CRvB, 06-08-2013, nr. 11/7056 WIJ
ECLI:NL:CRVB:2013:1299
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
06-08-2013
- Zaaknummer
11/7056 WIJ
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2013:1299, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 06‑08‑2013
Uitspraak 06‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Intrekking inkomensvoorziening WIJ, omdat nog niet alle gegevens van appellante waren ontvangen, ook niet na een hersteltermijn. Ontvangst besluit? Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er door TNT Post geen afhaalbericht is achtergelaten. Jurisprudentie in civiele zaken is niet van toepassing op bestuursrechtelijke procedure. De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht een eigen stelsel van procedurele bepalingen betreffende de bekendmaking van besluiten opgenomen. De hersteltermijn is niet te kort geweest.
Centrale Raad van Beroep
11/7056 WIJ
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 31 oktober 2011, 11/937 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2013. Voor appellante is verschenen mr. S. Ikiz, kantoorgenoot van mr. Nadaud. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D.F.M. Janssen.
OVERWEGINGEN
1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren [in] 1986, ontving een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Zij werd in het kader van het project “Vaals actief” per brief van 14 januari 2011 uitgenodigd voor een gesprek op 25 januari 2011. Daarbij werd haar verzocht om een aantal, nader in de brief opgesomde, stukken mee te nemen. Appellante is op het gesprek verschenen, maar heeft de gevraagde stukken niet meegenomen. Tijdens het gesprek werd aan appellante meegedeeld dat zij alsnog een aantal gegevens diende op te sturen.
1.2.
Bij aangetekend verzonden besluit van 27 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur op grond van artikel 40, eerste lid, van de WIJ het recht op de inkomensvoorziening vanaf
25 januari 2011 opgeschort omdat nog niet alle gegevens van appellante waren ontvangen. Het dagelijks bestuur heeft appellante daarbij in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen en uiterlijk 3 februari 2011 de gevraagde gegevens in te leveren. Dit betreft een kopie van een geldig legitimatiebewijs, alle bank- en spaarrekeningafschriften van de laatste zes maanden en een curriculum vitae (cv).
1.3.
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het dagelijks bestuur de inkomensvoorziening van appellante met ingang van 25 januari 2011 met toepassing van artikel 40, vierde lid, van de WIJ ingetrokken. Appellante heeft op 4 maart 2011 tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij aangevoerd dat zij na het gesprek van 25 januari 2011 de gevraagde stukken per post heeft opgestuurd. Het besluit van 27 januari 2011 heeft zij nooit ontvangen.
1.4.
Bij besluit van 26 april 2011 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar tegen het besluit van 8 februari 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat inmiddels is gebleken dat TNT Post het besluit van 27 januari 2011 aan het dagelijks bestuur retour heeft gezonden met op de enveloppe de vermelding “geweigerd/niet afgehaald”. Volgens het dagelijks bestuur behoort het niet in ontvangst nemen en het vervolgens niet afhalen van het aangetekend verzonden besluit van 27 januari 2011 tot de eigen verantwoordelijkheid van appellante. Het dagelijks bestuur heeft de gegevens die appellante na het gesprek van 25 januari 2011 zou hebben ingestuurd niet ontvangen. Tijdens de hoorzitting heeft appellante desgevraagd meegedeeld geen bewijsstukken van de verzending te kunnen overleggen. Het dagelijks bestuur gaat er daarom van uit dat de gevraagde stukken niet binnen de gestelde termijn zijn overgelegd.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de postbode geen schriftelijke mededeling heeft achtergelaten waarbij zij in kennis werd gesteld van de tevergeefs aangeboden brief. Zij heeft verwezen naar een televisie-uitzending van het programma “Kassa” van de VARA van 29 oktober 2007. Uit die uitzending is gebleken dat door TNT Post niet altijd een afhaalbriefje in de brievenbus wordt gedaan. Ook heeft zij verwezen naar een arrest van het gerechtshof Arnhem van 13 april 2010,
LJN BM2180 en naar een arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 7 september 2010, LJN BN6782. Deze arresten hebben betrekking op een soortgelijke situatie, waarbij de betrokkene ontkende dat de postbode een afhaalbriefje voor een tevergeefs aangeboden brief in de brievenbus had gedeponeerd. In beide arresten wordt overwogen dat het achterlaten van een afhaalbericht weliswaar de voorgeschreven wijze van aanbieding is als iemand niet thuis is, maar dat daarmee op zichzelf nog niet voldoende aannemelijk is dat die voorgeschreven wijze van aanbieding ook in dat geval heeft plaatsgevonden. De afzender van de brief heeft niet (onderbouwd) gesteld, noch ten bewijze aangeboden dat dit het geval is. Onder verwijzing naar de artikelen 3:37 en 3:59 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moeten, aldus appellante, de overwegingen van deze arresten ook in de situatie van appellante gevolgd worden. Appellante heeft voorts aangevoerd dat uit het gesprekverslag van 25 januari 2011 alleen blijkt dat appellante haar cv hoefde op te sturen. De inhoud van het gespreksverslag is daarom anders dan de inhoud van de brief van 27 januari 2011. Naar de mening van appellante is het in strijd met de rechtszekerheid, wanneer in een mondeling gesprek gevraagd wordt om het cv op te sturen en vervolgens in een brief naar aanleiding van dat gesprek te vragen ook nog een aantal andere bescheiden op te sturen. In ieder geval had aan appellante een nieuwe hersteltermijn gegeven moeten worden. Tenslotte heeft de gemachtigde van appellante nog twee voorbeelden van hem bekende gevallen ingezonden, waarin TNT Post niet goed heeft gefunctioneerd. In het ene geval is de aangetekende zending niet aangekomen. In het andere geval is de aangetekende, niet afgehaalde zending, aan een verkeerd adres geretourneerd. Ter zitting van de Raad is nog aangevoerd dat de geboden hersteltermijn van slechts drie werkdagen te kort is geweest.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij verwijst naar de aangevallen uitspraak voor de van belang zijnde wettelijke bepalingen.
4.1.
Vaststaat dat TNT Post het besluit van 27 januari 2011 op 28 januari 2011 aan het adres van appellante heeft aangeboden, maar daarbij geen gehoor kreeg. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld CRvB 7 juni 2011, LJN BQ8499 en CRvB 28 augustus 2012,
LJN BX6166) ligt het op de weg van de belanghebbende, die stelt geen afhaalbericht te hebben ontvangen, om aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Appellante is hierin niet geslaagd. De
onder 3 genoemde arresten van het gerechtshof Arnhem en het gerechtshof ’s-Gravenhage worden niet gevolgd. Die arresten zijn niet in bestuursrechtelijke, maar in civiele procedures gewezen. Het beroep van appellante op artikel 3:37 van het BW in verbinding met artikel 3:59 van dat wetboek wordt verworpen, reeds op grond van de vaststelling dat de wetgever in de Algemene wet bestuursrecht een eigen stelsel van procedurele bepalingen betreffende de bekendmaking van besluiten heeft opgenomen (vergelijk: CRvB 4 december 1997,
LJN ZB7330). De stelling van appellante dat de rechtspraak van de Raad verouderd is, kan niet worden onderschreven. Ook de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt in zijn uitspraken dezelfde lijn (10 oktober 2011, LJN BV0381 en 23 januari 2013,
LJN BY9216). Overigens heeft het dagelijks bestuur er in zijn verweerschrift in hoger beroep terecht op gewezen dat de door appellante genoemde televisie-uitzending betrekking heeft op de bezorging van pakketten en niet op die van brieven.
4.2.
De grond dat appellante erop mocht vertrouwen dat zij alleen een cv hoefde op te sturen kan geen doel treffen, reeds omdat het dagelijks bestuur geen cv van haar heeft ontvangen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij na het gesprek van 25 januari 2011 een cv aan het dagelijks bestuur heeft verzonden. Ten aanzien van de grond dat de hersteltermijn te kort is geweest overweegt de Raad dat appellante al in de brief van 14 januari 2011 was gevraagd om stukken in te leveren en dat het feit dat het dagelijks bestuur die gegevens niet heeft ontvangen niet het gevolg is geweest van een te korte hersteltermijn.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2013.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) V.C. Hartkamp
HD