RvdW 2021/314:Opzettelijk onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting ten name van anderen (meermalen gepleegd), art. 69 AWR. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2020/157, m.nt. De Bont, o.m. inhoudende dat een aangifte uitsluitend kan worden aangemerkt als ‘bij belastingwet voorziene aangifte’ indien die aangifte is gedaan door degene op wiens belasting- of betalingsplicht die aangifte betrekking heeft of door degene die uit hoofde van art. 42 tot en met 44 AWR als vertegenwoordiger van de belasting- of betalingsplichtige kan optreden. Gelet hierop getuigt het oordeel van het hof dat verdachte — die onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan voor de in de bewezenverklaring genoemde belastingplichtige personen — kan worden aangemerkt als ‘degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doet’ a.b.i. art. 69 lid 2 AWR van een onjuiste rechtsopvatting. Volgt vernietiging en terugwijzing.