RF 2018/97
Renteswap. Wanneer moet in renteswapzaken een bank worden geacht te hebben voldaan aan de mededelingsplicht van artikel 6:228 lid 1, onderdeel b, BW (en slaagt dus een beroep op dwaling niet)? (Eiser/Rabobank)
Rb. Amsterdam 19-09-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6686
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19 september 2018
- Magistraten
Mr. A.H.E. van der Pol
- Zaaknummer
C/13/617377 / HA ZA 16-1066
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS929897:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:2018:6686, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑09‑2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:3674, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 30‑05‑2018
Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 26‑04‑2017
- Wetingang
Art. 6:228, 7:401 BW
Essentie
Renteswap. Dwaling. Prejudiciële vragen.
Wanneer moet in renteswapzaken een bank worden geacht te hebben voldaan aan de mededelingsplicht van artikel 6:228 lid 1, onderdeel b, BW (en slaagt dus een beroep op dwaling niet)? Kan met vrucht een beroep op dwaling worden gedaan indien de risico’s zich niet verwezenlijken en dus het aangaan van de overeenkomst voor de dwalende geen nadelig gevolg heeft? Kan met vrucht een beroep op dwaling worden gedaan als de productkenmerken waarover zou zijn gedwaald ten tijde van het afsluiten van de renteswap niet aan de orde zijn geweest of geen rol hebben gespeeld bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.