Stcrt. 2013, 22031 en bronpublicatie in Stcrt. 1999, 117.
HR, 15-11-2016, nr. 15/01189
ECLI:NL:HR:2016:2589
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-11-2016
- Zaaknummer
15/01189
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2589, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑11‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1060, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1060, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2589, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0416
Uitspraak 15‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Veroordeling wegens diefstal in vereniging van twee buitenboordmotoren, art. 311 Sr. Diefstal of heling? Een van de motoren wordt door de aangever op Speurders.nl teruggevonden. Hij maakt een afspraak om deze te kopen. De verdachte komt tezamen met een ander in een bestelbus aanrijden met daarin een van de buitenboordmotoren. De andere buitenboordmotor wordt bij hem thuis aangetroffen. HR: de bewezenverklaarde diefstal kan niet zonder meer worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
15 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/01189
EC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 maart 2015, nummer 22/003231-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft de beslissingen ten aanzien van het tenlastegelegde feit en de opgelegde straf, en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van diefstal in vereniging ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 20 april 2014 tot en met 21 april 2014 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0001] ) en een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0002] ), toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] ."
3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Een geschrift, te weten een proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden d.d. 28 april 2014, nr. PL15K0-2014080847. De middels internet gedane aangifte is op 23 april 2014 door de verbalisant verwerkt tot een proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als de aangifte van [betrokkene 3] (pagina 53 e.v. dossier):
Feit : diefstal uit/vanaf vaartuig
Plaats delict : Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg
Pleegdatum/tijd : tussen 20 april 2014 en 21 april 2014.
Het hek van de jachthaven is opengeknipt. In de haven ligt onze zeilboot, waarvan de buitenboordmotor gestolen is.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het goed zoals genoemd op de 'bijlage goederen' is weggenomen.
2.
Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte proces-verbaalnummer PL15K0-2014080847. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven –
(pagina 56 dossier):
Aangifte van diefstal vanaf of uit een vaartuig
Gegevens aangever
Achternaam [betrokkene 3]
Voornamen [...]
Pleegplaats en tijdstip
Pleegplaats Leidschendam
Type locatie Haven
Tijdstip achtergelaten 20-04-2014
Tijdstip geconstateerd 21-04-2014
(On)roerende goederen
Omschrijving schade De buitenboordmotor is van de boot gestolen.
Merk motor Yamaha, serienummer [0001]
3.
Het proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden d.d. 5 mei 2014, nr. PL1500-2014088514-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als de aangifte van [betrokkene 2] (pagina 104 e.v. dossier):
Feit : diefstal uit/vanaf vaartuig
Plaats delict : Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg
(watersportcentrum Vlietland)
Pleegdatum/tijd: tussen 20 april 2014 en 21 april 2014.
Ik ben, samen met [betrokkene 4] , eigenaar van een zeilboot. Deze boot ligt afgemeerd bij het Watersportcentrum Vlietland te Leidschendam. Aan de achterzijde van de boot is een buitenboordmotor bevestigd. Op 21 april 2014 vertelde een medewerker van Watersportcentrum Vlietland mij dat de buitenboordmotor van onze boot was weggenomen. Ik heb vervolgens gesproken met [betrokkene 4] . Hij noch ik had de buitenboordmotor weggenomen. Er zijn geen andere personen welke het recht hebben of hadden om de buitenboordmotor weg te nemen. Ik doe bij deze dan ook aangifte van diefstal van mijn buitenboordmotor.
Ik heb de volgende gegevens met betrekking tot deze motor gevonden:
Merk: Yamaha
Motornummer: [0002]
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 6 mei 2014, nr. PL1500-2014080847-38. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als het relaas van de verbalisanten (pagina 95 e.v. dossier):
Op woensdag 30 april 2014 bevonden wij, verbalisanten, ons op het terrein van Watersportcentrum Vlietland.
Wij spraken hier met de eigenaar van het watersportcentrum. Wij hoorden hem zeggen dat hij op 20 april 2014 over het terrein van het watersportcentrum liep. Wij hoorden hem zeggen dat op dat moment alle hekken rondom het terrein in goede staat waren en dat er geen bijzonderheden waren met de boten aan de steigers. Wij hoorden hem zeggen dat hij op 21 april 2014 op het terrein liep en zag dat er een gat in het hekwerk rondom het terrein zat. Wij hoorden hem zeggen dat twee van de boten aan de steigers de buitenboordmotor misten.
Wij hoorden hem zeggen dat één van de buitenboordmotoren toebehoorde aan de boot van [betrokkene 1] en dat de andere buitenboordmotor toebehoorde aan de boot van [betrokkene 2] .
Wij zagen dat het gat in het hekwerk dusdanig groot was dat er een volwassen persoon doorheen kon. Wij hebben vervolgens gekeken waar het gat in het hekwerk vanaf het terrein uit kwam. Wij zagen dat er achter het hekwerk bossages waren. Na ongeveer 20 meter over een pad tussen de bossages te hebben gelopen, kwamen wij uit bij een groot parkeerterrein aan de Rietpolderweg te Leidschendam.
5.
Een proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 1] , wonende aan de [a-straat 1] te Zoetermeer (pagina 58 e.v. dossier):
Mijn vrouw heeft vorige week aangifte gedaan van diefstal van een buitenboordmotor van mijn zeilboot.
Het betreft een Yamaha buitenboordmotor met serienummer [0001] . Op Speurders.nl zag ik een advertentie staan waarbij een motor werd aangeboden die ik herkende als mijn motor. Ik heb een afspraak gemaakt met de aanbieder van deze advertentie. Dit betrof ene [...] . Ik hield via de mail en telefonisch contact met [...] . Vanavond omstreeks 19.50 uur belde [...] dat hij vanuit Den Haag naar mijn woning zou komen.
6.
Een proces-verbaal van aanhouding van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als het relaas van de verbalisanten (pagina 32 e.v. dossier):
Op dinsdag 29 april 2014 omstreeks 20:13 uur, hielden wij op de locatie [a-straat] , Zoetermeer, als verdachte aan:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboren : [geboortedatum] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Adres : [b-straat 1]
Postcode plaats : [...]
Op 23 april 2014 is er aangifte gedaan van diefstal van een buitenboordmotor van het merk Yamaha. Deze buitenboordmotor zou zijn weggenomen van een boot die gelegen was in een jachthaven. Deze jachthaven is gelegen aan de Rietpolderweg 11 te Leidschendam.
Op maandag 28 april 2014 belde de eigenaar van de weggenomen buitenboordmotor met mij, verbalisant, werkzaam aan het bureau van politie Zoetermeer. De eigenaar van de buitenboordmotor verklaarde tegenover mij dat hij zijn weggenomen buitenboordmotor terug had gevonden op internet op een verkoopsite genaamd: Speurders.nl.
Volgens de eigenaar van de buitenboordmotor herkende hij de te koop gezette buitenboordmotor als zijn buitenboordmotor aan specifieke kenmerken. Tevens verklaarde de eigenaar van de buitenboordmotor tegenover mij dat hij al een afspraak had gemaakt met de persoon die de buitenboordmotor te koop had gezet. Deze afspraak zou op 29 april 2014 omstreeks 19:30 uur plaatsvinden bij de woning van de eigenaar. Deze woning zou zijn gelegen aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. Genoemde eigenaar gaf aan dat hij aangifte had gedaan van het wegnemen van zijn buitenboordmotor.
In het vervolg van dit proces-verbaal van aanhouding noemen wij, verbalisanten, de eigenaar van de buitenboordmotor: aangever.
Op 29 april 2014 omstreeks 20:05 uur bevonden wij ons, verbalisanten, op de [a-straat] te Zoetermeer. Op dat moment zagen wij een witte bestelauto aan komen rijden van het merk Renault, type Kangoo. Wij zagen dat er twee mannen in deze bestelauto zaten.
Ik, verbalisant, bevond mij op dat moment in de woning van de eerdergenoemde aangever van de buitenboordmotor. Deze woning was gelegen aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. Ik hoorde dat de mobiele telefoon van de aangever overging. Ik hoorde dat de aangever telefonisch in gesprek was met naar later bleek de bijrijder van de witte Renault Kangoo. Ik hoorde de aangever vragen: "Waar ben je?" Ik hoorde de man aan de andere kant van de lijn zeggen: "Hier in de witte Renault Kangoo, bij jou voor de deur!"
Wij, verbalisanten, zagen dat de bijrijder van de witte Renault Kangoo een blanke huidskleur had en een zogenaamd haarmatje in de nek.
Wij zagen dat de witte Renault Kangoo voor de woning van aangever tot stilstand kwam en dat de bijrijder van de witte Renault Kangoo uitstapte en de voortuin van voornoemde woning inliep.
Direct zijn wij, verbalisanten, naar beide mannen gelopen en hebben deze staande gehouden. Hierop ben ik, verbalisant, samen met aangever de woning uit gelopen en heb mij bij de andere verbalisanten gevoegd. Ik hoorde de blanke verdachte zich aan aangever voorstellen met de naam [...] .
Ik, verbalisant, deelde het doel van staandehouding aan beide verdachten mede. Ik zei tegen de staande gehouden verdachten dat zij vermoedelijk een gestolen goed vervoerden en dat wij daar onderzoek naar gingen doen.
Toen ik de achterdeuren van genoemde bestelauto opende, zag ik een buitenboordmotor van het merk Yamaha in de laadruimte van genoemde bestelauto liggen.
Ik, verbalisant, had het serienummer van de weggenomen buitenboordmotor waarvan aangifte was gedaan door aangever op papier in mijn hand. Wij, verbalisanten, zagen dat het serienummer van de buitenboordmotor die in de laadruimte van betrokken bestelauto lag exact overeen kwam met het serienummer van de buitenboordmotor die was weggenomen en welk nummer was genoemd in de aangifte van aangever.
Hierop hebben wij, verbalisanten, bovengenoemde verdachte aangehouden ter zake diefstal c.q. heling van de buitenboordmotor die achterin de bestelauto lag.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-13. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – als het relaas van de verbalisanten (pagina 71 dossier):
Op dinsdag 29 april 2014 heb ik een onderzoek ingesteld in de tuin van de woning gelegen aan de [b-straat 1] (het hof begrijpt: [b-straat 1] ) te 's-Gravenhage.
Na overleg met de Officier van Justitie werd toestemming verleend voor het zoeken in de tuin van de verdachte [verdachte] .
Aldaar zag ik, verbalisant, dat er in de tuin een schuur stond. Ik zag dat deze schuur openstond. Ik keek in de schuur waarna ik een buitenboordmotor zag staan van het merk Yamaha, voorzien van serienummer [0002] ."
3.4.
Aangezien de bewezenverklaring niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2016.
Conclusie 06‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Veroordeling wegens diefstal in vereniging van twee buitenboordmotoren, art. 311 Sr. Diefstal of heling? Een van de motoren wordt door de aangever op Speurders.nl teruggevonden. Hij maakt een afspraak om deze te kopen. De verdachte komt tezamen met een ander in een bestelbus aanrijden met daarin een van de buitenboordmotoren. De andere buitenboordmotor wordt bij hem thuis aangetroffen. HR: de bewezenverklaarde diefstal kan niet zonder meer worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 15/01189 Zitting: 6 september 2016 | mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 3 maart 2015 door het hof Den Haag wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een werkstraf van tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen hechtenis.
Namens de verdachte heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt dat het hof het preliminaire verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, ten onrechte, dan wel op onbegrijpelijke gronden heeft verworpen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij in of omstreeks de periode van 20 april 2014 tot en met 21 april 2014 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0001] ) en/of een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0002] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);”
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
“hij in of omstreeks de periode van 20 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Zoetermeer en/of te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0001] ) en/of een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0002] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.”
5. De zaak is in hoger beroep behandeld op de terechtzitting van 17 februari 2015. De raadsman van verdachte heeft aldaar een preliminair verweer gevoerd strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Kort samengevat houden zijn pleitnotities op dit punt in dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de wijze van vervolging, te weten het dagvaarden van verdachte, in strijd is met het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie zoals neergelegd in de Richtlijn voor strafvordering eenvoudige diefstal (BWBR0032116) in combinatie met de Aanwijzing kader voor Strafvordering (BWBR003404). Hiertoe heeft de raadsman als uitgangspunt genomen dat een jachthaven gelijk is te stellen met een ‘bedrijfsterrein’ als bedoeld in de richtlijn. Vervolgens heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie op grond van de Richtlijn voor strafvordering eenvoudige diefstal, gezien van de waarde van de weggenomen goederen, het verweten medeplegen en het ontbreken van relevante recidive in de zin van de richtlijn, de verdachte een taakstraf had moeten aanbieden.
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt voorts en voor zover hier van belang het volgende in:
“(…)
De raadsman deelt mede dat hij een preliminair verweer wenst te voeren, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld voert de raadsman het woord overeenkomstig de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota 'preliminair'.
De advocaat-generaal deelt in reactie op het preliminair verweer van de raadsman mede:
We hebben te maken met een ontkennende verdachte, zowel ten aanzien van de primair ten laste gelegde diefstal als de subsidiair ten laste gelegde schuldheling. Om de diefstal van de buitenboordmotoren mogelijk te maken is het hek van de jachthaven opengeknipt. Je zou dus kunnen zeggen dat sprake is van diefstal met verbreking. Daarnaast is er sprake van recidive. Onder deze omstandigheden kon het Openbaar Ministerie tot vervolging van de verdachte komen. Daartoe is tevens overgegaan om meer rekening te kunnen houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het verweer dient te worden verworpen.
De raadsman reageert als volgt:
Mijn cliënt heeft afstand gedaan van de buitenboordmotor die in de Renault is aangetroffen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat daarmee het bezit wordt erkend. Dat maakt dat het mogelijk is de onderhavige zaak met een strafbeschikking af te doen. Daarvoor is een bekentenis van mijn cliënt niet vereist. In eerste aanleg is geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt. Pas bij een latere strafzaak is een reclasseringsrapport over mijn cliënt opgevraagd. Ook is mijn cliënt in eerste aanleg geen voorwaardelijke straf opgelegd.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad.
Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter de volgende beslissing van het hof mede:
De raadsman heeft zich gebaseerd op de Richtlijn voor strafvordering eenvoudige diefstal. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat een jachthaven niet op één lijn te stellen is met een bedrijfs- of bouwterrein in de zin van die richtlijn. Dat in de onderhavige zaak sprake is geweest van braak is daarnaast een omstandigheid die een rol mag spelen bij de beoordeling van de feiten. Ambtshalve heeft het hof tevens acht geslagen op de aanzienlijke waarde van de buitenboordmotoren. Uit het dossier blijkt dat de buitenboordmotor van het merk Yamaha met serienummer [0001] een waarde heeft van € 1.100,-. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen genoemde omstandigheden de ingestelde strafvervolging van de verdachte. Het preliminair verweer wordt derhalve verworpen.
De advocaat-generaal draagt de zaak vervolgens voor.
(…)”
7. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de verwerping van het niet-ontvankelijkheidsverweer niet toereikend is gemotiveerd omdat:
(i) het hof niet heeft gereageerd op de kern van het verweer door te oordelen dat de omstandigheden de ingestelde strafvervolging rechtvaardigen, terwijl het verweer zich niet richtte tegen het instellen van een strafvervolging, maar slechts tegen de daarvoor gekozen modaliteit;
(ii) het hof het verweer heeft verworpen op grond van enerzijds twee factoren die het openbaar ministerie niet aan zijn vervolgingsbeslissing ten grondslag heeft gelegd (namelijk dat een jachthaven niet op een lijn te stellen is met een bedrijfs- of bouwterrein en dat de tenlastegelegde buitenboordmotoren een aanzienlijke waarde hebben) en anderzijds op grond van een factor die een niet-tenlastegelegde variant van het verweten verwijt betreft (namelijk dat er sprake is van diefstal met verbreking);
(iii) het hof (1) de omstandigheid dat er sprake is van verbreking heeft meegewogen terwijl de verdachte eenvoudige diefstal wordt verweten en (2) ook als er gerekend wordt met de door het hof gehanteerde waarde van de gestolen goederen, dan zelfs met het wegnemen van twee buitenboordmotoren nog niet de dagvaardingsgrens wordt gehaald.
8. De toepasselijke Richtlijn voor strafvordering eenvoudige diefstal (BWBR0032116)1.houdt onder meer in:
“(…)
Beschrijving
Deze richtlijn ziet op eenvoudige diefstal. Voor winkeldiefstal, diefstal van fietsen, bromfietsen en (motor)voertuigen zijn afzonderlijk richtlijnen geformuleerd. Onder eenvoudige diefstal wordt onder meer verstaan diefstal vanaf bedrijfsterreinen of bouwterreinen.
(…)”
9. De Aanwijzing Kader voor Strafvordering, Stcrt. 2013, 353394, houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(…)
Voorliggend kader beschrijft de systematiek van het stelsel van richtlijnen voor strafvordering. Het kader spreekt zich uit over de wijze waarop de delictspecifieke strafvorderingsrichtlijnen dienen te worden gehanteerd. Voor iedere strafvorderingsrichtlijn gelden in principe de uitgangspunten en rekenmethode, zoals die in dit kader beschreven staan.
(…)
De beoordeling van een strafzaak geschiedt in twee fasen. Tijdens de eerste fase bepaalt de beoordelaar aan de hand van de richtlijnen welke sanctie passend zou zijn in soortgelijke strafzaken, gezien de gepleegde feiten en de geobjectiveerde beoordelingscriteria.
De tweede fase van de beoordeling vergt het inzicht en de ervaring van de beoordelaar om te bepalen of het gevonden uitgangspunt van denken passend is in de specifieke strafzaak die ter beoordeling voorligt. Dat hierbij in voorkomende gevallen gemotiveerd van de richtlijnen kan worden afgeweken spreekt voor zich.
(…)”
10. De onderhavige Richtlijn voor strafvordering eenvoudige diefstal (BWBR0032116), is een op art. 130 lid 4 Wet RO gebaseerde algemene aanwijzing betreffende de uitoefening van taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie, i.c. de vervolging, welke zich ertoe leent jegens derden als recht te worden toegepast. Aan de richtlijn kunnen derden immers onder meer ontlenen of de afdoening van een strafzaak in beginsel per transactie zal geschieden.
11. Heeft het openbaar ministerie een verdachte rauwelijks vervolgd terwijl hem op grond van een richtlijn (eerst) een transactie had moeten worden aangeboden, dan leidt dit in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Beroept de verdachte zich er gemotiveerd op dat hem op grond van enige richtlijn een transactie had moeten worden aangeboden, dan dient deswege de rechter, indien hij dit verweer verwerpt, aan te geven waarom de door de verdachte aangevoerde argumenten niet toereikend of onjuist zijn. Gelet op de beleidsvrijheid van het openbaar ministerie bij de vervolging van strafbare feiten kan de rechter zich bij de weging van hetgeen de verdachte aan het beroep op niet-ontvankelijkheid ten grondslag legt en hetgeen het openbaar ministerie ter rechtvaardiging van rauwelijks vervolgen aanvoert, beperken tot de vraag of inderdaad van de richtlijn is afgeweken en zo ja of de daarvoor door het openbaar ministerie genoemde redenen met de richtlijn niet onverenigbaar en niet onbegrijpelijk zijn, zij het dat de rechter de richtlijn, immers een op de formele wet gebaseerd, bevoegdelijk vastgesteld samenstel van regels, zelfstandig moet uitleggen.2.
12. Het hof heeft bij zijn beoordeling van het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie het bovenstaande toetsingskader niet miskend. Voor zover de eerste klacht inhoudt dat het hof slechts in termen van de bevoegdheid tot strafvervolging in het algemeen heeft gesproken en daarmee geen oog heeft gehad voor de verplichting van het openbaar ministerie om de zaak buitengerechtelijk af te doen, faalt de klacht. In het oordeel van het hof ligt besloten dat het openbaar ministerie bevoegd was tot dagvaarden en niet verplicht was tot buitengerechtelijke afdoening.
13. Uitgangspunt van de steller van het middel voor wat betreft de tweede klacht is kennelijk dat het openbaar ministerie bij de beslissing tot dagvaarden geen rekening heeft gehouden met de plaats van het delict (een jachthaven die niet onder de richtlijn met nummer BWBR0032116 valt) en de waarde van de goederen. De klacht is immers dat het hof aan die beide factoren wel betekenis heeft toegekend. Het hof heeft bij de beoordeling van het in het middel bedoelde verweer terecht tot uitgangspunt genomen dat bijzondere omstandigheden van het geval het mogelijk maken af te wijken van de richtlijnen of te oordelen dat de richtlijnen niet van toepassing zijn. Het hof heeft vervolgens als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het de door de advocaat-generaal gegeven motivering voor de beslissing van het openbaar ministerie om in dit geval van de richtlijnen af te wijken en tot vervolging over te gaan, toereikend is.3.
14. Ik stel voorop dat de advocaat-generaal het standpunt om de richtlijn niet te volgen onder meer heeft toegelicht door te wijzen op het openknippen van het hek van een jachthaven om buitenboordmotoren te stelen. Dat voor de dagvaardingsbeslissing relevant is geweest dat het een jachthaven en buitenboordmotoren betrof lijkt mij daarmee duidelijk. Of de advocaat-generaal richtlijn BWBR0032116 van toepassing heeft geacht en gewicht heeft toegekend aan de waarde van de buitenboordmotoren blijkt niet met zoveel woorden uit de weergave van zijn reactie in het proces-verbaal van het hof. Noch de raadsman ter terechtzitting van het hof noch het hof heeft het kennelijk nodig geoordeeld daaromtrent (met name de toepasselijkheid van de richtlijn) opheldering te vragen.
15. Niet gezegd kan worden dat het hof acht heeft geslagen op omstandigheden die door de advocaat-generaal niet zijn genoemd. In zoverre faalt de klacht dan ook. Het hof heeft het door de advocaat-generaal aan beide omstandigheden toegekende gewicht geëxpliciteerd. In cassatie is nu de vraag of die explicitering onbegrijpelijk is. Heeft het hof er zelf maar een mouw aangepast, omdat de advocaat-generaal de afwijking van de richtlijn niet toereikend heeft gemotiveerd?
16. Het hof is anders dan de raadsman van oordeel dat een jachthaven niet op een lijn is te stellen met een bedrijfs-of bouwterrein in de zin van de richtlijn. Ook het hof zegt daarmee nog niet met zoveel woorden of de richtlijn al dan niet van toepassing is. Wel is het hof kennelijk met de advocaat-generaal van oordeel dat de omstandigheid dat een jachthaven niet zomaar een bedrijfs-of bouwterrein is een factor is die in aanmerking kan worden genomen bij de beslissing om tot dagvaarding over te gaan. Dat is niet onbegrijpelijk.
17. Voor het hof is het openknippen van het hek daarnaast een factor. Uit de reactie op het verweer blijkt dat die factor eveneens door de advocaat-generaal is genoemd als factor die bij de beslissing om tot dagvaarding over te gaan in aanmerking is genomen.4.Het oordeel van het hof dat de advocaat-generaal het standpunt heeft ingenomen dat een richtlijn voor eenvoudige diefstal niet behoeft te worden gevolgd omdat het gaat om diefstal van een buitenboordmotor vanaf een jachthaven waarbij het nodig is een hek open te knippen is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft bij diefstal van buitenboordmotoren het openknippen van het hek van een jachthaven toereikend kunnen achten voor de beslissing van het openbaar ministerie om te dagvaarden.5.
18. Dat het hof vervolgens nog ambtshalve acht heeft geslagen op de waarde van de buitenboordmotoren maakt dit niet anders. Er kan vanuit worden gegaan dat de beslissing van het openbaar ministerie om te dagvaarden doorgaans wordt gezien in de context van de waarde van de voorwerpen. Het hof doet niet veel meer dan dit ambtshalve nog eens expliciteren. Hoe dan ook kunnen beide andere in aanmerking genomen factoren (het betrof een jachthaven en er is een hek opengeknipt) de beslissing om tot dagvaarding over te gaan dragen zodat enig belang bij cassatie ontbreekt.
19. De derde deelklacht gaat ervan uit dat de factoren die volgens de richtlijn betekenis hebben voor de beslissing van het openbaar ministerie onderdeel moeten uitmaken van de tenlastelegging. Die opvatting vindt geen steun in het recht.
20. Het middel faalt.
21. Het tweede middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaarde diefstal in vereniging.
22. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 20 april 2014 tot en met 21 april 2014 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0001] ) en een buitenboordmotor (merk Yamaha, serienummer [0002] ), toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] .”
23. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1.
Een geschrift, te weten een proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden d.d. 28 april 2014, nr. PL15K0- 2014080847. De middels internet gedane aangifte is op 23 april 2014 door de verbalisant verwerkt tot een proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de aangifte van [betrokkene 3] (pagina 53 e.v. dossier):
Feit : diefstal uit/vanaf vaartuig
Plaats delict : Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg
Pleegdatum/tijd : tussen 20 april 2014 en 21 april 2014.
Het hek van de jachthaven is opengeknipt. In de haven ligt onze zeilboot, waarvan de buitenboordmotor gestolen is.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het goed zoals genoemd op de 'bijlage goederen' is weggenomen.
2.
Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte proces-verbaalnummer PL15K0-2014080847. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (pagina 56 dossier):
Aangifte van diefstal vanaf of uit een vaartuig
Gegevens aangever
Achternaam [betrokkene 3]
Voornamen [...]
Pleegplaats en tijdstip
Pleegplaats Leidschendam
Type locatie Haven
Tijdstip achtergelaten 20-04-2014
Tijdstip geconstateerd 21-04-2014
(On)roerende goederen
Omschrijving schade De buitenboordmotor is van de boot gestolen.
Merk motor Yamaha, serienummer [0001]
3.
Het proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden d.d. 5 mei 2014, nr. PL1500-2014088514-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de aangifte van [betrokkene 2] (pagina 104 e.v. dossier):
Feit : diefstal uit/vanaf vaartuig
Plaats delict : Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg (watersportcentrum Vlietland)
Pleegdatum/tijd : tussen 20 april 2014 en 21 april 2014.
Ik ben, samen met [betrokkene 4] , eigenaar van een zeilboot. Deze boot ligt afgemeerd bij het Watersportcentrum Vlietland te Leidschendam. Aan de achterzijde van de boot is een buitenboordmotor bevestigd. Op 21 april 2014 vertelde een medewerker van Watersportcentrum Vlietland mij dat de buitenboordmotor van onze boot was weggenomen. Ik heb vervolgens gesproken met [betrokkene 4] . Hij noch ik had de buitenboordmotor weggenomen. Er zijn geen andere personen welke het recht hebben of hadden om de buitenboordmotor weg te nemen. Ik doe bij deze dan ook aangifte van diefstal van mijn buitenboordmotor.
Ik heb de volgende gegevens met betrekking tot deze motor gevonden :
Merk: Yamaha
Motornummer: [0002]
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 6 mei 2014, nr. PL1500-2014080847-38. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als het relaas van de verbalisanten (pagina 95 e.v. dossier):
Op woensdag 30 april 2014 bevonden wij, verbalisanten, ons op het terrein van Watersportcentrum Vlietland. Wij spraken hier met de eigenaar van het watersportcentrum. Wij hoorden hem zeggen dat hij op 20 april 2014 over het terrein van het watersportcentrum liep. Wij hoorden hem zeggen dat op dat moment alle hekken rondom het terrein in goede staat waren en dat er geen bijzonderheden waren met de boten aan de steigers. Wij hoorden hem zeggen dat hij op 21 april 2014 op het terrein liep en zag dat er een gat in het hekwerk rondom het terrein zat. Wij hoorden hem zeggen dat twee van de boten aan de steigers de buitenboordmotor misten.
Wij hoorden hem zeggen dat één van de buitenboordmotoren toebehoorde aan de boot van [betrokkene 1] en dat de andere buitenboordmotor toebehoorde aan de boot van [betrokkene 2] .
Wij zagen dat het gat in het hekwerk dusdanig groot was dat er een volwassen persoon doorheen kon. Wij hebben vervolgens gekeken waar het gat in het hekwerk vanaf het terrein uit kwam. Wij zagen dat er achter het hekwerk bossages waren. Na ongeveer 20 meter over een pad tussen de bossages te hebben gelopen, kwamen wij uit bij een groot parkeerterrein aan de Rietpolderweg te Leidschendam.
5.
Een proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de verklaring van [betrokkene 1] , wonende aan de [a-straat 1] te Zoetermeer (pagina 58 e.v. dossier):
Mijn vrouw heeft vorige week aangifte gedaan van diefstal van een buitenboordmotor van mijn zeilboot. Het betreft een Yamaha buitenboordmotor met serienummer [0001] . Op Speurders.nl zag ik een advertentie staan waarbij een motor werd aangeboden die ik herkende als mijn motor. Ik heb een afspraak gemaakt met de aanbieder van deze advertentie. Dit betrof ene [...] . Ik hield via de mail en telefonisch contact met [...] . Vanavond omstreeks 19.50 uur belde [...] dat hij vanuit Den Haag naar mijn woning zou komen.
6. Een proces-verbaal van aanhouding van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als het relaas van de verbalisanten (pagina 32 e.v. dossier):
Op dinsdag 29 april 2014 omstreeks 20:13 uur, hielden wij op de locatie [a-straat] , Zoetermeer, als verdachte aan:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboren : [geboortedatum] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Adres : [b-straat 1]
Postcode plaats : [...]
Op 23 april 2014 is er aangifte gedaan van diefstal van een buitenboordmotor van het merk Yamaha. Deze buitenboordmotor zou zijn weggenomen van een boot die gelegen was in een jachthaven. Deze jachthaven is gelegen aan de Rietpolderweg 11 te Leidschendam.
Op maandag 28 april 2014 belde de eigenaar van de weggenomen buitenboordmotor met mij, verbalisant, werkzaam aan het bureau van politie Zoetermeer. De eigenaar van de buitenboordmotor verklaarde tegenover mij dat hij zijn weggenomen buitenboordmotor terug had gevonden op internet op een verkoopsite genaamd: Speurders.nl.
Volgens de eigenaar van de buitenboordmotor herkende hij de te koop gezette buitenboordmotor als zijn buitenboordmotor aan specifieke kenmerken. Tevens verklaarde de eigenaar van de buitenboordmotor tegenover mij dat hij al een afspraak had gemaakt met de persoon die de buitenboordmotor te koop had gezet. Deze afspraak zou op 29 april 2014 omstreeks 19:30 uur plaatsvinden bij de woning van de eigenaar. Deze woning zou zijn gelegen aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. Genoemde eigenaar gaf aan dat hij aangifte had gedaan van het wegnemen van zijn buitenboordmotor.
In het vervolg van dit proces-verbaal van aanhouding noemen wij, verbalisanten, de eigenaar van de buitenboordmotor: aangever.
Op 29 april 2014 omstreeks 20:05 uur bevonden wij ons, verbalisanten, op de [a-straat] te Zoetermeer. Op dat moment zagen wij een witte bestelauto aan komen rijden van het merk Renault, type Kangoo. Wij zagen dat er twee mannen in deze bestelauto zaten.
Ik, verbalisant, bevond mij op dat moment in de woning van de eerdergenoemde aangever van de buitenboordmotor. Deze woning was gelegen aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. Ik hoorde dat de mobiele telefoon van de aangever overging. Ik hoorde dat de aangever telefonisch in gesprek was met naar later bleek de bijrijder van de witte Renault Kangoo. Ik hoorde de aangever vragen: "Waar ben je?" Ik hoorde de man aan de andere kant van de lijn zeggen: "Hier in de witte Renault Kangoo, bij jou voor de deur!"
Wij, verbalisanten, zagen dat de bijrijder van de witte Renault Kangoo een blanke huidskleur had en een zogenaamd haarmatje in de nek.
Wij zagen dat de witte Renault Kangoo voor de woning van aangever tot stilstand kwam en dat de bijrijder van de witte Renault Kangoo uitstapte en de voortuin, van voornoemde woning inliep.
Direct zijn wij, verbalisanten, naar beide mannen gelopen en hebben deze staande gehouden. Hierop ben ik, verbalisant, samen met aangever de woning uit gelopen en heb mij bij de andere verbalisanten gevoegd. Ik hoorde de blanke verdachte zich aan aangever voorstellen met de naam [...] .
Ik, verbalisant, deelde het doel van staandehouding aan beide verdachten mede. Ik zei tegen de staande gehouden verdachten dat zij vermoedelijk een gestolen goed vervoerden en dat wij daar onderzoek naar gingen doen.
Toen ik de achterdeuren van genoemde bestelauto opende, zag ik een buitenboordmotor van het merk Yamaha in de laadruimte van genoemde bestelauto liggen.
Ik, verbalisant, had het serienummer van de weggenomen buitenboordmotor waarvan aangifte was gedaan door aangever op papier in mijn hand. Wij, verbalisanten, zagen dat het serienummer van de buitenboordmotor die in de laadruimte van betrokken bestelauto lag exact overeen kwam met het serienummer van de buitenboordmotor die was weggenomen en welk nummer was genoemd in de aangifte van aangever.
Hierop hebben wij, verbalisanten, bovengenoemde verdachte aangehouden ter zake diefstal c.q. heling van de buitenboordmotor die achterin de bestelauto lag.
7 .
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 29 april 2014, nr. PL1551-2014080847-13. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als het relaas van de verbalisanten (pagina 71 dossier):
Op dinsdag 29 april 2014 heb ik een onderzoek ingesteld in de tuin van de woning gelegen aan de [b-straat 1] (het hof begrijpt: [b-straat 1] ) te 's-Gravenhage.
Na overleg met de Officier van Justitie werd toestemming verleend voor het zoeken in de tuin van de verdachte [verdachte] .
Aldaar zag ik, verbalisant, dat er in de tuin een schuur stond. Ik zag dat deze schuur openstond. Ik keek in de schuur waarna ik een buitenboordmotor zag staan van het merk Yamaha, voorzien van serienummer [0002] .
De onder 1 en 2 genoemde geschriften zijn in samenhang met de overige bewijsmiddelen gebruikt.
(…)”
24. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat:
(i) het hof blijkens de bewijsmiddelen enkel heeft vastgesteld dat verdachte acht dagen na het wegnemen ervan beschikte over de twee gestolen buitenboordmotoren en voorts niet heeft overwogen de verklaring van verdachte ongeloofwaardig te vinden, noch een nadere bewijsoverweging heeft gewijd aan het standpunt van de verdediging;
(ii) het hof geen redengevende omstandigheden heeft vastgesteld waaruit het ‘plegen in vereniging’ kan worden afgeleid.
Volgens de steller van het middel maakt dat de bewezenverklaring van de diefstal an sich alsook het bestanddeel ‘in vereniging’ onvoldoende gemotiveerd.
25. Ter terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2015 heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat ieder bewijs van verdachtes betrokkenheid bij de diefstal ontbreekt en een integrale vrijspraak moet volgen. Naast de hierboven onder 23 weergegeven bewijsmiddelen bevat het bestreden arrest geen aanvullende bewijsoverweging. Het hof heeft nagelaten nader te motiveren dat en waarom hij de gehanteerde bewijsmiddelen toereikend heeft geacht bij afwezigheid van een (geloofwaardig) alternatief scenario welk een ontzenuwende verklaring biedt/kan bieden voor de belastende omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen. Ik kom dan ook niet verder dan dat zonder nadere motivering - die ontbreekt - de enkele opsomming van de bewijsmiddelen ontoereikend is voor de bewezenverklaring van diefstal in vereniging.
26. Het middel slaagt.
27. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
28. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
29. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft de beslissingen ten aanzien van het tenlastegelegde feit en de opgelegde straf, en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het hof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2016
Zie voor dit toetsingskader (letterlijk) de conclusie van mijn ambtgenoot Vellinga voor HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6942, NJ 2010/439, m.nt. Schalken (PHR:2010:BK6942).
Vgl. HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6942, NJ 2010/439 m.nt. Schalken, HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0017, NJ 2010/535 en HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4991, NJ 2012/642.
Het hof kent - met het OM - een groot gewicht toe aan deze omstandigheid. Mijns inziens is de omstandigheid dat er hier sprake is van verbreking het scharnierpunt en was transigeren om die reden alleen al geen voor de hand liggende optie.
HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6942, NJ 2010/439, m.nt. Schalken, r.o. 2.7.