HR, 10-04-2012, nr. S 10/02611
ECLI:NL:HR:2012:BV5575
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10-04-2012
- Zaaknummer
S 10/02611
- LJN
BV5575
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV5575, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV5575
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BM3982, Bekrachtiging/bevestiging
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑01‑2011
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/229
Uitspraak 10‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Tegenstrijdigheid in de bewezenverklaring? De vraag of bepaalde gedragingen verduistering of oplichting opleveren, laat zich niet steeds ondubbelzinnig beantwoorden, maar die beantwoording is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Niet op voorhand kan worden uitgesloten dat uit het samenstel van bepaalde gedragingen wordt afgeleid dat die gedragingen enerzijds opleveren het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat aan een ander toebehoort en dat anderzijds die gedragingen kunnen dienen voor het bewijs van het door listige kunstgrepen bewegen tot afgifte van dat goed. In dat verband kan voor een medeplegen betreffend geval als i.c. van belang zijn dat een kwaliteitsdelict kan worden medegepleegd door iemand die de desbetreffende kwaliteit mist (vgl. HR LJN AU9096), terwijl niet is vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict. Gelet op deze vooropstelling en ‘s Hofs vaststellingen, geeft ‘s Hofs oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte zowel medeplegen van verduistering in dienstbetrekking als medeplegen van oplichting opleveren, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel ook niet onbegrijpelijk. Daarbij heeft de Hoge Raad i.h.b. nog in aanmerking genomen dat het Hof enerzijds uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden dat de medeverdachte de van verdachte verkregen geldbedragen die hij omwisselde voor fiches (de inzet), alsmede het geld dat de medeverdachte onder zich had ter uitbetaling als volgens de regels van het roulettespel een fiche op het winnende nummer was geplaatst - welke geldbedragen aan X toebehoorden - anders dan door misdrijf onder zich had als bedoeld in art. 321 jo. art. 322 Sr en dat hij en verdachte krachtens hun tevoren gemaakte afspraak zich die geldbedragen wederrechtelijk hebben toegeëigend. Anderzijds heeft het Hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat X door de listige kunstgrepen van de medeverdachte is bewogen tot afgifte als bedoeld in art. 326 Sr aan verdachte en zijn medeverdachte van geldbedragen ter grootte van de “inzet” en de “winst” die X zonder het vals spelen niet zou hebben afgegeven, welk feit verdachte volgens zijn met de medeverdachte gemaakte afspraak heeft medegepleegd.
10 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/02611
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 april 2010, nummer 22/005763-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over een tegenstrijdigheid in de bewezenverklaring.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk geldbedragen (totaal 40.550,00 euro of daaromtrent), die geheel of ten dele toebehoorden aan Holland Casino, en welke goederen zijn mededader telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als dealer/casinomedewerker onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
hij op tijdstippen in de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, Holland casino telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (totaal 40.550,00 euro of daaromtrent), hebbende zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk meermalen, telkens
- aan de roulettetafel geen zogenaamde sweep (sein dat geen geld meer ingezet mag worden) gegeven,
en
- vervolgens fiches op de winnende burenprint op het speelveld van de roulettetafel geplaatst/ingezet terwijl het winnende nummer al gevallen was, waardoor
Holland Casino telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat ik [medeverdachte] heb gezien bij de drukkerij aan het Zuidplein te Rotterdam. Ik speelde vaak aan de roulettetafel bij Holland Casino Rotterdam waar hij dienst deed als croupier.
2. Het proces-verbaal van aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2007045042-1, d.d. 5 februari 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 22 januari 2007 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben namens Holland Casino Rotterdam gerechtigd tot het doen van aangifte van verduistering en oplichting gepleegd te Rotterdam door een werknemer van Holland Casino Rotterdam genaamd [medeverdachte] en een gast van Holland Casino genaamd [verdachte]. Vooralsnog is Holland Casino Rotterdam voor een bedrag van 40550 euro benadeeld.
3. Een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd geschrift, te weten een document aangeduid als bijlage I, opgemaakt door [betrokkene 1], assistent manager S&RC van Holland Casino Rotterdam d.d. 21 januari 2007.
Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Op 16 januari (het hof begrijpt: 2007) werd door een toezichthouder (tablemanager) van enkele Amerikaanse roulette tafels aangegeven dat zij sterk de indruk kreeg dat de dealer [medeverdachte] samenspeelde met een gast genaamd [verdachte]. Op basis van deze vermoedens is door de afdeling Security & Risk Control een nader onderzoek gestart. In het bezoekerregistratiesysteem van Holland Casino is een onderzoek gedaan naar de persoonsgegevens, bezoekdata en bezoekfrequentie van [verdachte] bij Holland Casino. Ook is er onderzoek gedaan naar het werkrooster van de dealer [medeverdachte] waarbij opviel dat [verdachte] Holland Casino sedert augustus 2006 met name bezocht heeft op tijden dat [medeverdachte] werkzaamheden verrichtte als dealer.
De overeenkomsten tussen de bezoekdata van [verdachte] en het rooster van [medeverdachte] zijn vergeleken. Hierin is een vast patroon te ontdekken vanaf augustus 2006. Kort voordat [medeverdachte] in zijn dienst aan een Amerikaans Roulettetafel moet staan, komt [verdachte] binnen en gaat vrij snel na afloop van de 45 minuten dat [medeverdachte] aan de Amerikaans Roulettetafel heeft gestaan, weer weg.
Aansluitend is er een onderzoek gestart met gebruikmaking van het Closed Circuit television systeem (cctv). Op 16 januari 2007 is er besloten om ter bevestiging van de cctv beelden en om duidelijkheid te krijgen over de feitelijke communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte], 2 spelobservanten van de afdeling Security & Risk Control uit een andere vestiging incognito deel te laten nemen aan het spel ten tijde dat dealer [medeverdachte] werkzaam was en [verdachte] zich als gast had laten registreren.
Resumerend kan gezegd worden dat de bezoeken van [verdachte] en de werktijden van [medeverdachte] vanaf augustus 2006 nagenoeg parallel lopen en zij op 30 momenten gelijktijdig in Holland Casino aanwezig waren. [Medeverdachte] als werknemer en [verdachte] als gast. Wanneer [verdachte] aan tafel kwam werd er geen sweep gegeven (een sweep is een zwaaiende beweging ter teken dat er door de gasten niet meer ingezet mag worden).
Derving door Holland Casino:
6 januari:11.750 (op basis van kassabeelden)
8 januari:2.950 (op basis van kassabeelden)
12 januari:7.100 (vastgesteld a.d.v. tafelbeelden, dus correct)
13 januari:8.250 (vastgesteld a.d.v. tafelbeelden, dus correct)
19 januari:10.500 (vastgesteld a.d.v. tafelbeelden, dus correct)
Totaal dus 40.550 euro. Hierbij is geen rekening gehouden met de periode voor januari 2007.
4. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2007045042-5, d.d. 27 februari 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op de genoemde datum tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [medeverdachte]:
In november 2006 kwam ik in een drukkerij op het Zuidplein te Rotterdam een man tegen die ik van gezicht kende als een speler in het Holland Casino Rotterdam. Hij zei zoiets van: "zullen we eens samen spelen". Na ongeveer 2 weken kwam ik hem weer bij die drukkerij tegen en toen begon hij er weer over om samen te spelen. Ik versta onder "samen spelen" vals spelen om het Holland Casino te benadelen. Ik heb toen tegen hem gezegd dat hij zijn telefoonnummer moest geven, dan zou ik hem bellen wanneer ik een gelegenheid had. Ik heb toen met hem afgesproken dat hij tegen mij moest zeggen: "zelfde spel" en mij het geld moest geven als de kogel draaide. Ik zou dan voor de rest zorgen. Als hij mij het geld gaf, dan begon ik het geld te tellen terwijl de kogel draaide. Vervolgens wisselde ik het geld om voor fiches. Op het moment dat de kogel gevallen was, met andere woorden wanneer het winnende nummer al gevallen was, plaatste ik de fiches op de "burenprint" waarna ik de man 35 keer zijn inzet als winst uitbetaalde. Op een avond "verdienden" wij ongeveer 42.000 euro, minus de inzetten.
5. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2007045042-8, d.d. 28 februari 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op de genoemde datum tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [medeverdachte]:
Ik heb [verdachte] al in september 2006 leren kennen en wij hebben vanaf september samen vals gespeeld in het Casino Rotterdam.
6. De eigen waarneming van het hof.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2010 op camerabeelden van de roulettetafels en de zaal van Holland Casino Rotterdam d.d. 12 januari 2007, d.d. 13 januari 2007 en d.d. 14 januari 2007 het volgende waargenomen - zakelijk weergegeven -:
12 januari 2007
- 22:18:53 uur en verder: [medeverdachte] geeft een "sweep", de verdachte overhandigt geld aan [medeverdachte], [medeverdachte] legt het geld opzij, de kogel valt en [medeverdachte] geeft het geld terug aan de verdachte;
- 22:42:28 uur en verder: [medeverdachte] geeft de kogel, de verdachte legt zijn geld op tafel, telt het geld, de kogel valt en nadat de kogel is gevallen worden de chips ingezet. Er wordt geen "sweep" gegeven;
- 22:49:00 en verder: [medeverdachte] geeft geen "sweep", de chip wordt geplaatst nadat de kogel is gevallen.
- 22:53:00 uur en verder: de verdachte legt bankbiljetten op tafel, de kogel valt en er wordt geen "sweep" gegeven. [Medeverdachte] telt geld en plaatst de chips nadat de kogel is gevallen.
13 januari 2007
- 23:35:00 uur en verder: de kogel valt en er wordt geen "sweep" gegeven. De chips worden geplaatst nadat de kogel is gevallen;
14 januari 2007
- 00:11:00 uur en verder: [Medeverdachte] geeft de kogel, hij geeft de "sweep" en tegelijkertijd geeft hij bankbiljetten aan de verdachte;
- 00:10:35 uur en verder: [Medeverdachte] geeft de kogel, voorts geeft hij de "sweep" en tegelijkertijd geeft de verdachte bankbiljetten aan [medeverdachte], de kogel valt, [medeverdachte] kijkt waarop de kogel viel en zet daarna in op de burenprint."
3.3. Blijkens de daarop gegeven toelichting berust het middel op de opvatting dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte niet tegelijkertijd het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking en het medeplegen van oplichting kunnen opleveren, omdat verduistering vereist dat het goed anders dan door misdrijf is verkregen en dit niet verenigbaar is met het door oplichtingsmiddelen bewegen tot afgifte van dat goed.
3.4. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. In de eerste plaats geldt dat de vraag of bepaalde gedragingen verduistering of oplichting opleveren, zich niet steeds ondubbelzinnig laat beantwoorden, maar dat die beantwoording afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarnaast kan niet op voorhand worden uitgesloten dat uit het samenstel van bepaalde gedragingen wordt afgeleid dat die gedragingen enerzijds opleveren het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat aan een ander toebehoort en dat anderzijds die gedragingen kunnen dienen voor het bewijs van het door listige kunstgrepen bewegen tot afgifte van dat goed. In dat verband kan voor een medeplegen betreffend geval als het onderhavige van belang zijn dat een kwaliteitsdelict kan worden medegepleegd door iemand die de desbetreffende kwaliteit mist (vgl. HR 28 februari 2006, LJN AU9096), terwijl niet is vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict.
3.5. Het Hof heeft blijkens de bewijsmiddelen het volgende vastgesteld. De medeverdachte [medeverdachte] was als croupier werkzaam in Holland Casino aan een speeltafel voor Amerikaanse roulette. De verdachte en de medeverdachte hadden afgesproken samen vals te spelen en de opbrengst ervan te delen. De gang van zaken was daarbij, overeenkomstig hun tevoren gemaakte afspraak, als volgt. Aan de roulettetafel zei de verdachte "zelfde spel" en gaf hij geld aan de medeverdachte, die het geld begon te tellen terwijl de kogel al draaide in de cilinder. Vervolgens wisselde de medeverdachte het geld om voor fiches. Op het moment dat de kogel gevallen was en het winnende nummer dus al was bepaald, werd er door de medeverdachte geen sweep gegeven en plaatste hij de fiches op de winnende "burenprint" op het speelveld van de roulettetafel, waarna hij aan de verdachte 35 keer zijn inzet als winst in geld uitkeerde.
3.6. Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en op hetgeen het Hof heeft vastgesteld, geeft het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte zowel medeplegen van verduistering in dienstbetrekking als medeplegen van oplichting opleveren (waarop het Hof vervolgens de regeling van eendaadse samenloop heeft toegepast), niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel ook niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt in het bijzonder nog het volgende in aanmerking genomen. Het Hof heeft enerzijds uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de medeverdachte de van de verdachte verkregen geldbedragen die hij omwisselde voor fiches (de inzet), alsmede het geld dat de medeverdachte onder zich had ter uitbetaling als volgens de regels van het roulettespel een fiche op het winnende nummer was geplaatst - welke geldbedragen aan Holland Casino toebehoorden - anders dan door misdrijf onder zich had als bedoeld in art. 321 in verbinding met art. 322 Sr en dat hij en de verdachte krachtens hun tevoren gemaakte afspraak zich die geldbedragen wederrechtelijk hebben toegeëigend. Anderzijds heeft het Hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat Holland Casino door de listige kunstgrepen van de medeverdachte is bewogen tot afgifte als bedoeld in art. 326 Sr aan de verdachte en zijn medeverdachte van geldbedragen ter grootte van de "inzet" en de "winst" die Holland Casino zonder het vals spelen niet zou hebben afgegeven, welk feit de verdachte volgens zijn met de medeverdachte gemaakte afspraak heeft medegepleegd.
3.7. Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 10 april 2012.
Beroepschrift 13‑01‑2011
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen,
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], wonende te [woonplaats], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage d.d. 2 april 2010, en alle door het Hof ter terechtzittingen genomen beslissingen.
In genoemd arrest heeft het Hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artikelen 322 en 415 Sv, en wel om het navolgende;
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 maart 2010 is het op 5 januari geschorste onderzoek opnieuw aangevangen. Gelet op deze omstandigheid heeft het Hof ten onrechte mede beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting d.d. 5 januari 2010, zodat het arrest nietig is.
Toelichting
1.1
In hoger beroep heeft de zaak onder meer gediend op de zitting van 5 januari 2010.
Op deze zitting was het Hof samengesteld uit de mrs. De Bruijn-Lückers, Bartels en Bakker-Splinter. Op deze zitting is de behandeling voor bepaalde tijd aangehouden, en wel tot 19 maart 2010.
1.2
Op de zitting van 19 maart 2010 is de zaak eveneens behandeld. Op deze zitting was het Hof samengesteld uit de mrs. De Bruijn-Lückers, Duindam en Bartels. In het proces-verbaal van de zitting is onder meer gerelateerd:
‘Het hof beveelt dat het ter terechtzitting van 5 januari 2010 geschorste onderzoek opnieuw wordt aangevangen.’
1.3
In het arrest is onder meer vermeld:
‘Het arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 5 januari 2010 en 19 maart 2010.’
1.4
Het opnieuw aanvangen van het onderzoek betekent het opnieuw behandelen van de zaak alsof het eerdere onderzoek ter terechtzitting niet heeft plaatsgehad. Hetgeen in dat eerdere onderzoek is geschied, verliest in beginsel betekenis voor het door de rechter te wijzen vonnis. Nu het Hof het onderzoek ter terechtzitting van 19 maart 2010 klaarblijkelijk vanwege een gewijzigde samenstelling opnieuw heeft aangevangen, heeft het Hof bij zijn beraadslaging en beslissing ten onrechte mede acht geslagen op het verhandelde ter terechtzitting van 5 januari (vgl. HR 9 januari 2001, NJ 2001, 125).
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artikelen 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende.
Hetgeen het Hof onder 1 bewezen heeft verklaard, te weten dat verdachte (kort zakelijk weergegeven) in de periode van 1 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam meermalen telkens tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk geldbedragen, welke geheel of ten dele toebehoorden aan Holland Casino, en welke goederen zijn mededader telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als dealer/casinomedewerker onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, is niet te verenigen met hetgeen het Hof onder feit 1 eveneens bewezen heeft verklaard, te weten dat verdachte in de betreffende periode meermalen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen Holland Casino telkens heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het arrest is derhalve onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
2.1
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd, dat:
‘hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal (telkens), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer geldbedragen (totaal 40.550,00 of daaromtrent), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Holland Casino, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking van/als dealer/casinomedewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Holland Casino (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (totaal 40.550,00 euro of daaromtrent), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- —
aan de roulettetafel geen zogenaamde sweep (sein dat geen geld meer ingezet mag worden) gegeven,
en/of
- —
(vervolgens) fiches op de winnende burenprint op het speelveld van de roulettetafel geplaatst/ingezet terwijl het winnende nummer al gevallen was,
Waardoor Holland Casino (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;’
2.2
Met betrekking tot het ten laste gelegde heeft het Hof bewezen verklaard, dat:
‘hij op tijdstippen in de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk geldbedragen (totaal 40.550,00 of daaromtrent), die geheel of ten dele toebehoorden aan Holland Casino,
en welke goederen zijn mededader telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als dealer/casinomedewerker onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
hij op tijdstippen in de periode van 01 september 2006 tot en met 19 januari 2007 te Rotterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, Holland casino telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (totaal 40.550,00 euro of daaromtrent),
hebbende zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven —listiglijk en bedrieglijk meermalen,
- —
aan de roulettetafel geen zogenaamde sweep (sein dat geen geld meer ingezet mag worden) gegeven,
en
- —
vervolgens fiches op de winnende burenprint op het speelveld van de roulettetafel geplaatst/ingezet terwijl het winnende nummer al gevallen was,
waardoor Holland Casino telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;’
2.3
Met betrekking tot de strafmotivering heeft het Hof onder meer overwogen:
‘De verdachte en zijn medeverdachte hebben zich gedurende een langere periode op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan de eendaadse samenloop van verduistering en oplichting, waarbij het hof voor de straftoemeting acht heeft geslagen op het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachte financieel nadeel voor Holland Casino teweeggebracht.()’
2.4
Van verduistering in dienstbetrekking is sprake indien een werknemer geldbedragen die hij uit hoofde van zijn functie of dienstbetrekking onder zich heeft, zich wederrechtelijk toe-eigent. Hiervan is sprake indien hij bijvoorbeeld geldbedragen aanwendt voor een geheel ander doel dan voor het doel waarvoor deze geldbedragen onder hem zijn gesteld (zie in dit verband onder meer H.R. 21 maart 1927, NJ 1927, 450, alsmede H.R. 4 november 1987, NJ 1987, 363 en H.R. 22 mei 1990, NJ 1990, 784). Zo ligt bijvoorbeeld het verschil tussen diefstal en verduistering hierin wie de feitelijke heerschappij over het voorwerp had; diefstal is niet mogelijk van voorwerpen die reeds onder de rechtsmacht en feitelijke heerschappij van de dader zijn (H.R. 24 juni 1901, W7626). Art. 322 Sr. stelt verduistering in dienstbetrekking strafbaar. Art. 321 Sr. stelt verduistering strafbaar. Het bestanddeel ‘anders dan door misdrijf onder zich had’ moet alsnog worden uitgelegd dat niet enig door de betrokkene begaan misdrijf, zoals diefstal, afpersing of oplichting, ertoe heeft geleid dat hij het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen (H.R. 13 november 2001, LJN AD4573). De verduistering in dienstbetrekking is derhalve niet te rijmen met hetgeen het Hof eveneens bewezen heeft verklaard, te weten dat verdachte tezamen en in vereniging met een medewerker van Holland Casino, Holland Casino telkens heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen. Holland Casino is immers niet bewogen tot afgifte indien de betreffende geldbedragen eveneens door de betreffende werknemer wederrechtelijk zijn toegeëigend op het moment dat hij die geldbedragen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft gehad. Het ‘toe-eigenen’ (in de zin van art. 326 Sr) is niet te rijmen met het (bewegen tot) ‘afgifte’ ex art. 326 Sr. Hier doet zich derhalve niet de situatie voor zoals bijvoorbeeld bij diefstal met geweld en afpersing, waarbij de vraag of bepaalde gedragingen ‘wegnemen’ opleveren conform art. 312 Sr, dan wel ‘afgifte’ conform artikel 317 Sr, niet steeds ondubbelzinnig valt te beantwoorden (zie in dit verband HR 2 juni 2009, NJ 2009, 281; |JN 2009, 492, m.nt. J. Silvis).
2.5
Gelet op het hierbovenstaande is het arrest derhalve niet naar behoren met redenen omkleed.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 13 januari 2011
Advocaat