Hof Den Haag, 18-06-2014, nr. 200.139.123/01
ECLI:NL:GHDHA:2014:2677
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-06-2014
- Zaaknummer
200.139.123/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:2677, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑06‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2744, Bekrachtiging/bevestiging
Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2013:BY8282
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Verzoek tot vaststelling Nederlanderschap na verwijzing HR. Is verzoeker rechtsgeldig door Nederlandse erkenner erkend? Niet is komen vast te staan dat verzoeker naar Ghanees recht ten tijde van de erkenning niet reeds een juridische vader had. Geen rechtsgeldige erkenning. Afwijzing verzoek.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 18 juni 2014
Zaaknummer : 200.139.123/01
Rekestnummer rechtbank : HA RK 07-505
Zaaknummer rechtbank : 287170
Zaaknummer Hoge Raad : 12-02336 TT/MD
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker na verwijzing door de Hoge Raad,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. S.S. Jangali te Amsterdam,
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
verweerder na verwijzing door de Hoge Raad,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. M.M. van Asperen te Den Haag.
PROCESVERLOOP EN VASTSTAANDE FEITEN
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 5 april 2013 de beschikking van 9 februari 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage vernietigd, waarna het geding ter verdere behandeling en beslissing is verwezen naar dit hof.
Op 24 oktober 2013 heeft de advocaat van verzoeker voormelde beschikking van de Hoge Raad overgelegd alsmede het hof verzocht een datum te bepalen voor een mondelinge behandeling.
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van verzoeker:
- -
op 4 november 2013 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage;
- -
op 18 december 2013 een brief van 16 december 2013 met bijlagen;
- -
op 10 maart 2014 een V-formulier van 7 maart 2014 met bijlagen;
- -
op 12 maart 2014 twee faxberichten van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de Staat:
- op 3 maart 2014 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 12 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat en mevrouw [X] (tolk in de Engelse taal), en een medewerker van het kantoor van mr. Jangali.
de advocaat van de Staat en de heer[Y] (seniormedewerker bij de IND, afdeling nationaliteit).
De advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
VASTSTAANDE FEITEN
Het hof verwijst naar de bestreden beschikking van 9 februari 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij die beschikking is het verzoek van verzoeker, inhoudende op de voet van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit, afgewezen.
Onder meer kan van het volgende worden uitgegaan:
- -
volgens een (geverifieerde en gelegaliseerde) akte van 2 november 2006 is op 19 december 1985 onder nummer 83 in het geboorteregister van Kenyasi (Ghana) geregistreerd dat verzoeker op [geboortedatum] 1985 in Esther Maternity Home Kenyasi is geboren als zoon van [betrokkene 1](verder: [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] (verder: de moeder);
- -
de moeder en [betrokkene 1] zijn niet gehuwd (geweest);
- -
op 6 mei 2002 is in Nederland een notariële akte van erkenning opgemaakt waaruit blijkt dat [betrokkene 3] (hierna:[betrokkene 3]), van Nederlandse nationaliteit, heeft verklaard verzoeker te erkennen zodat tussen hem en verzoeker familierechtelijke betrekkingen ontstaan. De moeder heeft toestemming tot de erkenning verleend. Verzoeker heeft schriftelijk verklaard toestemming te geven voor de erkenning. Bij de erkenning had de notaris de beschikking over een - (zoals toentertijd wel was vereist) niet gelegaliseerd - afschrift van een geboorteakte, op 18 september 1987 onder nummer 216 geregistreerd te Goaso (Ghana) en afgegeven op 27 november 2001. In deze is geen naam van een vader van verzoeker vermeld;
- -
op 29 december 2008 is de hiervoor genoemde notariële akte van erkenning gerectificeerd, waarbij de notaris heeft verklaard dat niet Goaso maar Kenyasi de juiste plaatsnaam van het geboorteregister van verzoeker is;
- -
bij besluit van 12 oktober 2009 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amsterdam het verzoek van[betrokkene 3] tot inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de geboorteakte en de akte van erkenning van verzoeker afgewezen;
- -
op 6 november 2009 zijn verzoeker en[betrokkene 3] in het kader van een onderzoek naar een eventuele schijnerkenning gehoord door twee medewerkers van de gemeente Amsterdam, Dienst Persoons- en Geo-informatie. Bij brief van 18 januari 2010 is namens deze dienst aan de advocaat van verzoeker bericht dat na overleg met de officier van justitie is besloten om geen verzoek bij de rechtbank in te dienen tot vernietiging van de erkenningsakte.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP NA VERWIJZING DOOR DE HOGE RAAD
1.
Aan de rechtbank heeft verzoeker bij verzoekschrift d.d. 9 mei 2007 verzocht vaststelling van het Nederlanderschap. Hij heeft daartoe gesteld dat hij op 6 mei 2002 rechtsgeldig is erkend door[betrokkene 3], waardoor hij in het bezit is gekomen van de Nederlandse nationaliteit.
2.
De Staat stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen, aangezien:
- a.
verzoeker ten tijde van de erkenning al een juridische vader had waardoor er geen sprake is van een rechtsgeldige erkenning;
- b.
twijfel bestaat over de identiteit en afstamming van verzoeker zodat hij om die reden niet kon worden erkend.
3.
De rechtbank heeft bij voormelde beschikking van 9 februari 2012 als volgt overwogen:
“Uitgangspunt is, gelet ook op de uitspraak van de familiekamer van deze rechtbank van 10 maart 2008 (LJN: BC6198), dat tussen een vader en zijn (biologische) kind naar Ghanees recht bij de geboorte van het kind een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. [betrokkene 1] staat op de hiervoor vermelde geboorteakte (nummer 83) als vader vermeld. In Ghana registreert de ambtenaar van de burgerlijke stand evenwel slechts wat hem door de aangever wordt medegedeeld. De in de geboorteakte op te nemen gegevens worden door hem niet op juistheid gecontroleerd. De omstandigheid dat een man in de geboorteakte als vader van het kind staat vermeld, kan naar Ghanees recht niet gelden als (volledig) bewijs voor de (on)wettigheid van het kind en wordt niet op zichzelf aangemerkt als een vorm van (juridische) erkenning van het vaderschap van het kind. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] in de geboorteakte als vader van verzoeker is vermeld, is derhalve niet voldoende om aan te nemen dat hij naar Ghanees recht als de juridische vader van verzoeker kan worden aangemerkt. De rechtbank acht van doorslaggevend belang dat [betrokkene 1] door verzoeker zelf als zijn biologische vader wordt beschouwd. Verzoeker heeft immers tijdens de hoorzitting van 6 november 2009 in antwoord op de vraag of hij [betrokkene 1] kent en weet wie die persoon is, verklaard dat hij “zijn vader” niet kent en dat hij in Ghana is verzorgd door zijn oom. In de onderhavige procedure is de afstamming ter zitting bevestigd met de mededeling van mr. Jangali dat verzoeker door zijn moeder is vernoemd naar zijn biologische vader. De moeder is zelf in de geboorteakte als informant genoemd. De rechtbank neemt daarom aan dat [betrokkene 1] de biologische vader is van verzoeker. Verzoeker draagt zijn geslachtsnaam dus niet ten onrechte, ongeacht of in Ghana een naamgevingsceremonie heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van verzoeker, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat in Ghana geen familiebetrekking is ontstaan.”
4.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen op de grond dat hij naar Ghanees recht al een juridische vader had op de datum van erkenning (6 mei 2002), zodat[betrokkene 3] in Nederland niet rechtsgeldig kon overgaan tot erkenning van verzoeker.
5.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank bij beschikking van 5 april 2013 vernietigd en daartoe als volgt overwogen:
“De rechtbank heeft [...] tot uitgangspunt genomen dat naar Ghanees recht tussen een vader en zijn (biologisch) kind bij de geboorte een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. De rechtbank heeft dit uitgangspunt kennelijk (mede) afgeleid uit haar eerdere uitspraak van 10 maart 2008 (LJN BC6198). Het middel klaagt terecht dat het door de rechtbank aangenomen uitgangspunt niet volgt uit die eerdere uitspraak en evenmin steun vindt in het debat van partijen in de onderhavige zaak.
Nu de rechtbank niet nader heeft uiteengezet op welke gronden haar uitgangspunt steunt, heeft zij haar oordeel dat het enkele biologische vaderschap naar Ghanees recht familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan, onvoldoende gemotiveerd. Derhalve kon de rechtbank zonder nadere motivering evenmin doorslaggevend gewicht toekennen aan omstandigheden die erop wijzen dat [betrokkene 1] de biologische vader van verzoeker is.
Het middel klaagt dan ook terecht dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank aan het oordeel dat [betrokkene 1] de biologische vader is, de conclusie verbindt dat verzoeker naar Ghanees recht al vóór de erkenning door[betrokkene 3] een juridische vader had.”
6.
De vraag die thans moet worden beantwoord is of verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen omdat hij op 6 mei 2002 door[betrokkene 3] rechtsgeldig is erkend. Alleen indien verzoeker rechtsgeldig door[betrokkene 3] is erkend, kan zijn verzoek om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit, worden toegewezen. De rechtsgeldige erkenning ligt immers ten grondslag aan het verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap.
7.
Dat erkenning van verzoeker heeft plaatsgevonden op basis van de - niet gelegaliseerde - geboorteakte met registratiedatum 18 september 1987 en nummer 216 staat, zoals overwogen, vast. Tevens staat vast dat de akte van erkenning vervolgens op 29 december 2008 is gerectificeerd waarbij gebruik is gemaakt van de geboorteakte van verzoeker met registratiedatum 19 december 1985 en nummer 83. De rechtbank is er in de beschikking vanuit gegaan dat deze geboorteregistratie rechtsgeldig is. Nu daarover in cassatie niet is geklaagd, staat deze beslissing vast en moet er vanuit worden gegaan dat verzoeker primo facto op basis van deze akte kon worden erkend.
8.
Voor de beoordeling van de vraag of erkenning rechtsgeldig plaats heeft gevonden, dient te worden beoordeeld of verzoeker zoals hij stelt voldeed aan de wettelijke vereisten voor erkenning in die zin dat hij nog geen juridische vader had op het moment van erkenning door[betrokkene 3]. Erkenning kan immers alleen dan rechtsgeldig plaatsvinden als niet reeds tussen de biologische vader en verzoeker een juridische afstammingsrelatie bestond.
9.
Niet in geschil is dat het antwoord op de vraag of de biologische vader van verzoeker kan worden aangemerkt als zijn juridische vader wordt bepaald door het recht van Ghana, zijnde de staat waarvan verzoeker de nationaliteit heeft.
10.
De vaststelling van het juridisch vaderschap in Ghana is geregeld in de artikelen 9 en 10 van de ‘Maintenance of Children Decree 1977’, in werking getreden op 1 maart 1978. Van belang zijn in dit verband de naar Ghanees recht relevante feiten en omstandigheden. In navolging van de beschikking van 10 maart 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage worden als relevante feiten en omstandigheden naar Ghanees recht beschouwd:
- a.
de vraag of een naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden;
- b.
vermelding van de naam van de vader op de geboorteakte;
- c.
het verzorgen en onderhouden van het kind;
- d.
een verklaring van de moeder over het vaderschap van de man.
11.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de erkenning van verzoeker rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, aangezien niet is komen vast te staan dat verzoeker naar Ghanees recht ten tijde van de erkenning niet reeds een juridische vader had. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker een biologische vader heeft. De notaris heeft bij opmaking van de akte van erkenning gebruik gemaakt van een - (hetgeen toen wel was vereist) niet-gelegaliseerde - geboorteakte waarop een naam van een vader van verzoeker niet is vermeld, zulks terwijl zowel op de voor de rectificatie gebruikte akte als op de twee overige voorhanden zijnde aktes met zoveel woorden [betrokkene 1] als vader wordt vermeld.
12.
Nog daargelaten de vraag of de notaris ook tot afgifte van een akte van erkenning zou zijn overgegaan op basis van een geboorte uittreksel met de vermelding van [betrokkene 1] als vader, zijn er voldoende aanwijzingen dat [betrokkene 1] ten opzichte van verzoeker meer is dan louter en alleen zijn biologische vader. Zo draagt verzoeker de achternaam van [betrokkene 1] en beschouwt hij hem blijkens de op dat punt in cassatie niet bestreden r.o. 4.4 van de rechtbank als “zijn vader”. Ook na de erkenning door[betrokkene 3] is verzoeker de achternaam [betrokkene 1] blijven gebruiken. Voorts verklaart niet alleen de moeder dat [betrokkene 1] de vader van verzoeker is, maar vermeldt ook de grootvader moederszijde van verzoeker in zijn (bij de akte van erkenning van 6 mei 2002 gevoegde) verklaring van 19 november 1992 als kinderen van zijn dochter onder meer ‘[dochter] [achternaam betrokkene 1] (Female) Born 1987’ en ‘[verzoeker] [achternaam betrokkene 1] (Male) Born 1985’. Naar het oordeel van het hof zijn deze feiten en omstandigheden naar Ghanees recht aanwijzingen voor het bestaan van een juridische afstammingsrelatie en heeft verzoeker voor het overige niet aannemelijk gemaakt dat er geen familierechtelijke betrekking bestaat tussen hem en [betrokkene 1] die kan worden gelijk gesteld met de familierechtelijke betrekking als gevolg van een erkenning naar Nederlands recht. De enkele mededeling van verzoeker dat er in Ghana geen naamgevingsceremonie heeft plaatsgevonden en [betrokkene 1] hem niet heeft onderhouden en verzorgd, maakt dit niet anders. Volgens Ghanees recht is erkenning immers op verschillende manieren mogelijk en kan deze op informele wijze plaatsvinden.
13.
Nu gelet op het vorenstaande niet is vast komen te staan dat verzoeker ten tijde van het opstellen van de notariële akte aan de voorwaarden voldeed om rechtsgeldig erkend te worden, is de erkenning nietig en dient de beschikking van 9 februari 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Sutorius-van Hees en Sierksma, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2014.