Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada
Artikel VI Regels met betrekking tot de dekking
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2004
- Bronpublicatie:
27-06-2001, Trb. 2001, 127 (uitgifte: 03-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-08-2004, Trb. 2004, 209 (uitgifte: 30-08-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Onder voorbehoud van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel:
- a.
is op een werknemer die op het grondgebied van een Partij werkt met betrekking tot die werkzaamheden uitsluitend de wetgeving van die Partij van toepassing; en
- b.
is op een zelfstandige die op het grondgebied van de ene Partij zijn normale woonplaats heeft en op het grondgebied van de andere Partij of op het grondgebied van beide Partijen werkt, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend de wetgeving van de eerste Partij van toepassing.
2
a.
Op een werknemer die verzekerd is krachtens de wetgeving van de ene Partij en die door zijn werkgever is aangewezen voor hem werkzaamheden te verrichten op het grondgebied van de andere Partij, is met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend de wetgeving van de eerste Partij van toepassing alsof die werkzaamheden op het grondgebied van deze Partij werden verricht, mits de duur van de bedoelde tewerkstelling niet meer dan zestig maanden bedraagt en de betrokkene op het grondgebied van de andere Partij niet tevens in dienst is van een andere aldaar gevestigde werkgever.
b.
Voor de toepassing van het gestelde in dit lid, onder a, zal, met betrekking tot een persoon die op de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag reeds werkzaamheden verricht op het grondgebied van de andere Partij en onderworpen is aan de wetgeving van de eerste Partij op grond van artikel VI(2) van het voorgaande Verdrag, de periode van zestig maanden geacht worden betrekking te hebben op de totale periode waarover een persoon op het grondgebied van de andere Partij onderworpen mag blijven aan de wetgeving van de eerste Partij, met inbegrip van de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Verdrag die reeds vervuld is op basis van artikel VI(2) van het voorgaande Verdrag.
3.
Op degene die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent als lid van de bemanning van een zeeschip of" luchtvaartuig is, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend van toepassing de wetgeving van de Partij op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming is gevestigd. Echter, indien de betreffende persoon gewoonlijk woont op het grondgebied van de andere Partij, en als de werkgever een vestiging heeft op het grondgebied van die Partij, zal die persoon uitsluitend onderworpen zijn aan de wetgeving van die andere Partij.
4
a.
Op degene die op het grondgebied van de ene Partij zijn beroepswerkzaamheden uitoefent in overheidsdienst van de andere Partij, is, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend van toepassing de wetgeving van eerstbedoelde Partij indien hij een onderdaan is van deze Partij of op het grondgebied van deze Partij zijn normale woonplaats heeft.
b.
Op de onderdanen van een Partij die in dienst zijn van de overheid van die Partij en die te werk worden gesteld op het grondgebied van de andere Partij blijven, met betrekking tot die beroepswerkzaamheden, uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van de eerste Partij.
c.
Wanneer op een onder a bedoelde persoon de wetgeving van de eerste Partij van toepassing is, neemt de betrokken werkgever de verplichtingen welke die wetgeving aan werkgevers oplegt in acht.
5.
De bevoegde autoriteiten van beide Partijen kunnen, in onderlinge overeenstemming, met betrekking tot bepaalde personen of groepen van personen, wijzigingen aanbrengen in de toepassing van de bepalingen van dit artikel.