Verordening (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden, en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147 (PB L, 2024/1350, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1350/oj).
Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU (PB L, 2024/1348, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1348/oj).
Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).
Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van biometrische gegevens om de Verordeningen (EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2001/55/EG van de Raad doeltreffend toe te passen en om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en staatlozen te identificeren en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L, 2024/1358, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1358/oj).
Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.
PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5.
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 39.