HR, 01-07-2014, nr. 13/02099
ECLI:NL:HR:2014:1590, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-07-2014
- Zaaknummer
13/02099
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1590, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:652, Contrair
ECLI:NL:PHR:2014:652, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1590, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0300
Uitspraak 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen.
1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/02099
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 november 2012, nummer 21/004356-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring wat betreft het medeplegen niet uit de bewijsvoering van het Hof kan worden afgeleid.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 22 juni 2010 te Hedel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten twee gebroken ribben, en een scheurtje in een nier en gebroken oogkassen en een ingescheurde oorlel, doordat [slachtoffer] door verdachte en haar mededader meermalen opzettelijk is getrapt en met gebalde vuisten en een parasolstok is geslagen en met kracht aan zijn linker oor is getrokken."
2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Uit het dossier blijkt onder meer het volgende:
Verdachte heeft op 25 juni 2010 aangifte gedaan tegen [slachtoffer]. Zij heeft verklaard dat zij en medeverdachte op 22 juni 2010 een rustig plekje op een strandje aan de Maas hadden gezocht. Op een gegeven moment ging medeverdachte friet halen en bleef verdachte alleen achter. Zij had alleen een bikinibroekje aan. Op een gegeven moment zag zij een oudere man. Hij begon zich te ontkleden en keek veel naar haar. Zij ging op haar buik liggen. Toen zij naar de man keek, had de man een zwembroek aan. Hij zat ongeveer vier meter van haar af, terwijl het strandje verder leeg was. Toen ze daarna weer keek, zag ze dat de man zich aan het aftrekken was. Haar telefoon ging en het bleek haar vriend, verdachte, te zijn. Zij zei tegen de medeverdachte dat hij snel moest komen en dat een man zich aan het aftrekken was. Zij heeft toen opgehangen. Daarna kwam de man naar haar toe en zij voelde iets aan haar rechterheup, bil. Zij heeft toen de man met de parasolstok geslagen. Zij heeft hem twee of drie keer met de parasolstok in het gezicht geslagen. De man zei 'sorry, sorry' en deed daarna niets meer. Er viel bloed op haar witte handdoek. De man ging achteruit. Toen kwam medeverdachte er aan rennen. Hij gooide een zak friet naar het hoofd van de man en schreeuwde: "Op je knieën en excuses aanbieden." Zij weet niet meer goed wat de volgorde was. Zij was heel erg in paniek en alle stoppen waren doorgeslagen. Ze heeft die man ook nog geduwd. Op een gegeven moment zat die man weer. Zij heeft die man toen nog klappen gegeven en toen de stok weggegooid. Medeverdachte trok haar van de man af.
Medeverdachte heeft de man een duw gegeven en een trap in zijn buik, waardoor die man voorover boog en naar zijn buik greep. De man heeft de zonnebril van het hoofd van de medeverdachte geslagen. Het viel haar op dat de man bij medeverdachte wel wat terug deed en bij haar niet. Zij is haar spullen gaan opbergen. Die man bood toen geld aan. Ze werd zo laaiend dat ze weer op de man afstormde met de lege zak van de parasol. Medeverdachte hield haar toen tegen. Medeverdachte was de man aan het filmen. Zij heeft de man ook nog geraakt met haar voet. De man zat toen. Zij heeft hem geraakt op zijn rechterwang of oog. Dat was met haar linker onderbeen of enkel.
Op 26 juni 2010 heeft zij in haar verhoor bij de politie verklaard dat zij de man met de parasolstok heeft geslagen toen hij aan haar zat. Zij heeft hem ook nog geschopt met haar linkerenkel/onderbeen. Daar heeft ze nu een blauwe/gele plek van. Zij raakte die man aan de rechterkant van zijn gezicht. De eerste klap was met de parasol. Zij heeft toen gezien dat er bloed uit zijn neus kwam en uit zijn mond. Zij heeft de man twee of drie keer in zijn gezicht geslagen. Nadat ze geslagen had met de parasolstok, zag ze dat de verdachte eraan kwam rennen.
Medeverdachte gooide friet naar de man. Vervolgens sloeg de man de bril van het hoofd van de medeverdachte. Medeverdachte duwde de man op de grond. Medeverdachte heeft de man geslagen of geschopt. Toen zij aan het opruimen was, zag zij de man voorover buigen en zijn buik vast houden.
Medeverdachte heeft op 24 juni 2010 verklaard dat hij met zijn vriendin naar een strandje in Hedel was gegaan. Op een gegeven moment ging hij friet halen. Hij werd gebeld door zijn vriendin. Zij vertelde dat het niet goed ging en dat er een man was die zich zat af te trekken en die handtastelijk was geweest. Zijn vriendin klonk emotioneel en huilde. Medeverdachte zat direct vol adrenaline en is gaan rennen. Toen hij op het strandje kwam, zag hij dat een man aanstalten maakte om weg te gaan. Medeverdachte probeerde te voorkomen dat de man weg zou gaan en ging voor hem staan. De man probeerde weg te komen. Daarbij viel de zonnebril van het hoofd van de medeverdachte. Daarna is er een worsteling ontstaan tussen de man en de medeverdachte. Daarbij werd over en weer geslagen door de man en de medeverdachte. Medeverdachte heeft de man een trap gegeven in zijn maag. Hij heeft de man twee keer met zijn vuist geslagen. Medeverdachte is getraind in vechtsporten. Die man ging achterover zitten in het zand. De vriendin van de verdachte sloeg vervolgens de verdachte met de parasolstok in het gezicht. Hij zag dat er toen blauwe plekken in het gezicht van de man ontstonden en dat hij boven zijn wenkbrauw begon te bloeden. Zijn vriendin schopte de man ook nog in zijn buik en in zijn gezicht. Ook sloeg die vriendin met de stok de man ongeveer 5 keer op het lichaam.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 22 juni 2010 op het strand heeft gezeten. Hij heeft naar het water gekeken. Op een gegeven moment is hij opgestaan en is hij in de richting van zijn auto gelopen. Hij kwam een jongen tegen en zonder wat te zeggen, gaf deze jongen hem een karatetrap. De voet van de jongen raakte zijn hoofd en hij kwam ten val. Die jongen zei: 'je hebt aan mijn vriendin gezeten. Nu ga jij je excuses aanbieden'. [slachtoffer] zei dat hij niets gedaan had. Toen hij dat zei, kreeg hij weer een trap. Deze trap raakte hem in zijn rechterzij en deed hem erge pijn. De jongen zei tegen het meisje: 'het is jouw beurt, sla of trap hem maar'. Hij werd door de jongen vastgepakt. [slachtoffer] voelde dat hij door het meisje geslagen en geschopt werd. Deze klappen en schoppen deden hem erg pijn. Het meisje ging aan zijn oor hangen waardoor zijn linker oorlel scheurde. Toen het meisje sloeg en trapte, voelde hij ook dat de jongen hem trapte en sloeg. Toen [slachtoffer] op de grond zat, kreeg hij een trap tegen zijn hoofd van de jongen. Dit deed hem erg zeer.
[slachtoffer] is dezelfde avond naar het ziekenhuis gegaan. Daar heeft hij twee dagen gelegen. De artsen vertelden hem dat hij twee gebroken ribben heeft, een scheurtje in zijn linkernier, een botbreuk in zijn rechter jukbeen en drie breuken in het linker jukbeen. Aan het linkerjukbeen is hij geopereerd.
In het dossier bevindt zich een medische verklaring waaruit de verwondingen blijken.
Op woensdag 1 september 2010 sprak verbalisant met [betrokkene], die meedeelde dat haar schoonzus het een en ander had gezien, maar dat ze er niets mee te maken wilde hebben. Haar schoonzus (getrouwd met een schipper) had met een verrekijker gekeken, nadat ze een gil van een vrouw had gehoord. Zij zag een vrouw aan de overkant met iets slaan. De man had zijn broek naar beneden. Ook zag haar schoonzus een man aan komen rennen. De man die geslagen werd, staat bekend als potloodventer.
Volgens een proces-verbaal bevindingen (p. 38) kwam er op 22 juni 2010 een melding van een vechtpartij binnen. Verbalisanten liepen naar het zandstrandje. Zij zagen dat er een man en een vrouw kwamen aanlopen. De vrouw was hevig overstuur, huilde en stond hevig te beven. Zij verklaarde dat ze verkracht was en dat er een oude viezerik aan haar had gezeten. De man had aan haar bikinibroek, billen en rug gezeten. De man die erbij was zei meteen dat hij de man geschopt en geslagen had omdat de man aan zijn vriendin had gezeten. Niet veel later zagen verbalisanten een man aan komen lopen. Deze man zei dat hij [slachtoffer] heette en had diverse verwondingen, zwellingen en blauwe plekken in zijn gezicht.
Oordeel hof
Uit het bovenstaande blijkt voldoende dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever. Uit haar eigen verklaring bij de politie, die bevestiging vindt in de waarneming van de vrouw van een schipper, volgt dat verdachte de aangever met een parasolstok heeft geslagen. Uit de verklaringen van verdachte, medeverdachte en aangever blijkt bovendien dat verdachte is doorgegaan met de uitoefening van geweld tegen aangever toen haar medeverdachte al weer ter plaatse was verschenen. Uit die verklaringen blijkt bovendien dat sprake is geweest van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte, zodat zij ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door de medeverdachte is uitgeoefend.
Weliswaar heeft de verdachte later bij de rechter-commissaris en op de zitting van het hof verklaard dat zij geen geweld heeft gebruikt, maar gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen acht het hof dat niet geloofwaardig. Om die reden verwerpt het hof het namens verdachte gevoerde vrijspraakverweer."
2.2.3. Het bestreden arrest houdt voorts nog het volgende in:
"Het hof gaat ervan uit dat, zoals de verdachte steeds heeft verklaard, aangever zich inderdaad vlak bij de verdachte heeft afgetrokken en vervolgens de verdachte heeft aangeraakt. Verdachte was gerechtigd om aangever toen weg te jagen door hem met de parasolstok te slaan. Aldus is een deel van het door de verdachte aangewende geweld gerechtvaardigd geweest.
Dat geldt niet voor het geweld dat daarna door de verdachte en haar medeverdachte is uitgeoefend. Wel geldt voor dat vervolggeweld als verzachtende omstandigheid dat de verdachte als gevolg van het handelen van [slachtoffer] geëmotioneerd was."
2.3. Aan zijn oordeel dat sprake is geweest van een 'nauwe en volledige samenwerking' ten aanzien van de bewezenverklaarde zware mishandeling, heeft het Hof onder meer ten grondslag gelegd dat de verdachte ook nadat zij aangever [slachtoffer] met een parasolstok had geslagen teneinde hem weg te jagen (welk geweld door het Hof gerechtvaardigd is geacht), samen met de inmiddels verschenen medeverdachte de uitoefening van geweld tegen de aangever heeft hervat nadat eerst nog alleen de medeverdachte geweld tegen de aangever had uitgeoefend. Het Hof heeft omtrent dit gezamenlijke geweld onder meer vastgesteld dat de aangever door de medeverdachte werd vastgepakt, de medeverdachte tegen de verdachte zei "het is jouw beurt, sla of trap hem maar", de aangever vervolgens door de verdachte in het gezicht en in zijn buik werd geschopt en met een parasolstok in het gezicht en op het lichaam werd geslagen, de verdachte aan zijn oor ging hangen waardoor zijn linker oorlel scheurde en hij ondertussen ook door de medeverdachte werd geschopt en geslagen. Gelet op een en ander geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte zo bewust en nauw met haar medeverdachte heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van zware mishandeling - in de vorm en met de gevolgen zoals bewezenverklaard - niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring is dus toereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014.
Conclusie 13‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen.
Nr. 13/02099
Mr. Machielse
Zitting 13 mei 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 30 november 2012 voor medeplegen van zware mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat het bewijs voor het medeplegen tekortschiet. De steller van het middel wijst erop dat het hof het aanvankelijk door verdachte gepleegde geweld jegens aangever gerechtvaardigd heeft geacht en dat het vervolggeweld niet mede door verdachte is begaan maar door haar toenmalige vriend zonder dat er sprake was van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking met verdachte.
3.2. Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte
"op 22 juni 2010 te Hedel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten twee gebroken ribben, en een scheurtje in een nier en gebroken oogkassen en een ingescheurde oorlel, doordat [slachtoffer] door verdachte en haar mededader meermalen opzettelijk is getrapt en met gebalde vuisten en een parasolstok is geslagen en met kracht aan zijn linker oor is getrokken".
3.3. In het verkort arrest heeft het hof het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot de feiten
Uit het dossier blijkt onder meer het volgende:
Verdachte heeft op 25 juni 2010 aangifte gedaan tegen [slachtoffer]. Zij heeft verklaard dat zij en medeverdachte op 22 juni 2010 een rustig plekje op een strandje aan de Maas hadden gezocht. Op een gegeven moment ging medeverdachte friet halen en bleef verdachte alleen achter. Zij had alleen een bikinibroekje aan. Op een gegeven moment zag zij een oudere man. Hij begon zich te ontkleden en keek veel naar haar. Zij ging op haar buik liggen. Toen zij naar de man keek, had de man een zwembroek aan. Hij zat ongeveer vier meter van haar af, terwijl het strandje verder leeg was. Toen ze daarna weer keek, zag ze dat de man zich aan het aftrekken was. Haar telefoon ging en het bleek haar vriend, verdachte, te zijn. Zij zei tegen de medeverdachte dat hij snel moest komen en dat een man zich aan het aftrekken was. Zij heeft toen opgehangen. Daarna kwam de man naar haar toe en zij voelde iets aan haar rechterheup, bil. Zij heeft toen de man met de parasolstok geslagen. Zij heeft hem twee of drie keer met de parasolstok in het gezicht geslagen. De man zei 'sorry, sorry' en deed daarna niets meer. Er viel bloed op haar witte handdoek. De man ging achteruit. Toen kwam medeverdachte er aan rennen. Hij gooide een zak friet naar het hoofd van de man en schreeuwde: "Op je knieën en excuses aanbieden." Zij weet niet meer goed wat de volgorde was. Zij was heel erg in paniek en alle stoppen waren doorgeslagen. Ze heeft die man ook nog geduwd. Op een gegeven moment zat die man weer. Zij heeft die man toen nog klappen gegeven en toen de stok weggegooid. Medeverdachte trok haar van de man af.
Medeverdachte heeft de man een duw gegeven en een trap in zijn buik, waardoor die man voorover boog en naar zijn buik greep. De man heeft de zonnebril van het hoofd van de verdachte geslagen. Het viel haar op dat man bij medeverdachte wel wat terug deed en bij haar niet. Zij is haar spullen gaan opbergen. Die man bood toen geld aan. Ze werd zo laaiend dat ze weer op de man afstormde met de lege zak van de parasol. Medeverdachte hield haar toen tegen. Medeverdachte was de man aan het filmen. Zij heeft de man ook nog geraakt met haar voet. De man zat toen. Zij heeft hem geraakt op zijn rechterwang of oog. Dat was met haar linker onderbeen of enkel.
Op 26 juni 2010 heeft zij in haar verhoor bij de politie verklaard dat zij de man met de parasolstok heeft geslagen toen hij aan haar zat. Zij heeft hem ook nog geschopt met haar linkerenkel/onderbeen. Daar heeft ze nu een blauwe/gele plek van. Zij raakte die man aan de rechterkant van zijn gezicht. De eerste klap was met de parasol. Zij heeft toen gezien dat er bloed uit zijn neus kwam en uit zijn mond. Zij heeft de man twee of drie keer in zijn gezicht geslagen. Nadat ze geslagen had met de parasolstok, zag ze dat de verdachte eraan kwam rennen.
Medeverdachte gooide friet naar de man. Vervolgens sloeg de man de bril van het hoofd van de medeverdachte. Medeverdachte duwde de man op de grond. Medeverdachte heeft de man geslagen of geschopt. Toen zij aan het opruimen was, zag zij de man voorover buigen en zijn buik vast houden.
Medeverdachte heeft op 24 juni 2010 verklaard dat hij met zijn vriendin naar een strandje in Hedel was gegaan. Op een gegeven moment ging hij friet halen. Hij werd gebeld door zijn vriendin. Zij vertelde dat het niet goed ging en dat er een man was die zich zat af te trekken en die handtastelijk was geweest. Zijiii vriendin klonk emotioneel en huilde. Medeverdachte zat direct vol adrenaline en is gaan rennen. Toen hij op het strandje kwam, zag hij dat een man aanstalten maakte om weg te gaan. Medeverdachte probeerde te voorkomen dat de man weg zou gaan en ging voor hem staan. De man probeerde weg te komen. Daarbij viel de zonnebril van het hoofd van de medeverdachte. Daarna is er een worsteling ontstaan tussen de man en de medeverdachte. Daarbij werd over en weer geslagen door de man en de medeverdachte. Medeverdachte heeft de man een trap gegeven in zijn maag. Hij heeft de man twee keer met zijn vuist geslagen. Medeverdachte is getraind in vechtsporten. Die man ging achterover zitten in het zand. De vriendin van de verdachte sloeg vervolgens de verdachte met de parasolstok in hét gezicht. Hij zag dat er toen blauwe plekken in het gezicht van de man ontstonden en dat hij boven zijn wenkbrauw begon te bloeden. Zijn vriendin schopte de man ook nog in zijn buik en in zijn gezicht. Ook sloeg die vriendin met de stok de man ongeveer 5 keer op het lichaam.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 22 juni 2010 op het strand heeft gezeten. Hij heeft naar het water gekeken. Op een gegeven moment is hij opgestaan en is hij in de richting van zijn auto gelopen. Hij kwam een jongen tegen en zonder wat te zeggen, gaf deze jongen hem een karatetrap. De voet van de jongen raakte zijn hoofd en hij kwam ten val. Die jongen zei: 'je hebt aan mijn vriendin gezeten. Nu ga jij je excuses aanbieden'. [slachtoffer] zei dat hij niets gedaan had. Toen hij dat zei, kreeg hij weer een trap. Deze trap raakte hem in zijn rechterzij en deed hem erge pijn. De jongen zei tegen het meisje: 'het is jouw beurt, sla of trap hem maar'. Hij werd door de jongen vastgepakt. [slachtoffer] voelde dat hij door het meisje geslagen en geschopt werd. Deze klappen en schoppen deden hem erg pijn. Het meisje ging aan zijn oor hangen waardoor zijn linker oorlel scheurde. Toen het meisje sloeg en trapte, voelde hij ook dat de jongen hem trapte en sloeg. Toen [slachtoffer] op de grond zat, kreeg hij een trap tegen zijn hoofd van de jongen. Dit deed hem erg zeer.
[slachtoffer] is dezelfde avond naar het ziekenhuis gegaan. Daar heeft hij twee dagen gelegen. De artsen vertelden hem dat hij twee gebroken ribben heeft, een scheurtje in zijn linkernier, een botbreuk in zijn rechter jukbeen en drie breuken in het linker jukbeen. Aan het linkerjukbeen is hij geopereerd.
In het dossier bevindt zich een medische verklaring waaruit de verwondingen blijken.
Op woensdag 1 september 2010 sprak verbalisant met [betrokkene], die meedeelde dat haar schoonzus het een en ander had gezien, maar dat ze er niets mee te maken wilde hebben. Haar schoonzus (getrouwd met een schipper) had met een verrekijker gekeken, nadat ze een gil van een vrouw had gehoord. Zij zag een vrouw aan de overkant met iets staan. De man had zijn broek naar beneden. Ook zag haar schoonzus een man aan komen rennen. De man die geslagen werd, staat bekend als potloodventer.
Volgens een proces-verbaal bevindingen (p. 38) kwam er op 22 juni 2010 een melding van een vechtpartij binnen. Verbalisanten liepen naar het zandstrandje. Zij zagen dat er een man en een vrouw kwamen aanlopen. De vrouw was hevig overstuur, huilde en stond hevig te beven. Zij verklaarde dat ze verkracht was en dat er een oude viezerik aan haar had gezeten. De man had aan haar bikinibroek, billen en rug gezeten. De man die erbij was zei meteen dat hij de man geschopt en geslagen had omdat de man aan zijn vriendin had gezeten. Niet veel later zagen verbalisanten een man aan komen lopen. Deze man zei dat hij [slachtoffer] heette en had diverse verwondingen, zwellingen en blauwe plekken in zijn gezicht.
Oordeel hof
Uit het bovenstaande blijkt voldoende dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever. Uit haar eigen verklaring bij de politie, die bevestiging vindt in de waarneming van een de vrouw van een schipper, volgt dat verdachte de aangever met een parasolstok heeft geslagen. Uit de verklaringen van verdachte, medeverdachte en aangever blijkt bovendien dat verdachte is doorgegaan met de uitoefening van geweld tegen aangever toen haar medeverdachte al weer ter plaatse was verschenen. Uit die verklaringen blijkt bovendien dat sprake is geweest van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte, zodat zij ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door de medeverdachte is uitgeoefend.
Weliswaar heeft de verdachte later bij de rechter-commissaris en op de zitting van het hof verklaard dat zij geen geweld heeft gebruikt, maar gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen acht het hof dat niet geloofwaardig. Om die reden verwerpt het hof het namens verdachte gevoerde vrijspraakverweer."
Dit zijn ook de bewijsmiddelen die het hof in de aanvulling van het verkort arrest heeft opgenomen.
3.4. In de motivering van de strafoplegging heeft het hof het volgende overwogen:
"Het hof gaat ervan uit dat, zoals de verdachte steeds heeft verklaard, aangever zich inderdaad vlak bij de verdachte heeft afgetrokken en vervolgens de verdachte heeft aangeraakt. Verdachte was gerechtigd om aangever toen weg te jagen door hem met de parasolstok te slaan. Aldus is een deel van het door de verdachte aangewende geweld gerechtvaardigd geweest.
Dat geldt niet voor het geweld dat daarna door de verdachte en haar medeverdachte is uitgeoefend. Wel geldt voor dat vervolggeweld als verzachtende omstandigheid dat de verdachte als gevolg van het handelen van [slachtoffer] geëmotioneerd was."
3.5. De advocaat van verdachte heeft in hoger beroep gepleit zonder pleitnota. Uit hetgeen in het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof als pleidooi is opgetekend blijkt niet, hetgeen toch voor de hand had gelegen, dat de advocaat een beroep heeft gedaan op noodweer(exces), zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd. Het hof heeft evenwel vastgesteld dat verdachte de man die haar seksueel aanrandde mocht slaan met een parasolstok. Het geweld dat nadien werd uitgeoefend was niet meer gerechtvaardigd, maar verdachte was wel als gevolg van de aanranding door [slachtoffer] geëmotioneerd.
3.6. In de schriftuur worden de door het hof gebezigde bewijsmiddelen besproken en wordt erop gewezen dat onduidelijk is of het door [slachtoffer] opgelopen letsel het gevolg is geweest van het rechtmatige door verdachte slaan met de parasolstok. Deze slagen met de parasolstok zijn toegebracht terwijl de medeverdachte nog niet aanwezig was. Van medeplegen was toen dus nog geen sprake. Het hof heeft wel dit onderdeel van de verklaring van verdachte onder bewijsmiddel 1 opgenomen, zodat moet worden aangenomen dat dit onderdeel van die verklaring volgens het hof redengevend is voor het bewijs. In bewijsmiddel 2 verklaart verdachte nader over het geweld dat zij tegen [slachtoffer] heeft gebruikt voordat haar vriend was teruggekeerd. Zij zegt daar dat zij de ander ook nog heeft geschopt en dat ze hem raakte aan de rechterkant van zijn gezicht. De eerste klap was met de parasol. Zij heeft toen gezien dat er bloed uit zijn neus kwam en uit zijn mond. Ze heeft de man twee of drie keer in zijn gezicht geslagen. Ook dit geweld is dus uitgeoefend zonder dat de vriend van verdachte daarbij betrokken was. In bewijsmiddel 3 heeft de medeverdachte gezegd dat hij telefonisch is gealarmeerd door verdachte en dat hij toen is terug gerend. De medeverdachte heeft geprobeerd te voorkomen dat de man weg zou gaan en daarbij ontstond een worsteling. De medeverdachte heeft de man een trap gegeven in zijn maag en heeft hem twee keer met zijn vuist geslagen. De medeverdachte is getraind in vechtsporten. Vervolgens heeft verdachte nog geslagen met de parasolstok op gezicht en lichaam. Zij heeft [slachtoffer] ook nog geschopt in zijn buik en zijn gezicht. [slachtoffer] zelf heeft in bewijsmiddel 4 verklaard dat hij in de richting van zijn auto liep en dat toen de medeverdachte er aan kwam en hem een karatetrap gaf tegen zijn hoofd gaf, waardoor hij ten val kwam. Daarna kreeg hij weer een trap in zijn rechterzij, wat hem erg pijn deed. Vervolgens moest het meisje van de jongen hem ook aanpakken en dat heeft zij gedaan. Zij ging onder meer aan zijn oor hangen waardoor zijn linker oorlel scheurde. Ook uit deze verklaring blijkt dat een deel van het geweld is gepleegd door de medeverdachte toen deze [slachtoffer], die zich al had verwijderd van het strandje, tegenkwam, zonder dat verdachte daarbij betrokken is geweest.
3.7. Aldus heeft het hof vastgesteld dat verdachte als eerste, zonder haar vriend erbij, geweld tegen haar aanrander heeft gebruikt, welk geweld volgens het hof gerechtvaardigd was. Vervolgens heeft haar vriend die de aanrander tegen het lijf liep, deze geschopt en geslagen zonder enige bemoeienis van verdachte. Daarna hebben zij samen nog geweld gebruikt, waarbij het hof heeft overwogen dat dát optreden van verdachte veroorzaakt is door hevige emotie.
3.8. De schriftuur wijst mijns inziens terecht op de onvolkomenheden in de bewijsvoering. In de eerste plaats veroordeelt het hof verdachte kennelijk voor geweld dat in de ogen van het hof zelf gerechtvaardigd was. In de tweede plaats is niet duidelijk welke gevolgen dit gerechtvaardigde geweld heeft gehad. De vraag is immers of de bewezenverklaarde gevolgen niet geheel of gedeeltelijk door dit gerechtvaardigde geweld zijn teweeggebracht. Dit eerste geweld is door verdachte alleen gebruikt. Vervolgens gebruikt de vriend van verdachte geweld tegen [slachtoffer], maar zonder dat het hof heeft vastgesteld dat verdachte daarbij op enigerlei wijze betrokken was. Het bewijs voor het medeplegen is tot dan toe ontoereikend. Daarna is er wel sprake van een gezamenlijk optreden, maar welke gevolgen door dat optreden zijn veroorzaakt heeft het hof niet vastgesteld.
Het middel wijst in essentie op deze gebreken en is naar mijn mening terecht voorgesteld.
4. Het middel slaagt. Ambtshalve wijs ik erop dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij deels heeft toegewezen en wel tot een bedrag van € 3030, dat de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, maar dat het hof de vordering van de benadeelde partij, in strijd met artikel 421 Sv, tot een bedrag van € 3044,11 heeft toegewezen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden